Report meeting Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Report
De heer Van Esbroeck heeft het woord.
Einde maart 2016 stelde u samen met minister van Toerisme Weyts het nieuwe horecabeleidsplan voor. Het plan moet de administratieve en energiekosten voor de sector verminderen en daarnaast een Vlaamse culinaire identiteit internationaal in de kijker plaatsen. Om dit op te volgen, is er een taskforce 'horeca' opgericht. Die zal een tweejaarlijks rapport uitbrengen. In de beleidsbrief Toerisme verklaarde minister Weyts dat hij de knelpunten van de sector in beeld had gebracht en acties had geformuleerd.
Het plan dat u nu voorstelt, bevat een overzicht van de lopende en van de nieuwe initiatieven van de Vlaamse overheid. Dat gaat onder meer over het versterken van starters, thematisch overleg met de lokale besturen en het voeren van een breed beleid binnen Toerisme Vlaanderen met projecten als Flanders Food Faculty, Jong Keukengeweld en met speciale aandacht voor kindvriendelijkheid in de sector. De sectorfederatie Horeca Vlaanderen ziet het ambitieuze beleidsplan als een startpunt en noemt de oprichting van de taskforce zelfs een van de belangrijkste beslissingen van dit plan.
Minister, in het horecabeleidsplan zegt u dat er vanuit VDAB verder wordt geïnvesteerd in het aanbieden van specifieke en vacaturegerichte horeca-beroepsopleidingen om de competenties van onder meer laaggeschoolden te versterken en duurzame tewerkstelling te verhogen. Ziet u mogelijkheden voor kansengroepen zoals personen met een migratieachtergrond en 50-plussers om een loopbaan uit te bouwen in de horeca? De combinatie arbeid-gezin voor personen die in de horeca werken, is niet altijd eenvoudig. Is er ruimte om binnen dit horecaplan hiervoor een initiatief te nemen? Ik denk bijvoorbeeld aan kinderopvang.
Daarnaast vermeldt het plan dat de opstart van het dienstverleningsplatform Xenia financieel wordt ondersteund. Op welke manier zal deze financiering worden opgezet? Hoe ziet het nieuwe businessmodel eruit dat hiermee wordt ondersteund? Wat is de meerwaarde hiervan voor de sector op lange termijn?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Van Esbroeck, ik ben blij dat u opnieuw de aandacht vestigt op wat we doen met het horecaplan en ook op het belang daarvan. Ik wil u enkele cijfers geven over de diversiteit die in de tewerkstelling in de horecasector vandaag wordt bereikt. Dat is wat verschillend tegenover andere sectoren. Uit een studie van Guidea, het kenniscentrum van de horecasector, blijkt dat het aandeel laaggeschoolde werknemers in de sector 26 procent bedraagt ten opzichte van 18 procent gemiddeld. Met de laaggeschoolden scoren ze dus 8 procent hoger.
Bijna 35 procent van de werknemers in de sector is van allochtone herkomst ten opzichte van 14 procent gemiddeld. Bijna 21 procent is 50-plusser ten opzichte van 27 procent gemiddeld. Het aandeel van de 60-plusser ligt hoger dan gemiddeld, met 5 procent ten opzichte van 3 procent. Daaruit valt op te maken dat de horecasector aan bepaalde doelgroepen duidelijk meer werkgelegenheidskansen geeft dan aan andere. De horecasector heeft procentueel het hoogste aantal jongeren: 20 procent is jonger dan 25 jaar ten opzichte van 8 procent gemiddeld. Daaruit blijkt dat de horeca een grote openheid vertoont naar bepaalde segmenten van de arbeidsmarkt.
Het horecabeleidsplan heeft onder meer als doelstelling de positie van de horecasector op de arbeidsmarkt te versterken. De maatregelen zijn gericht op competentieontwikkeling van werkzoekenden, wat kansen zou moeten bieden aan bepaalde groepen die het vandaag moeilijker hebben op de arbeidsmarkt en waarvoor blijkbaar openheid is in de horecasector. Dit zal hun tewerkstelling in de sector nog bijkomend kunnen bevorderen. Ik zie dan ook zeker mogelijkheden voor kansengroepen om een loopbaan in de horecasector uit te bouwen.
