Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
De heer Verstreken heeft het woord.
Op 29 januari 2016 had ik het genoegen om samen met enkele collega’s met de Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand (VVOB) een bezoek te brengen aan de Prins van Luikschool in Kinshasa. Deze school wil Nederlandstalige kinderen de mogelijkheid bieden om alle lessen in het Nederlands te volgen, met als doel hen bij hun terugkeer naar Vlaanderen of Nederland onmiddellijk aansluiting te laten vinden in een Vlaamse of Nederlandse school.
De Prins van Luikschool is een niet-erkende en dus niet-gesubsidieerde Nederlandstalige basisschool en hanteert een leerplan dat ook door één of meerdere erkende Vlaamse scholen zou worden gebruikt.
Bij ons bezoek is duidelijk gebleken dat de school fantastisch professioneel werk verricht. Hij voldoet ook aan de leerplannen, maar staat nog voor heel wat uitdagingen. Zo is de school – zoals gezegd – niet erkend door de Vlaamse overheid. Uit eerdere parlementaire antwoorden van uw voorganger, toenmalig minister Smet, blijkt dat dit binnen de geldende regelgeving ook niet mogelijk is. Het decreet Basisonderwijs, dat de erkenningsvoorwaarden vastlegt, heeft, zoals bepaald door de Grondwet, alleen kracht van wet in het Nederlandstalige taalgebied van België en ten aanzien van Nederlandstalige scholen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
Bovendien blijkt uit een ander parlementair antwoord van minister Smet dat een bijkomend – maar dan wellicht ondergeschikt – probleem is dat iedere erkende school ook een beleidscontract en beleidsplan moet hebben met een centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB), wat voor de Prins van Luikschool geen evidentie zou zijn. Er zijn misschien mogelijkheden om met de moderne technologie vandaaruit problemen via CLB’s op te lossen, want ook daar zitten ze met vragen die ze zouden willen stellen aan de CLB’s hier bij ons. Maar dat is door de afstand natuurlijk niet evident.
Ook kan volgens de school het uitgereikte studiebewijs nog altijd niet gelijkwaardig worden verklaard met het Vlaamse getuigschrift basisonderwijs. Toenmalig minister Smet had in 2012 verklaard dat het uitvoeringsbesluit dat – zoals bepaald in het Onderwijsdecreet XXI – de procedure voor de erkenning van de gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen zou gaan regelen, dat mogelijk zou maken. Ik citeer uit het antwoord op schriftelijke vraag 730 van 4 september 2012 van Paul Delva: “In het ontwerp van regelgeving wordt de minister gemachtigd om na advies van een erkenningsautoriteit, de algemene gelijkwaardigheid vast te leggen van buitenlandse studiebewijzen. De algemene gelijkwaardigheid laat dus toe dat de studiebewijzen van de Prins van Luikschool op globaal niveau gelijkwaardig worden verklaard met de overeenstemmende Vlaamse studiebewijzen.”
Het lijkt erop dat het ‘gelijkwaardigheidsbesluit’ van de Vlaamse Regering van 14 juni 2013 dit voor de studiebewijzen van de Prins van Luikschool onmogelijk heeft gemaakt door de door de decreetgever beoogde algemene en individuele gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen te beperken tot studiebewijzen die zijn uitgereikt door een in het buitenland erkende onderwijsinstelling.
Aan uw voorganger werd ook de vraag gesteld of het door de Prins van Luikschool gehanteerde leerplan ook een officiële Vlaamse erkenning kon krijgen, dit mogelijk ook met het uitzicht om het uitgereikte studiebewijs te kunnen laten erkennen als getuigschrift basisonderwijs. Minister Smet antwoordde in 2012 dat de mogelijkheden hiertoe zouden worden onderzocht in overleg met de inspectie.
Tot slot is een bijkomend probleem voor de Prins van Luikschool het verloop van gediplomeerde Vlaamse leerkrachten wegens problemen met hun statuut. Zo blijft de anciënniteit voor overheidsambtenaren die in een buitenlandse dienst werken gelden, maar is dat niet zo voor in Vlaanderen gediplomeerde onderwijzers die in dienst zijn van de Prins van Luikschool. Bijgevolg keren de meeste leerkrachten na enkele jaren of nog sneller terug naar Vlaanderen, wat een bedreiging vormt voor de continuïteit van het onderwijs en van de school.
We hebben ter plekke kunnen vaststellen dat ze fantastisch werk verrichten en voldoen aan alles. Maar ze komen in de problemen met een aantal zaken.
