Report meeting Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Report
De heer Gryffroy heeft het woord.
We weten allemaal wat het regeerakkoord vastlegt inzake kmo-gericht innovatiebeleid. Ik wens even dieper in te gaan op het SERV-rapport. De eerste lezing leek me eerder negatief, maar de tweede lezing leert me vanuit mijn eigen kmo-ervaring dat het rapport goede waarheden bevat.
Het onderzoek werd gedaan bij een zestiental kmo’s die bezig waren met innovatieprojecten. Ze gebruikten alle de kmo-portefeuille en vinden dat allemaal een goed instrument, beter zelfs dan de federale fiscale maatregelen.
Hoewel het om een kleinschalig onderzoek ging, kwamen toch enkele elementen naar voren die overigens in een voorgaande vraag werden benadrukt. Allereerst is er de term ‘innovatie”. Zelf heb ik daarover intern in mijn bedrijf ook discussie gehad. Wat is innovatie?
Dat lijkt een holistisch begrip, maar is het dat wel? Waar stopt de innovatie en waar start het ondernemerschap? Zeker in een kmo is de scheidslijn zeer flou. In een groter bedrijf is dat vaak duidelijker afgescheiden omdat daar verschillende departementen voor zijn: het is de researchafdeling die zich bezighoudt met innovatie.
In het rapport wordt ook aandacht besteed aan de vraag of innovatie enkel over de technologische vernieuwing zelf gaat, dan wel of het ook over het productieproces en de marketing daarrond gaat. Als dat niet goed zit, kun je met een mooie nieuwe uitvinding voor de rest niets doen.
Uit de gemaakte analyse zijn een aantal aandachtspunten voor het Vlaams innovatiebeleid geformuleerd. Een eerste punt is betere informatie en doorverwijzing. Ik onthoud daar vooral uit dat we laagdrempelige contacten nodig hebben. Een kmo’er wil meestal geen hoogdravende voordrachten volgen op zoek naar ideeën om te innoveren. Hij wil een herkenbaar en vlot bereikbaar contact. Dat hoeft niet persoonlijk te zijn, dat kan zeker digitaal. Een aantal vooroordelen moeten wel de wereld uit: kmo’ers komen soms in contact met kenniscentra, maar vrezen dat die centra hun ‘wijsheid’ zullen absorberen en doorgeven aan anderen. Dat gebeurt niet en is vaak ook niet mogelijk.
Een tweede aandachtspunt is de nood aan een voldoende transparant en toegankelijk ondersteuningsaanbod. De kmo-portefeuille wordt positief ervaren, al stelt men zich vragen bij de fiscale maatregelen. Het komt soms zo over dat de kmo-portefeuille er enkel is voor de technologische aspecten. Dat klopt niet. Ze is er evengoed voor het productieproces en voor de marketing. Misschien moet de communicatie vanuit de Vlaamse overheid op dit stuk nog verbeteren. Wat de innovatiesteun betreft, is er eensgezindheid over de principes, maar worden de procedures door kmo’s als te ingewikkeld ervaren.
Ten derde zijn opleiding en vorming voor werkgever en werknemer belangrijk. En ten slotte, zoals ik al zei, is ook de afbakening van innovatie van belang.
Minister, wat is uw visie op de analyse en het rapport van de Stichting Innovatie & Arbeid over kennisdiffusie en innovatie in kmo’s? Wat onderneemt u of zult u ondernemen om een antwoord te bieden op de aandachtspunten zoals omschreven in het rapport? Het rapport focust op zestien kmo’s die innovatie als een logisch gevolg van het kwaliteitsbeleid beschouwen. Er zijn echter tal van kmo’s die minder gericht zijn op innovatie. Welke plannen hebt u om innovatie bij alle kmo’s te stimuleren?
Minister Muyters heeft het woord.
Het rapport van de Stichting Innovatie & Arbeid over kennisdiffusie en innovatie in kmo’s bevestigt wat we hierover vandaag weten, namelijk dat kennisdiffusie een belangrijke hefboom naar innovatie is. De studie onderstreept ook het belang om als overheid hierop in te zetten en gepaste ondersteuning aan te bieden, in het bijzonder naar de groep van kmo’s die vandaag een bewustmakingsproces moeten doorlopen om hun eerste stappen op het vlak van innovatie zetten. Het rapport vermeldt een aantal aandachtspunten waar we vandaag reeds volop aan werken. In het bijzonder wijst het rapport op de behoefte bij kmo’s naar een betere informatieverspreiding, doorverwijzing naar de juiste kanalen, een transparanter en toegankelijker ondersteuningsaanbod. Zoals de kmo’s in het rapport ook aangeven, stopt innovatie niet bij het technisch realiseren van het nieuwe, vernieuwde product, proces of dienst. Ook het aanpassen van het businessmodel, het uitwerken van de juiste marketingstrategie is minstens even belangrijk.
Met de recente fusie van het Agentschap Ondernemen (AO) en IWT is een belangrijke stap gezet om een aantal veranderingen te realiseren ten bate van de ondernemingen. De fusie van beide agentschappen, die nu dus één loket vormen, zal de doorstroming voor de kmo van het ene naar de andere steuninstrument zonder twijfel vergemakkelijken. Bovendien zetten we in op een verdere vereenvoudiging en op een transparanter steuninstrumentarium.