Ik bespreek graag enkele maatregelen die we hebben genomen. Vooreerst zet de VDAB sterk in op de horecaopleidingen. De diversiteit zien we hier ook in terug. In de 976 opleidingen die in 2015 eindigden, was 52 procent van de cursisten laaggeschoold, was 45 procent allochtoon, 8 procent 50-plusser en 25 procent jonger dan 26 jaar. In die opleidingen scoren die doelgroepen zeer hoog.
Via het stelsel tijdelijke werkervaring kunnen personen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt worden ingezet in de horecasector. De horecasector moet hierin een partner zijn. Ook heeft de sector een vrij jong werknemersprofiel. Samen met minister Crevits zet ik het nieuwe stelsel duaal leren in de markt. Dat start op 1 september 2016. Een van de proefprojecten waar we mee starten, is de Hotel- en Toerismeschool Spermalie in Brugge. Dat schept weer kansen voor de sector.
Verder komen we met het doelgroepenbeleid tegemoet aan de hoge loonkost. In de horeca zullen ongeveer vijf keer zoveel laag- en middelgeschoolde jongeren in aanmerking komen voor een loonkostenverlaging. Daarmee helpen we de sector heel duidelijk. Daarnaast komen ook 8184 oudere werknemers in aanmerking voor de doelgroepkorting.
Ten slotte wil ik binnen de horecasector het gebruik van de individuele beroepsopleiding (IBO) verder stimuleren. Op dit moment is de horecasector de derde grootste sector die een beroep doet op IBO als opleidingsvorm, en dit aantal neemt elk jaar gestaag toe. Bovendien maakt de horecasector, in vergelijking met andere sectoren, veel meer gebruik van IBO voor kansengroepen.
Van de cursisten die een IBO startten, behoorde 61 procent tot een of meerdere kansengroepen, terwijl dit voor de rest van de IBO’s maar 42,8 procent betreft.
De cijfers geven de potentialiteit weer van de doelgroepen en van de overheidsmiddelen om de sector te helpen om die doelgroepen te kunnen aanwerven.
Het klopt dat er nood is aan aandacht voor de werk-privébalans in de sector. VDAB speelt hierop in door werkzoekenden met interesse voor een job in de horeca een zo realistisch mogelijk beeld te geven over het werk in de sector, zodat ze zich hierop vooraf kunnen organiseren. Daarnaast kunnen VDAB-cursisten terugbetaling vragen van de kosten voor kinderopvang tijdens de periode dat ze effectief stage of opleiding volgen. In de taskforce' horeca', die u hebt aangehaald en die voor mij ook van groot belang is in het kader van het horecabeleidsplan – want zo is het geen eendagsvlieg maar een realiteit – wordt een vertegenwoordiging van Kind en Gezin opgenomen. De problematiek van het aanbod van kinderopvang tijdens onregelmatige uren kan daar dus zeker aan bod komen.
Ten slotte werkt de sector zelf ook aan dit thema. Zo ontwikkelde de sector in het kader van de ESF-oproep (Europees Sociaal Fonds) Werkbaarheid een HR-toolkit voor de horeca, die werkgevers ondersteunt op het gebied van HR. Daarin staan onder meer tips over de combinatie van werk en privé. In het kader van het nieuwe sectorconvenant die de Vlaamse Regering afgesloten heeft, engageert de sector zich om jaarlijks ten minste vijftig acties en/of opleidingen gespreid over de Vlaamse provincies en Brussel op te zetten in de horeca rond de thema’s Kwaliteitsvolle Leer/Werkbedrijven, Werkbaarheid en HR.
De kern van het Xenia-project zet in op ontzorging van de horecaondernemer, en een gedeelde dienstverlening die het mogelijk maakt om zich enerzijds meer gericht te gaan focussen op de kernactiviteiten en anderzijds kosten te verminderen door het verkrijgen van schaalvoordelen. Het Xenia-project zou indienen op een lopende EFRO-oproep (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) binnen de GTI Limburg, waardoor tot 40 procent EFRO-subsidies kunnen worden bekomen. Verder zou in de financiering worden voorzien vanuit de leden van Xenia zelf. Tot op heden is er echter nog geen EFRO-dossier ingediend, maar ik heb daar goede hoop op.
De heer Van Esbroeck heeft het woord.
Het is zo, de sector is enorm belangrijk voor de tewerkstelling van die doelgroep. Het is enorm belangrijk dat er aandacht naartoe gaat. Ik kan het niet beter zeggen dan de gedelegeerd bestuurder van Horeca Vlaanderen, namelijk dat ze enorm tevreden zijn met dit plan en dat ze eraan hebben kunnen meewerken en dat ze nog altijd betrokken zullen worden bij de taskforce 'horeca'. Proficiat met het plan.