Minister, kunt u bevestigen dat de Grondwet niet toelaat om een school te erkennen die zich buiten het Nederlandse taalgebied van België of buiten het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad bevindt? Mocht dit het geval zijn, is dat dan ook zo voor de Franstalige scholen in België, Brussel of Wallonië? Juist naast de Prins van Luikschool is er een gelijkaardige Franstalige Belgische school.
Klopt het dat het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 2013, betreffende de voorwaarden en procedure tot de erkenning van de gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen met Vlaamse studiebewijzen uitgereikt in het basisonderwijs en secundair onderwijs, en sommige Vlaamse studiebewijzen uitgereikt in het volwassenenonderwijs, het onmogelijk maakt dat het studiebewijs van de Prins van Luikschool – via de algemene gelijkwaardigheids- of via de individuele gelijkwaardigheidsprocedure – gelijkwaardig kan worden verklaard met het Vlaamse getuigschrift basisonderwijs?
Als het antwoord op de vorige vraag bevestigend is, deelt u dan de mening dat dit, ook gelet op het antwoord van minister Smet op de schriftelijke vraag van Paul Delva, wellicht niet de bedoeling van de decreetgever weergeeft? Overweegt u om het genoemde besluit te wijzigen?
Bestaat er een mogelijkheid om het leerplan van de Prins van Luikschool – dat naar verluidt hetzelfde is als een leerplan dat door één of meerdere Vlaamse erkende basisscholen wordt gebruikt – te erkennen? Toen we daar waren, werd de school trouwens bezocht door een inspecteur van hier, die de leerplannen heeft kunnen controleren.
Kunt u meedelen wat het ‘leerplan-onderzoek in overleg met de inspectie’ in 2012 heeft opgeleverd? Kan een eventuele erkenning van het leerplan ervoor zorgen dat ook het uitgereikte studiebewijs als getuigschrift basisonderwijs geldt?
Over welke mogelijkheden beschikt u om het statuut van leerkracht in de Prins van Luikschool in Kinshasa te verbeteren? Zijn er andere mogelijkheden om vanuit Vlaanderen de school te ondersteunen in een efficiënt en duurzaam personeelsbeleid?
Dank in naam van de ouders van heel veel Vlamingen die daar les volgen en die beroepshalve niet anders kunnen dan hun kinderen naar die school sturen en er ook heel veel geld voor betalen.
Minister Crevits heeft het woord.
Het is inderdaad juist, misschien tot uw spijt, dat de Vlaamse onderwijsregelgeving niet van toepassing is in het buitenland en dat de Grondwet dergelijke erkenning niet toestaat. De erkenningsvoorwaarden voor basisscholen, zijn opgenomen in het decreet Basisonderwijs, artikel 62. Dit artikel stelt dat een school erkend kan worden indien zij voldoet aan een aantal voorwaarden.
Die voorwaarden zijn: de school moet georganiseerd zijn onder de verantwoordelijkheid van een schoolbestuur; ze moet gevestigd zijn in gebouwen en lokalen die aan de voorwaarden inzake hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid voldoen; ze moet een structuur aannemen zoals vastgelegd in het decreet; ze moet een pedagogisch geheel vormen; ze moet over didactisch materieel beschikken; ze moet de controle van de onderwijsinspectie mogelijk maken; ze moet de bepalingen naleven over de taalregeling in het onderwijs; ze moet de reglementering naleven over de vakantieperioden en over beleidscontracten; ze moet de rechten van de mens naleven; ze moet een doeltreffend beleid voeren.
De Grondwet stelt over Vlaamse decreten in artikel 127, paragraaf 2: “Deze decreten hebben kracht van wet respectievelijk in het Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, alsmede ten aanzien van de instellingen gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die, wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap.”
Dus wat de decretale erkenning betreft zit men een beetje vast.
Wat uw tweede en derde vraag betreft, verwijs ik eerst en vooral naar een antwoord van de vorige minister van Onderwijs, Pascal Smet, op een schriftelijke vraag van Paul Delva. De eerste vraag is in hoeverre dergelijke gelijkwaardigheid nodig is. Voor de instap in een basis- of secundaire school, beschikken de klassenraden over de volle bevoegdheid om leerlingen toe te laten. De enige mensen die in theorie gelijkwaardigheid nodig zouden kunnen hebben, zijn volwassenen die een getuigschrift basisonderwijs nodig hebben voor het uitoefenen van een bepaalde openbare functie in België. Het hoeft geen betoog dat deze situatie hoogst uitzonderlijk zou zijn. Noch het departement, noch het National Academic Recognition Information Centre Flanders (NARIC Vlaanderen) is ooit met een dergelijke vraag van een afgestudeerde van de Prins van Luikschool geconfronteerd.