Het doet me plezier in het rapport te lezen dat de kmo-portefeuille door zestien kmo’s als een eenvoudig en vlot toegankelijk steuninstrument wordt ervaren. Intussen hebben we met de lancering van de vernieuwde kmo-portefeuille nog verdere vereenvoudigingen doorgevoerd ten gunste van de kmo’s. Ik wil ook verwijzen naar het nieuwe product, kmo-groeisubsidies, dat zeer binnenkort zal worden gelanceerd. Hierin integreren we meerdere vroegere steunformules van AO en IWT in één enkel eenvoudig, vlot toegankelijk financieringsinstrument. Mochten die zestien kmo’s over een jaar opnieuw bevraagd worden, zouden ze wellicht ondervinden dat een aantal van de aanbevelingen al gerealiseerd zijn. Dan heb ik het nog niet over de mogelijkheden die ook het clusterbeleid moet hebben en krijgen om de kmo’s mee te trekken in het geheel.
Op uw derde vraag kan ik antwoorden dat stimuleren tot innovatie past in mijn ruimere aanpak van bevordering en ondersteuning van ondernemerschap. Voor ondernemingen is innovatie een middel, nooit een doel op zich. De oproepen van ondernemerschapsbevordering zullen kortelings niet alleen resulteren in een aanbod van ondersteunende diensten, maar ook in sensibiliseringscampagnes. Daarnaast hebben we de projecten van Vlaamse Innovatiesamenwerkingsverbanden, gericht op innovatievolgers, behouden. Dat is voor kmo’s heel belangrijk. Kmo’s zijn zelf niet altijd innovatiemakers, maar vaak de innovatievolgers. Die mogelijkheid van projecten behouden we.
Ook de Technologie Transfert-projecten, de TETRA-projecten, blijven bestaan. Binnen het programma van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO-programma) vinden we ook tal van projecten terug die zich richten op ondersteuning en aanmoediging van innovatie bij kmo’s.
De kmo-portefeuille en de kmo-groeisubsidie was een eerste stap naar vereenvoudiging. De volgende zijn de projecten rond TETRA en EFRO. Ik heb aan het Agentschap Innoveren en Ondernemen gevraagd of het ook voor de bestaande innovatieve ondersteuningsinstrumenten gaat kijken hoe het die kan vereenvoudigen, zodat ze toegankelijker zijn voor de kmo’s, ook voor minder innovatieve kmo’s. Er is een groot aanbod. Als we het nu nog een stuk transparanter maken, komen we tegemoet aan de opmerkingen en voorstellen die vanuit de Stichting Innovatie en Arbeid zijn gemaakt.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Uit het SERV-rapport blijkt niet over welke periode die enquête is gebeurd bij die zestien kmo’s. Het rapport zelf is van eind maart 2016. Is het dan in 2015 gebeurd?
Een van de belangrijkste punten die je regelmatig ziet terugkomen en dat je tussen de lijnen moet lezen, is het bestaan van vooroordelen ten overstaan van het zich laten begeleiden door dergelijke centra. Ik denk dat de overheid daar op zich niets aan kan doen, behalve een kader creëren, want het is een bottom-upbenadering. Een tweede punt is de definitie van innovatie. Daar voel je heel duidelijk dat men soms eigenlijk innovatief bezig is, maar dat men het niet weet. Als overheid kan men daar niet in tussenbeide komen, want we zitten niet in een geleide economie. Er is wel een probleem en dat kunnen we enkel verhelpen door te praten en door communicatie.
De heer Bajart heeft het woord.
Het rapport is inderdaad het resultaat van een interessante oefening. Een aspect dat vaak naar voren komt, is de rol die de provinciale innovatiecentra op verschillende vlakken kunnen spelen. De innovatiecentra waren vroeger de zogenaamde frontoffice van het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT). De bedoeling is dat die centra in de toekomst op hun beurt zullen fungeren als de frontoffice van het nieuwe Agentschap Innoveren en Ondernemen.
In uw antwoord op een schriftelijke vraag die ik op 20 mei heb gesteld over die nieuwe taken van de innovatiecentra, zei u dat het nog zou worden uitgewerkt, uiterlijk tegen juli. We hebben dus nog wat tijd. Daar zou dan nog wat duidelijkheid moeten bestaan rond de nieuwe taken van de innovatiecentra. Ik maak van de gelegenheid gebruik om eens te peilen naar een stand van zaken daaromtrent.
Misschien kan ik een suggestie doen in verband met het rapport van de SERV: is het niet interessant eens een hoorzitting of een gedachtewisseling te vragen met de Stichting Innovatie en Arbeid?
Minister Muyters heeft het woord.
We zijn nog volop in gesprek met de innovatiecentra. Vandaag nog had ons agentschap contacten. De basisfilosofie blijft natuurlijk dezelfde, namelijk de drempel verlagen om een stap naar innovatie te zetten en dichtbij die ondernemingen daar een mogelijkheid toe bieden. Innovatiecentra zullen de instrumenten die er op Vlaams vlak zijn, nog verder promoten. Dat is de basisfilosofie. Hoe we dat nu verder concretiseren, en nog verder versterken tegenover wat vandaag bestaat, dat is het gesprek waar we nu mee bezig zijn. Zoals gezegd, zal dat tegen de zomer worden afgerond. Wat fundamenteel is, is dat we het instrument van de innovatiecentra bewaren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.