Report meeting Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Report
Mevrouw Maes heeft het woord.
Minister, we hebben het in deze commissie al eerder gehad over de fiscale regularisatie. Ik benadrukte vroeger ook al het belang voor Vlaanderen om dat niet uit het oog te verliezen.
Na het advies van de Raad van State tekenen zich op hoofdlijnen twee politieke pistes af. In de eerste piste wordt er een onderscheid gemaakt tussen het gedeelte federale belastingen, waaronder personenbelasting, het gedeelte waarvoor duidelijk is dat het om regionale bevoegdheden gaat en een gedeelte waarvan de herkomst en dus ook de toewijzing niet duidelijk zijn. In de tweede piste, vooral naar voren geschoven door de andere regionale entiteiten, wordt gesteld dat de hele vierde regularisatie slechts tot stand kan komen in het kader van een globaal samenwerkingsakkoord over een alles vervangende gemeenschappelijke heffing.
In het eerste scenario zorgen we ervoor dat het federale niveau kan voortwerken aan de regularisatie van de personenbelasting, inclusief het eventueel aan Vlaanderen toekomende gedeelte sinds de uitvoering van de zesde staatshervorming. Het is dan aan de gewesten om initiatieven te nemen met betrekking tot hun eigen bevoegdheden, uiteraard in nauwe samenwerking met het federale niveau. Er is trouwens een informatieplicht tussen de entiteiten in beide richtingen.
Ten slotte moet er een akkoord gevonden worden over de aanpak en een verdeelsleutel van het derde deel, met kapitalen van onbekende herkomst. Uiteraard moet er dan voor gezorgd worden dat bij de uitwerking een coherente structuur gehanteerd wordt qua tarieven. Zo mag er voor het derde deel zeker geen gunstiger regeling zijn dan voor de eerste twee delen.
Indien Vlaanderen de tweede piste volgt, maken we de facto een regularisatie afhankelijk van een instemming beneden de taalgrens.
In uw antwoord op mijn vorige vraag om uitleg richtte u zich voornamelijk op die tweede piste, maar schetste u nog veel vraagtekens. We zijn ondertussen twee maanden en enkele overlegmomenten verder. Er is allicht meer klaarheid gekomen over de aanpak die u kunt en wilt hanteren in dit dossier.
Minister, heeft er sinds de vorige bespreking in de commissie nog bilateraal overleg plaatsgevonden tussen de Vlaamse Regering en het federale niveau? Zo ja, wat waren daarvan de resultaten?
De fiscale regularisatie was ook geagendeerd op de vergadering van het Overlegcomité van 24 februari. Welk standpunt heeft de Vlaamse Regering daarbij ingenomen? Wat waren de standpunten van de andere entiteiten? Is er vooruitgang geboekt? Zo ja, in welke richting? Is er een timing afgesproken voor een volgende stap?
Tijdens de vorige bespreking in deze commissie gaf u aan dat u mikt op een samenwerkingsakkoord tegen 1 april. Is die timing volgens u nog haalbaar? Hebt u inmiddels voorstellen gedaan binnen de Vlaamse Regering over de modaliteiten die Vlaanderen daar wenst te hanteren?
Tijdens de vorige bespreking in deze commissie stelde ik dat er in ieder geval een decretaal initiatief nodig is om ervoor te zorgen dat Vlaanderen zijn deel van de fiscale regularisatie kan innen, met name alles wat betrekking heeft op de gewestelijke inkomsten. Sluit u zich inmiddels aan bij die visie? Indien niet, waarom? Indien ja, hebt u al concrete stappen gezet in die richting?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Op 12 januari heb ik in de commissie een stand van zaken gegeven van het overleg tussen de Federale Regering en de gewestregeringen over de fiscale regularisatie die de Federale Regering wil invoeren. Daarvoor stelt zij een samenwerking met de gewesten voor.
Na de vergadering van het Overlegcomité van 23 december 2015 organiseerde het kabinet van de federale minister van Financiën een aantal overlegmomenten met de gewesten. Er werd van gedachten gewisseld. De voor- en nadelen van de verschillende vormen van mogelijke samenwerking werden besproken.
Het klopt inderdaad dat het dossier op 24 februari opnieuw op het Overlegcomité werd geagendeerd. Er kon toen nog geen definitieve consensus worden bereikt over de vorm van samenwerking.
Over de fiscale regularisatie heeft de Vlaamse Regering tot hier toe geen definitief formeel standpunt ingenomen. Dat neemt uiteraard niet weg dat er informatie wordt uitgewisseld en dat de mogelijkheden grondig worden onderzocht.
Zoals ik op 12 januari heb toegelicht, heeft de Raad van State gewezen op het probleem van de correcte opsplitsing van de aangegeven bedragen volgens de herkomst en de periode en de duidelijkheid over welke belastingen er precies werden ontdoken en in welke periode. Daarbij zou er immers een bevoegdheidsprobleem kunnen rijzen. Voor dat probleem moet er dus een oplossing worden gevonden. De Raad van State doet daarvoor zelf suggesties.
Binnen de Vlaamse administratie werden die suggesties en ook enkele andere mogelijkheden onderzocht en besproken. Aangezien op 24 februari nog geen consensus kon worden bereikt, zal er nog bijkomend overleg nodig zijn. Het moet immers duidelijk zijn hoe de gewesten kunnen aansluiten bij de regularisatie zoals die door de federale overheid zal worden uitgewerkt. Dit moet uiteraard op een juridisch sluitende manier gebeuren en met een inhoudelijk zinvolle en degelijke regeling. Op het Overlegcomité is afgesproken dat het dossier opnieuw wordt besproken op de volgende vergadering van Overlegcomité op 18 april.
