Report meeting Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Report
De heer Beenders heeft het woord.
Voorzitter, minister, het verhaal van de lokale diensteneconomie is u zeker niet onbekend. De cijfers ter zake zijn vandaag de dag nog altijd niet zo positief met betrekking tot de ondernemingen die in gevarenzone zitten als ze niet voldoen aan de minimale schaalgrootte van 5 voltijdsequivalenten. Op dit moment zijn er 130 ondernemingen die daar niet aan voldoen. Ondertussen is er voor de kinderopvang wel een uitzondering vastgelegd in de regelgeving, dus op dat vlak is er geen probleem, maar voor ongeveer 250 doelgroepwerknemers, oftewel 209 voltijdsequivalenten, hangt het zwaard van Damocles toch nog altijd boven het hoofd, is er de vraag of dit nog kan bestaan of niet. Op 1 januari 2018 moeten ze in orde zijn. Anders dreigen ze hun erkenning te verliezen. Ook dit jaar, in 2016, is er niet in een groeipad voorzien opdat ondernemingen zich kunnen conformeren aan het nieuwe decreet. We weten wel dat er in de sector heel veel vraag is naar een groeipad. Heel wat ondernemingen zijn daar eigenlijk op aan het wachten. Als er geen duidelijkheid komt tegen volgend jaar, dreigen er toch wel drama’s te ontstaan.
Naast een groeipad kunnen er natuurlijk ook fusies worden gestimuleerd. Ondernemingen kunnen op die manier voldoen aan de regelgeving. Nu blijkt uit een schriftelijke vraag dat er het afgelopen jaar maar drie fusies hebben plaatsgevonden. Dat aantal is vandaag de dag dus eigenlijk niet zo hoog. Er zouden dus inspanningen moeten gebeuren om die fusies te stimuleren.
De stand van zaken is dus toch wel dat er inspanningen moeten gebeuren op het vlak van de lokale diensteneconomie om vooral die 130 ondernemingen die vandaag niet voldoen aan de minimale schaalgrootte, een perspectief te bieden.
Minister, deelt u de ongerustheid aangaande de impact van de minimale schaalgrootte op de ondernemingen in de lokale diensteneconomie met een erkenning kleiner dan vijf voltijdsequivalenten? Wat gaat u doen om deze ondernemingen in de lokale diensteneconomie de mogelijkheid te geven vanaf 1 januari 2018 in orde te zijn met de voorwaarden van het decreet Lokale Diensteneconomie?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Beenders, in uw originele vraagstelling had u het over 209 voltijdsequivalenten. Ik denk wel dat we dat moeten bekijken ten opzichte van het totale aantal voltijdsequivalenten binnen de lokale diensteneconomie, namelijk 1844,08 voltijdsequivalenten. Momenteel heeft 58 procent van alle bedrijven in de lokale diensteneconomie minder dan 5 voltijdsequivalenten. In 2013 was dat nog 75 procent. Ik denk dus wel te kunnen stellen dat er ondertussen wel een verbetering merkbaar is. Het is natuurlijk ook wel zo dat de wetgeving waarnaar u zelf verwijst, in 2013 is goedgekeurd. We hebben die allemaal goedgekeurd. Uzelf zat nog niet in het parlement, maar uw fractie heeft die wel mee goedgekeurd.
Het klopt wel wat u zegt: dat loopt niet even vlot bij elke onderneming of elk project in de lokale diensteneconomie. We hebben echter natuurlijk wel voorzien in een zeer ruime overgangsperiode, zijnde van 2013 tot de datum die u zelf hebt aangehaald, 1 januari 2018. Dat lijkt me toch wel zeer ruim. Er zijn ook een aantal minimumvoorwaarden. Ik som er enkele op, zij het niet alle, want u kent ze wellicht nog beter dan ik. Waarom moeten ze voldoen aan die vijf voltijdsequivalenten? Dat is in 2013 ingegeven door een aantal belangrijke afwegingen. Zo brengt de kleinschaligheid van de initiatieven in de lokale diensteneconomie een gevaar met zich mee voor de continuïteit en de kwaliteit van de dienstverlening na het doorstromen van bepaalde doelgroepmedewerkers naar het normale economische circuit. Bovendien vormt de kleinschaligheid van het merendeel van de projecten ook een probleem voor de begeleiding van de doelgroepwerknemers. Dat zorgt ervoor dat vele initiatieven worden geïntegreerd in bestaande entiteiten.