De regelgeving bepaalt strikt technisch dat enkel studiebewijzen van in het buitenland erkende scholen voor gelijkwaardigheidsonderzoek in aanmerking komen. Of de Prins van Luikschool in het buitenland erkend is, weet ik niet, gezien er nog geen vraag naar gelijkwaardigheid door een afgestudeerde werd gesteld, maar uw vraagstelling doet vermoeden dat de school niet erkend is. Die vraag zou wel gesteld kunnen worden.
Ik kom tot uw vierde en vijfde vraag. Het was niet zomaar iemand van de inspectie die de school bezocht, het was niemand minder dan de inspecteur-generaal, Lieven Viaene. Ik heb van hem begrepen dat de Prins van Luikschool gebruik maakt van goedgekeurde leerplannen van zowel het vrij onderwijs als het officieel onderwijs. Een aparte erkenning of goedkeuring van het leerplan is niet nodig. Aan de andere kant, zoals ik al zei, is het respecteren van de regelgeving rond leerplannen maar een van de erkenningsvoorwaarden voor scholen en is de betrokken regelgeving dan weer niet van toepassing in het buitenland. Enkel het feit dat er met goedgekeurde leerplannen wordt gewerkt, kan er niet toe leiden dat de studiebewijzen van de Prins van Luikschool in Kinshasa gezien kunnen worden als een Vlaams getuigschrift basisonderwijs.
Het spreekt wel voor zich dat het gebruiken van die goedgekeurde leerplannen ervoor zal zorgen dat als bijvoorbeeld leerlingen van de Prins van Luikschool overstappen naar het Vlaamse onderwijs, dat eigenlijk vrij vlot zou moeten kunnen gebeuren, gelet op de autonomie die de klassenraad heeft.
Volgens mijn informatie is de vraag van de school en de ouders vooral een vraag naar kwaliteitsgarantie, ze willen een onafhankelijk oordeel dat het geboden onderwijs op hetzelfde niveau ligt als in het reguliere Vlaamse onderwijs. Zo’n kwaliteitscontrole kan volledig los staan van de vraag naar erkenning. Mijnheer Verstreken, niet onbelangrijk is dat ik perfect mijn inspectie kan vragen om, als de Prins van Luikschool dat zou vragen en mee zou financieren, een doorlichting door te voeren alsof het zou gaan om een erkende school en de instelling daar ook een verslag van te geven. Dat is geen probleem, dat kan worden gedaan. Een erkenning kunnen we niet geven maar een kwaliteitscontrole kunnen we wel organiseren.
De leerkrachten van de Prins van Luik-basisschool hebben inderdaad geen mogelijkheid om eerder gepresteerde diensten te laten valideren voor anciënniteit. Hieraan kan wel gedeeltelijk geremedieerd worden voor hun toekomstige diensten, als zij zouden instappen in een systeem van ‘verlof voor opdracht’, dat is een detachering. Hierbij worden zij door de Vlaamse overheid doorbetaald en vordert het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) achteraf de uitgave voor de personeelskost terug van de school in Kinshasa. Tijdens deze detachering verwerven de leerkrachten gewoon anciënniteit.
Deze oplossing is echter gebonden aan twee voorwaarden. Ten eerste moet de leerkracht al voorheen aangesteld zijn in het Vlaams onderwijs zodat hij vanuit de oorspronkelijke school kan worden gedetacheerd. Ten tweede moet de school in Kinshasa bereid zijn om aan AgODi het salaris terug te betalen. Leerkrachten met verlof voor opdracht krijgen hun loon gewoon doorbetaald via de Vlaamse overheid. Het gaat hier om loonlasten met inbegrip van alle extra’s die voor ons de sociale bescherming regelen. Het is dus mogelijk dat anciënniteit opgebouwd wordt als men van hier wordt gedetacheerd en als de school bereid is om alle facturen die daaromtrent gestuurd worden, te betalen.
Het is een beetje een technisch antwoord. Het is een terechte vraag. Ik kan ook maar het kader schetsen zoals het is, maar ook de oplossingen die mogelijkerwijze aangereikt kunnen worden.
De heer Verstreken heeft het woord.
