Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Voorzitter, minister, service learning is een fenomeen dat vandaag de dag voornamelijk in de Verenigde Staten en in Latijns-Amerika, maar ook op vele andere plaatsen ter wereld ingang heeft gevonden in de curricula van het hoger onderwijs. Als we kijken naar Europa, dan moeten we vaststellen dat we dat hier veel minder terugvinden in de curricula. Het positieve is echter dat er vandaag in dat kader wel pilootprojecten opgezet en lopende zijn, aan de UGent en de KU Leuven. Dit is echter beperkt.
Nochtans, als we kijken naar de projecten in het buitenland, dan moeten we vaststellen dat service learning een absolute meerwaarde heeft, niet zozeer binnen het onderwijs, maar vooral voor de samenleving. We moeten jammer genoeg vaststellen dat in onze samenleving het individualisme meer op de voorgrond is komen te staan, en daarom is het interessant om daar meer aandacht aan te schenken. Dit is immers een manier van leren waarbij studenten hun diensten verlenen aan mensen met een beperking en aan anderstaligen. Vanuit die toch wel mooie ervaringen kunnen linken worden gelegd met inhoudelijke vakkennis. Het is dus meer dan een stage, en het is ook meer dan vrijwilligerswerk. De koppeling van deze beide werelden maakt dat het een verhaal van geven en nemen is: jongeren bewijzen anderen duidelijk een mooie dienst, maar krijgen er ook vorming voor in de plaats, die voor henzelf heel verrijkend is en ook algemeen maatschappelijk haar vruchten afwerpt.
Bij dit initiatief denken we natuurlijk onmiddellijk spontaan aan het nut van dit concept voor de lerarenopleiding. Minister, u hebt zelf ook al uw enthousiasme getoond voor de twintig uur stage die studenten kunnen lopen in de lerarenopleiding door een vorm van maatschappelijke dienstverlening aan te bieden. Het lijkt me echter dat het ook interessant zou kunnen zijn om eens te bekijken op welke manier service learning nog meer dan vandaag kan worden geïntegreerd in de opleidingen van het hoger onderwijs én zelfs van het secundair onderwijs, net wegens de wederkerigheid ervan. Elke student, in welke richting hij of zij ook beslist verder te studeren, heeft immers baat bij een dergelijke vorm van persoonlijke ontwikkeling tot kritische burgers, bij een confrontatie met de werkelijkheid waarin hij of zij leeft, maar die hij of zij niet altijd ziet.
Minister, hoe staat u zelf ten opzichte van dat concept van service learning? Hebt u plannen of overweegt u om met dat concept aan de slag te gaan in hogescholen of secundaire scholen? Kan het dan bij uitbreiding ook zijn nut hebben voor leerkrachten die reeds voor de klas staan?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, mevrouw Helsen, uw vragen zijn zeer interessant. U weet dat ik inderdaad een groot voorstander ben van ‘community service learning’ of leren door maatschappelijk engagement. Wij kennen dat in het hoger onderwijs. Het gaat er in ons onderwijs niet alleen over om extra kennis op te doen over de samenleving, het gaat ook over onderwijs voor en in samenwerking met de samenleving.
Zoals u weet, hebben in september 2015 alle lerarenopleidingen een platformtekst ondertekend met betrekking tot leren door maatschappelijk engagement. Zo worden twee grote doelstellingen gerealiseerd. Toekomstige leraren leren ten eerste omgaan met diversiteit en maatschappelijke noden en problemen in diverse sociale en culturele contexten. Dat kunnen allerhande projecten zijn, zoals studenten die kinderen uit kansarme gezinnen begeleiden bij hun huiswerk, taalklassen voor anderstaligen, gesprekken met ouders met een migratieachtergrond, leerlingen buitenschoolse succeservaringen geven enzovoort. Daar zit dus heel wat creatief materiaal in. De andere doelstelling is dat leraren en lerarenopleiders door hun engagement en participatie aan projecten in en buiten de school ook maatschappelijke ondersteuning gaan bieden op een aantal vlakken.
De inzet is zeer breed. Dat kan taalpromotie zijn, huiswerkbegeleiding, sociale en emotionele ondersteuning, schoolopbouwwerk. De opleidingen verankeren zich zo op een sterke wijze in de maatschappij, waardoor studenten meer tevreden zijn en ze ook sterker gemotiveerd zijn. De projecten bieden ook kansen aan veel doelgroepen en versterken de maatschappij.
Naast die engagementsverklaring met de lerarenopleidingen zijn er in Vlaanderen ook andere hogeschoolopleidingen en universiteiten die werken rond ‘community service learning’. Er worden zowel voor de breedte van de instellingen concepten uitgewerkt, als specifiek pilootprojecten binnen bepaalde faculteiten of departementen. In het najaar van 2016 zullen de Vlaamse universiteiten er gezamenlijk een workshop rond organiseren. Die heeft tot doel om het begrip bekend te maken in onderwijsmilieus en handvatten aan te reiken aan wie er al mee vertrouwd is.
Ook in het secundair onderwijs zien we een aantal activiteiten. Er zijn scholen waar leerlingen een dag stage gaan lopen in bepaalde organisaties, zoals de gehandicaptenzorg, bejaardentehuizen, armoedeverenigingen. Dat is een heel mooie evolutie. Vroeger organiseerde men groepsgesprekken in de klas, nu gaat men gewoon zelf op het terrein. Dat is een nieuwigheid binnen onderwijs. Het leeft dus zeker, zowel in onze beleidsprojecten met de engagementsverklaring als in de instellingen zelf.