Er is in 2013 dus gekozen voor een zeer ruime en haalbare deadline om die minimumvoorwaarden te halen. Ik vind dat goed. Wil dat zeggen dat de evolutie nu, in mei 2016, is voltooid? Neen. Ik heb u de actuele cijfers gegeven. We hebben nog tijd om dat in samenspraak en overleg met de organisaties – dat is wel belangrijk – op een goede manier te kunnen vormgeven, en dat doen we absoluut ook. Ik heb de cijfers gegeven van de verbetering van het percentage ten opzichte van 2013. Ik denk dan dat we in nog heel veel regularisaties van heel veel ondernemingen kunnen voorzien tegen de deadline van 1 januari 2018.
U vroeg ook wat ik zal doen om die ondernemingen nog een beetje te stimuleren om toch nog aan de voorwaarden van het decreet Lokale Diensteneconomie te kunnen voldoen. Alle organisatievoorwaarden, zoals de schaalgrootte, de kwaliteit, de begeleiding, worden op het niveau van het label toegepast. Dat is wel heel belangrijk. Dat houdt in dat voor sommige kleinere projecten binnen één werkgever in de lokale diensteneconomie de mogelijkheid bestaat om hun verschillende projecten onder één label onder te brengen. We weten immers dat er diverse ondernemingen in de lokale diensteneconomie zijn die eigenlijk verschillende projecten hebben. Als die onder één label worden gebracht, heb je eigenlijk al een natuurlijke fusie op zich. Op die manier zal het veel gemakkelijker zijn, zij het niet voor elke onderneming in de lokale diensteneconomie, maar toch voor verscheidene, om tot die minimale schaalgrootte van vijf voltijdsequivalenten te komen.
Voor andere kleinere projecten is de enige mogelijkheid dat wordt gezocht naar een soort fusie. Er wordt op verschillende manieren getracht dat te faciliteren en de ondernemingen daarbij te ondersteunen. Zo volgen de projectadviseurs van het Departement Werk en Sociale Economie (WSE) de ondernemingen van de lokale diensteneconomie nauwgezet en helpen ze bij vragen van promotoren tot fusie. Ook de lokale regisseurs spelen natuurlijk een belangrijke rol bij het faciliteren van fusies. Enerzijds gaat dit immers over het in contact brengen van mogelijke partners, en anderzijds kunnen ze doorverwijzen naar onze projectadviseurs. De lokale besturen zijn zich daar ondertussen ook wel van bewust en maken daar ook gebruik van, en dat is goed.
Ik kan ook meegeven dat er onlangs een oproep werd gelanceerd door in|C met betrekking tot de professionalisering van de lokale diensteneconomie, waarbij het onderdeel samenwerken zal worden opgenomen in een opleidingsmodule. Die opleiding zou normaliter van start moeten gaan in september. Het onderdeel samenwerken en fusie daarin wordt nog verder afgestemd met het Departement WSE
Mijnheer Beenders, deel ik dus uw bezorgdheid? Is er nog werk aan de winkel? Ja. Ik ben echter optimistisch, omdat we toch zien dat de percentages stijgen. Bovendien is er in 2013 toch wel in een zeer ruime periode voorzien om die minimale schaalgrootte te kunnen halen op 1 januari 2018.
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil zeker bevestigen dat wij achter het decreet staan. Ik sta ook achter die vijf voltijdsequivalenten. Als het percentage is verbeterd, dan is dat omdat er in het laatste jaar van de vorige legislatuur een groeipad is voorgesteld aan de ondernemingen. Ze zijn daar uiteraard op ingegaan en dat zie je in de cijfers van deze legislatuur, wat nogal logisch is. In dat licht bent u dus niet overtuigend als u met percentages aangeeft dat er vandaag een goede evolutie is. De cijfers die we hebben over de fusies, zijn veeleer dramatisch: er zijn drie ondernemingen gefuseerd, en als je dan ook nog weet welke dat zijn, dan kun je je ook afvragen of dat komt door de instrumenten die u ter beschikking stelt.
Ik heb inderdaad gezegd dat het gaat over 250 medewerkers, wat neerkomt op 209 voltijdsequivalenten. Ik heb echter geen antwoord gekregen op mijn belangrijkste vraag: gaat u in een groeipad voorzien tot 2018? De overgangsperiode is goed. We hebben daar inderdaad 3 jaar voor uitgetrokken in de vorige legislatuur, maar dan is het ook wel noodzakelijk dat u instrumenten ter beschikking stelt om die ondernemingen te laten voldoen aan die 5 voltijdsequivalenten. Dan moet u ook inspanningen doen. U moet fusies stimuleren. Met 3 fusies kunt u niet tevreden zijn met de instrumenten die u net hebt opgenoemd. Er is nog nooit een minister van Sociale Economie geweest die 2 jaar na elkaar niet in middelen voor een groeipad heeft voorzien. Het is bijna idioot dat er een decreet wordt goedgekeurd met een overgangsperiode van 3 jaar en dat u dan in de eerste 2 jaar gewoon niet in middelen voorziet voor een groeipad om de ondernemingen te laten voldoen aan de regelgeving die in het decreet staat. Ik wil u dus oproepen om heel snel duidelijkheid te scheppen, vooral voor die 130 ondernemingen die vandaag in een gevarenzone zitten, zodat ze weten of ze over een groeipad kunnen beschikken of niet.