Voor wat de vraag over het Vlaamse luik betreft, zal er inderdaad altijd een eigen decreet nodig zijn. Daarover moet de Vlaamse Regering dan keuzes maken.
Mevrouw Maes heeft het woord
Minister, ik dank u voor uw antwoord. (Opmerkingen van minister Annemie Turtelboom)
Wordt vervolgd, is inderdaad de zeer korte samenvatting.
Het volgende belangrijke moment is dus de vergadering van het Overlegcomité van 18 april. Verder was uw antwoord weinig concreet. (Opmerkingen van minister Annemie Turtelboom)
U zult hierover nog van mij horen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, uiteraard onderschrijf ik uw ambities om een evenwicht te vinden tussen transparantie, rechtszekerheid en – niet onbelangrijk, zeker bij reorganisaties – een zekere rechtvaardigheid.
Ik ben vooral bezorgd dat het zou blijven gebeuren via één centrale aangifte. Het lijkt mij nutteloos om dat op te splitsen. Ik denk echter dat daarover niet veel discussie meer is, maar dat het verworven is. Het is inderdaad te hopen dat u snel tot een overeenkomst kunt komen met de andere entiteiten over een billijke verdeling van de opbrengsten daarvan.
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, minister, het antwoord is hetzelfde als dat bij de vorige vragen om uitleg van 12 januari. Daaraan kunt u voorlopig niets doen.
U zegt dat Vlaanderen nog geen standpunt heeft ingenomen. Ik neem aan dat u op zijn minst toch richtlijnen hebt voor uw administratie, die dan toch verschillende pistes moet bekijken? Ik herhaal mijn vragen gewoon. Zullen we eigen Vlaamse boetes toepassen? U neemt nu geen standpunt in bij wat minister Van Overtveldt poneert in verband met de fiscale fraude. Hij wil dezelfde boetes voor gewone fiscale fraude, ernstige fiscale fraude en zelfs georganiseerde ernstige fiscale fraude. U neemt daarover nu geen standpunt in, maar bekijkt de pistes met betrekking tot de herkomst van de bedragen en de periodes. Hoe zult u dat doen? U moet op zijn minst toch richtlijnen geven aan uw administratie op welke manier zij die pistes moeten bekijken? Ik weet anders niet hoe u naar die vergadering van het Overlegcomité zult gaan.
Minister, het moet me van het hart dat ik daar niet gerust in ben. Op een eerdere schriftelijke vraag met betrekking tot de handelswijze van de Bijzondere Belastinginspectie (BBI) hebt u gezegd dat u boetes toepast met betrekking tot spontane en niet-spontane aangiften. Het onderscheid tussen spontane en niet-spontane aangiften wordt gemaakt door de BBI en ook door VLABEL. Spontane aangiften krijgen van u een boete van 20 procent en niet-spontane aangiften een boete van 100 procent. Dat hebt u geantwoord op een schriftelijke vraag.
Dat slaat mij wat met verstomming. Volgens mij staat er in de Vlaamse Codex Fiscaliteit dat men moet kijken naar de intentie. Het is niet omdat er een spontane aangifte is, dat er geen intentie was om belasting te ontduiken. U doet alsof er bij de spontane aangifte bij de BBI nooit een intentie kan zijn geweest om belasting te ontduiken. Dat lijkt me een beetje vreemd. Als dat een voorafspiegeling is van de houding die we zullen aannemen bij deze fiscale regularisatie, denk ik dat we niet op de goede weg zijn.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Om een boete van 100 procent opgelegd te krijgen, moet je inderdaad onder de voorwaarden vallen die worden beschreven in de Vlaamse Codex. Dan moet je dus inderdaad echt de intentie hebben om belastingen te ontduiken. Dat is evident.
U vraagt mij welke adviezen ik geef aan mijn administratie. Op dit ogenblik is het natuurlijk een federale regularisatie. Informeel is er daarover overleg. Het federale niveau moet voorstellen doen om te bekijken aan welke boetetarieven die samenwerking er kan zijn. Op dit ogenblik zitten we nog niet in de fase dat ik concrete adviezen kan geven aan mijn administratie om bepaalde zaken uit te voeren.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik versta heel goed wat u zegt. Maar eigenlijk zegt u dat spontane aangiften die nu bij de BBI gebeuren, nooit intentionele belastingontduiking kunnen zijn. Minister, u moet eens kijken naar de praktijk. Dat is niet zo. U geeft die mensen een veel te lage boete. Niet alle spontane aangiften hebben geen intentie tot belastingontduiking.
Mevrouw Maes heeft het woord.
Naar aanleiding van het betoog van de heer Schiltz wil ik bevestigen dat wij natuurlijk ook voorstander zijn van een eerlijk systeem. Daaraan mag niet worden getwijfeld. Ik zou graag hebben dat het iets vlugger vooruitgaat dan nu. Ik blijf het opvolgen.
Niet alles bij de BBI is erfbelasting. (Opmerkingen van Jan Bertels)
Dat zeg ik gewoon voor de duidelijkheid, niet omdat u het niet zou weten. De BBI zoekt dossiers en geeft die informatie door aan VLABEL. Dan onderzoekt VLABEL die dossiers. (Opmerkingen van Jan Bertels)
De vraag om uitleg is afgehandeld.