Ik wil nog twee slotopmerkingen maken. In het kader van het debat over de eindtermen ben ik al in een aantal scholen geweest om te vragen wat zij belangrijk vinden. En los van de eindtermen – want je kunt dat gesprek nooit beperken tot enkel de eindtermen – voel ik een zeer grote vraag, zowel in de derde graad van het secundair onderwijs als in het hoger onderwijs, rond stages en op het veld kunnen gaan. Er wordt dus ook vanuit de jongeren zelf een zekere nood aangevoeld.
Ik ben ook op bezoek geweest bij een sneeuwklas met leerlingen van het vijfde en zesde leerjaar, in het Zwitserse Zinal. De scholen waren daar zeer goed gemixt. Je had er zowel uit Antwerpen als uit het Brusselse, maar er was ook een school voor buitengewoon onderwijs, met zwaar fysiek gehandicapte kinderen. De studenten lerarenopleiding waren mee als begeleiders, niet als skimonitoren, maar als begeleiders voor de schoolactiviteiten. Dat was een schitterend initiatief. Het was ook een schitterende manier om samen te werken. Dat spoort helemaal met wat u daarover opmerkte, collega Helsen. Ik vermeld het nu omdat ik dinsdag met de koningin, in het kader van Wikifin, in een schooltje in Jette was. Daar werd mij verteld dat ze deze of volgende week op sneeuwklas vertrekken in hetzelfde concept naar dezelfde plaats. Het is een heel mooie manier om kinderen van overal in Vlaanderen te laten kennismaken. Je creëert er ook een sterke meerwaarde mee.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, het is duidelijk dat u zelf zeer positief tegenover het concept staat. U geeft zelf aan dat het op dit moment nog proefdraait in enkele faculteiten en dat het zeker en vast nog niet ingebakken zit in de volledige universiteiten en hogescholen. U geeft ook een aantal voorbeelden van secundaire scholen waar mooie initiatieven genomen worden.
Omdat u zelf zegt dat u dat belangrijk en positief vindt, stel ik mij de vraag of we daar ook vanuit het beleid niet meer steun aan kunnen geven en het niet meer kunnen stimuleren. Wij hebben vandaag voor het hoger onderwijs heel duidelijk vastgelegd dat zij een vorm van dienstverlening moeten realiseren aan de samenleving, maar dat gaat dan vooral over de docenten die een bepaald engagement moeten opnemen. Het is van groot belang dat ook de studenten daar een opdracht in krijgen.
U noemt zelf de eindtermen als een mogelijkheid, om te bekijken hoe daar een en ander in kan worden opgenomen. We zijn volop met dat dossier bezig. Ik begrijp van u dat we daar eens over moeten nadenken en dat we niet enkel vakinhouden moeten vastleggen, maar ook het maatschappelijke engagement vanuit onderwijs zouden kunnen opnemen als vaardigheden die ontwikkeld kunnen worden binnen het secundair onderwijs, die zeer waardevol zijn. Dat is een mogelijkheid voor wat het leerplichtonderwijs betreft, maar ik vind het ook belangrijk om te kijken hoe we hogescholen en universiteiten kunnen stimuleren om dat verder uit te bouwen, niet enkel binnen de faculteiten of departementen waar nu al spontaan het initiatief genomen wordt, maar ook binnen andere faculteiten, waar misschien niet onmiddellijk het aanvoelen is dat dat belangrijk is. We stellen immers, op basis van ervaringen in andere landen, vast dat het voor alle opleidingen een zeer interessante ervaring is, die zowel voor de jongeren als voor de samenleving haar nut heeft.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Helsen, ik vind het een zeer interessante suggestie. Aan de ene kant heb je het debat over de eindtermen. Daarnaast hebben we zelf al ingeschreven dat alle leerlingen tso en bso sowieso een stage moeten volgen, maar dat is dan veeleer een beroepsgerichte stage. Ik sta zeker open om het gesprek daarover te voeren.
Wat wij mij het meest positief heeft verrast, is dat de leerlingen zelf ook vragende partij zijn. De opportuniteiten zijn dus vrij groot. Ik zie ook dat heel veel scholen, ook in het secundair onderwijs, er al actief mee aan de slag zijn. Maar of je het ook moet verplichten, dat weet ik niet. Dat is misschien een stap te ver. Maar we moeten er eens over nadenken, dat klopt.
Ik wil daar kort nog een tip aan toevoegen. Ik heb al een paar keer samengezeten met een aantal mensen in de hogeschool bij ons in Geel, docenten die spontaan vragen waar zij op bepaalde terreinen binnen de gemeente samen met hun leerlingen hun diensten kunnen aanbieden, waar ze kunnen helpen en ondersteunen. Dat is een groeitraject dat we zeker moeten koesteren en waar we verder mee moeten gaan.
Mevrouw Celis, de engagementen die de hogescholen op zich nemen, zitten in hun takenpakket. Ik stel wel vast dat het vooral onderzoek over bepaalde situaties betreft dat informatie moet opleveren die bijvoorbeeld nuttig is voor de uitwerking van het beleid van gemeentebesturen. Dat is evenwel nog een ander soort van maatschappelijk engagement dan service learning. We moeten bekijken hoe we dat kunnen versterken, zeker gezien het feit dat leerlingen zelf vragende partij zijn, zoals ook u het opmerkte, minister.
De vraag om uitleg is afgehandeld.