Indien dat niet zo is, dan zou ik u ook willen vragen om dat eerlijk te communiceren zodat die bedrijven weten dat ze daar niet op moeten rekenen. Ik weet immers dat heel wat ondernemingen hopen dat er op een bepaald moment een signaal van u komt dat er een groeipad ter beschikking is zodat ze kunnen voldoen aan vijf VTE’s. Als dat niet het geval is, en u niet in middelen hebt voorzien volgend jaar, zeg dat dan ook eerlijk tegen die ondernemingen zodat ze weten waar ze aan toe zijn en ze het komende anderhalf jaar kunnen gebruiken om andere oplossingen te zoeken om zeker te voldoen aan de voorwaarden uit het decreet. Vandaag hebben heel wat ondernemingen een afwachtende houding omdat ze niet weten in welke situatie ze zitten. Ik zou u dus echt willen vragen om daar open en transparant over te communiceren. Of misschien kunt u zelfs nog met vrijstellingen werken, waardoor een aantal ondernemingen ook oplossingen geven. Er moet duidelijkheid gegeven worden aan de ondernemers. We hebben nog anderhalf jaar. Laat ons proberen die mensen de duidelijkheid te geven die ze verwachten.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Ik kan de bezorgdheid van de heer Beenders begrijpen. De fusies zijn beperkt tot op vandaag. De klok tikt alsmaar verder om aan de voorwaarden te voldoen van vijf voltijdse eenheden. De keuze werd inderdaad gemaakt voor meer professionalisering. Dat werd geflankeerd met een lange overgangsperiode, maar een en ander valt in de praktijk natuurlijk nog af te wachten.
Mijn bijkomende vraag betreft de bekommernis ten aanzien van de doelgroepwerknemers. Het risico is immers reëel dat een aantal van die werknemers inactief zullen worden indien de onderneming tegen 2018 niet voldoet aan de voorwaarde van de minimale grootteorde van vijf voltijdse eenheden. Mijn concrete vraag is dan ook of er tijdig wordt uitgekeken naar alternatieve werkmogelijkheden voor die mensen, en of er intensiever werk zal worden gemaakt van doorstroming zodat we voldoende plaatsen kunnen vrijmaken voor die doelgroep. Nog een bijkomende vraag is welke positie die werknemers dan zullen innemen ten opzichte van de aanwezige groep inactieve doelgroepwerknemers. Moeten zij dan bijvoorbeeld opnieuw geïnduceerd worden?
Mevrouw Claes heeft het woord.
Op het ogenblik dat wij het decreet goedkeurden, waren er groeipaden. Dat heeft ons op dat ogenblik laten besluiten dat er een professionalisering moest komen en er een verruiming moest komen van het aantal tewerkgestelde mensen. Vijf mensen is op zich al weinig. De doelstelling blijft dus wel overeind: ervoor zorgen dat ondernemingen groter worden, dat men in een grotere groep terechtkomt waardoor de onderneming meer dan vijf werknemers tewerkstelt. We zitten in een soort dilemma: aan de ene kant vinden we dat we die fusies moeten stimuleren, aan de andere kant is er op dit ogenblik geen groeipad waardoor de organisaties weinig kunnen professionaliseren.
Wij hebben nog anderhalf jaar tijd. Ik heb echt het aanvoelen dat we moeten stimuleren dat op een of andere manier fusies plaatsvinden binnen die organisaties. Anders zullen we de doelstellingen die we oorspronkelijk hebben gesteld, niet halen. Op een of andere manier moeten we een tandje bijsteken zodat we vooral het fusioneren stimuleren.
Minister Homans heeft het woord.