Als we nu federaal minister van Werk Peeters en federaal minister van Sociale Zaken De Block nog kunnen bewegen om werk te maken van de vooropgestelde federale maatregelen, kunnen we misschien met een goed vooruitzicht naar de sector kijken. Het is belangrijk voor de tewerkstelling van die specifieke doelgroep.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
De sectorfederatie is inderdaad tevreden dat er een plan is en zeker ook dat de taskforce 'horeca' in het leven is geroepen, met een tweejaarlijkse rapportage en dus een constante evaluatie. Dat benadrukt het belang van het plan.
U hebt verwezen naar de competentie-ontwikkeling. Binnen de vijf jaar overleeft maar de helft van de gestarte horecazaken. Er zijn zeer veel faillissementen. Blijkbaar is dat vooral te wijten aan een gebrek aan kennis, een gebrek aan gezond ondernemerschap. Conform het plan, gaat u dan inzetten op zaken die al bestaan, zoals de Vlaamse startersbegeleiding en het Participatiefonds om die beter bekend te maken bij starters? Hoe gaat u dat doen? Wat is de timing? Of is dat al in gang gezet?
Komen er extra opleidingen, vooral rond de financiële aspecten? Horecaondernemers zijn vaak heel gedreven mensen, ze zijn gebeten door de horecamicrobe maar missen een beetje de kennis inzake boekhouding, balanslezen en budgetbeheer.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Een vraag van een heel andere orde. Ik juich uiteraard het beleidsplan en de taskforce 'horeca' toe. Er wordt structureel gewerkt op maat van de sector. Er zijn uiteraard nog veel andere sectoren met eigen noden en profiel. Is het uw plan om een dergelijke aanpak ook uit te rollen voor andere sectoren?
Ik denk aan de tuinbouwsector, waar we het net over hadden in het kader van de dienstencheques. Die schreeuwt om arbeidskrachten, is groeiende en kent veel jonge bedrijven. De problematiek is gelijkaardig. Bent u van plan om daar werk van te maken en andere sectoren op die manier een kans te geven? Gaat u voor hen ook een beleid op maat voeren? We zouden dat alleszins toejuichen. Over de automobielsector hebben we het een paar weken geleden ook nog gehad. Ik denk dat daar zeker vraag naar en nood aan is.
Soms verbazen de vragen mij. Ik dacht dat iedereen intussen wist dat VDAB altijd bereid is om met de sectoren samen vorming en opleiding op poten te zetten.
VDAB wil samen aan tafel gaan zitten om te bekijken welke specifieke vragen de sectoren hebben zodat ze daar maximaal aan tegemoet kunnen komen. Ik sta open om voor gelijk wie de maatregelen te nemen die nuttig zijn.
Ik heb geen maatregel van doelgroepenbeleid genomen voor de horeca, het is omgekeerd. Ik heb een doelgroepenmaatregel genomen met een groot effect op de horeca. Ik doe opleiding en vorming voor alle vacante jobs, en er zijn er veel vacant in de horeca, dus doen we daar actie rond. U mag het niet omdraaien, ik doe geen acties speciaal voor de horeca. Ik speel in op de noden om jobs ingevuld te krijgen en de economie te laten draaien en dat wil ik in elke sector doen, op dezelfde manier en even constructief als nu in de horeca.
Dat klopt, er zijn veel faillissementen. Ik heb in een nota al naar voren gebracht dat we extra moeten inzetten op de financiële geletterdheid met cursussen. We gaan natuurlijk nooit iemand dwingen om dat te doen, maar we moeten mogelijkheden bieden, bijvoorbeeld via SYNTRA.
Ja, we voeren campagnes. Ik denk aan PMV/Z, waarbij we effectief de campagnes voeren inzake financiële geletterdheid. We hebben nu die taskforce. In de bouw is er ook overleg met de overheid, we kunnen het daarmee vergelijken. Ik ben uiteraard bereid om bijkomende vragen aan mijn departementen te bekijken. Eén sector apart en specifiek helpen, dat mag niet, maar ik wil altijd luisteren naar de noden en oplossingen bieden.
Ik dank u voor uw initiatieven, minister. Ik denk dat de sector dat samen met mij doet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.