Neen, er is geen groeipad en daar ben ik ook altijd duidelijk over geweest. Sta me toe om te zeggen dat ik het woordje fusie en groeipad een beetje haaks op elkaar vind staan. Eigenlijk zegt u dat er een groeipad nodig is om kleine ondernemingen in de lokale dienstensector, die nu niet aan de vijf voltijdse equivalenten zitten, bijkomende capaciteit te geven, zodat ze niet moeten fuseren. Ofwel spreekt men over fusies, maar dan laat men het woord groeipad achterwege, want anders spreekt men niet over fusies, maar enkel over het aanvullen van het aantal voltijdse equivalenten om aan het minimum te komen. Hoe wil ik dat dan wel doen zonder het groeipad? Ik heb dat al verschillende keren in deze commissie gezegd: natuurlijk zouden we graag een groeipad hebben, maar er zijn afspraken gemaakt in de Vlaamse Regering en de budgettaire context is ook wat ze is. Daar kunnen we weinig aan doen. Ik heb al geantwoord dat we het kunnen doen door dat label.
Hoe komt het dat er het afgelopen jaar maar drie fusies waren? De ondernemingen zijn nog niet echt geneigd te fuseren omdat de subsidiëring momenteel nog altijd forfaitair gebeurt. Eigenlijk hebben kleinere bedrijven er weinig voordeel bij om nu al te gaan fuseren. Ze zullen wel fuseren naar aanleiding van de deadline van 1 januari 2018 omdat de subsidiëring dan op basis van het aantal voltijdse equivalenten zal gebeuren, maar nu gebeurt de subsidiëring forfaitair, ongeacht het aantal doelgroepmedewerkers dat men tewerkstelt.
Mevrouw Talpe, u hebt natuurlijk een terechte bekommernis vermeld. Wat wij altijd al hebben gedaan, ook in het kader van de klaverbladfinanciering van de NMBS-fietspunten, als ik me niet vergis, is het volgende: zodra zowel mijn kabinet als de administratie weet of signalen krijgt – en die mensen laten dat ook wel weten – dat de tewerkstelling van bepaalde doelgroepmedewerkers in het gedrang komt, dan wordt er altijd gezocht naar een andere oriëntering binnen de sociale economie, zodat die zwakke medewerkers hun job toch zeker niet kwijtraken.
De heer Beenders heeft het woord.
Ik heb altijd gesproken over een combinatie. Het is surreëel te denken dat we met fuseren een oplossing krijgen voor al die bedrijven. Het is niet realistisch, financieel en budgettair, om het met een groeipad te doen. We moeten de twee dus aan de bedrijven kunnen aanbieden om die 130 ondernemingen uit de gevarenzone te halen. Ik heb dat vroeger altijd zo bepleit en ik wil dat vandaag nog eens rechtzetten.
Op basis van de cijfers die we van u hebben gekregen, hebben we zelf ook een oefening gemaakt om te kijken hoe je misschien toch, zelfs zonder budget, oplossingen kunt bieden aan de ondernemingen die vandaag in de gevarenzone zitten. Bij kinderopvang is er al een vrijstelling gegeven om af te wijken van de vijf VTE’s. Dat is al beslist. Daar is geen probleem meer. Bij logistieke hulp en bij aanvullende thuiszorg is een wetgevend initiatief nodig voor de vrijstelling van de vijf VTE’s. Dat kunt u nemen samen met collega Vandeurzen. Bij de sociale huisbewaarders hebt u aangekondigd dat u een vrijstelling zou goedkeuren. Tot op vandaag heb ik daarover nog geen beslissingen gezien. Ik wil de oproep doen. U hebt dat aangekondigd. U kunt ervoor zorgen dat dat wetgevend initiatief wordt genomen zodat ook daar duidelijkheid komt. Bij toerisme is er een initiatief nodig van u en collega Weyts. Ook daar kan een vrijstelling worden gegeven. Die vrijstelling is een goede oplossing omdat we dan heel wat ondernemingen duidelijkheid geven. Bij lokale diensten in opdracht van lokale besturen, buiten de Vlaamse klaverbladen, is er uiteraard ook groei nodig, maar ik hoor dat dat niet kan. Daar kunt u ook alternatieven toepassen om de doelstelling van vijf VTE’s te halen. U kunt daar personen gelijk stellen aan doelgroepmedewerkers. Met een eenvoudige wijziging van besluit van de Vlaamse Regering kunt u een oplossing geven door bijvoorbeeld artikel 60'ers gelijk te stellen met doelgroepmedewerkers, zo komen ook die ondernemingen aan vijf VTE’s. Als u de personen buiten contingent die door VDAB werden geïnduceerd en het advies lokale diensteneconomie kregen, ook erkent in het aantal van de vijf VTE’s, dan is daar ook een oplossing. Dat zijn eigenlijk administratieve procedures die u moet toepassen om heel wat ondernemingen uit de gevarenzone te halen en die u budgettair nul euro kosten. Ik wil u vragen om toch dat voorstel te bekijken zodat er de komende maanden echt duidelijkheid komt voor de sector.
De vraag om uitleg is afgehandeld.