Ik wil een aantal dingen even laten bezinken. Ik zoek natuurlijk oplossingen en kijk wat de mogelijkheden zijn voor de mensen die daar zitten, zowel de ouders als de leerlingen, het onderwijzend personeel en de directie, die het echt wel met hart en ziel en op een fantastisch goede manier doen.
U zei dat het niet van toepassing is in het buitenland. De vraag is natuurlijk wat buitenlands is. Het stuk grond dat daar ligt, is België. Het is ook de evacuatieplek voor de Belgen mocht daar oorlog uitbreken, om vandaaruit naar andere oorden te gaan. Ik hoor dat er vooral iets zal moeten gebeuren in de Grondwet. Maar dat is natuurlijk verre van evident.
Minister, dank u wel voor uw klare taal en uw duidelijk antwoord, waarmee we de mensen toch al wat meer informatie zullen kunnen geven.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, ik denk dat uw antwoord belangrijk is voor de leerkrachten. We hebben ter plaatse met de lokale inrichtende macht gesproken, wat allemaal Nederlandstalige Belgen zijn die daar voor de overheid werken, de diensten van Buitenlandse Zaken, de dienst Economie, de Vlaamse Vereniging voor Opleidingsprogramma’s in het Buitenland (VVOB) enzovoort werken. Ze kunnen als inrichtende macht zelf een stap zetten om effectief via de procedure van detachering hun leerkrachten bescherming te bieden. Aangezien die mensen een gelijkaardig loon krijgen als in Vlaanderen, kan voor de inrichtende macht die omweg absoluut geen probleem vormen. Dat is een zeer belangrijk antwoord.
De stap die ook de inspectie niet ongenegen is, om langs te gaan en een kwaliteitsoordeel te vellen, zou een belangrijke stap kunnen zijn. Ik denk dat vooral de ouders ons de boodschap hebben meegegeven dat ze aan toekomstige ouders die hun kinderen inschrijven de boodschap willen meegeven dat er voor hun kinderen bij terugkeer naar een Nederlandstalige school in Vlaanderen of in Brussel, geen enkel probleem is om in te schuiven.
Die twee elementen zijn voor de school belangrijk. Puur persoonlijk ben ik zeer benieuwd. Als de grond van zowel de Franstalige als de Nederlandstalige school deel uitmaakt van het grondgebied België in het buitenland, is dat bewuste artikel van de Grondwet dan voldoende om te zeggen dat die school wel niet binnen de landsgrenzen ligt, maar wel op Belgisch grondgebied en dus een erkenning kan aanvragen? Dat moet een jurist waarschijnlijk kunnen bevestigen. Dan is natuurlijk alles onmiddellijk opgelost. Maar die kleine stappen zijn zeer cruciaal voor de school. Ik ben blij dat collega Verstreken de vraag heeft gesteld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, het gaat over Nederlandstalig onderwijs in het buitenland. U weet dat dat bij mij iets triggert. Dit is nu een heel specifieke school, maar over heel de wereld zijn er heel wat scholen met Nederlandstalig onderwijs in het buitenland.
Het is bijna Pasen. Het is misschien het moment om naar aanleiding van deze vraag even te luisteren naar het volgende. Collega Verstreken, dank u wel voor uw vraag, want ze is belangrijk. Er zijn naast de Prins van Luikschool nog heel wat scholen in de wereld waar Vlamingen Nederlandstalig onderwijs volgen, weliswaar ingericht en gefinancierd door Nederland. Ik denk dat we ook die scholen moeten meenemen en niet enkel zorgen voor een oplossing voor deze specifieke school.
De vraag om scholen die in een ander land liggen te beschouwen als scholen die bij ons liggen, is vreemd. Enige terughoudendheid voor dergelijke oplossingen ad hoc lijkt ons op zijn plaats.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Verstreken, ik begrijp dat u dit wilt laten bezinken. Maar de heer De Ro heeft een vrij goede samenvatting gegeven. In mensentaal gezegd: de leerlingen kunnen in onze scholen instappen; de klassenraad beslist.
Wat kan helpen, is een doorlichting, en onze inspectie is daartoe bereid en dat kan worden georganiseerd. Voor de leerkrachten kunnen we een oplossing uitwerken die voor anciënniteitsopbouw kan zorgen. Dat vereist geen wijziging van de regelgeving.
Ik wil ook nagaan wie eigenaar is van het grondgebied waarop een ambassade staat. De onderwijsregelgeving is geregionaliseerd. We zouden dus moeten kunnen zeggen wat Vlaams grondgebied is. Dat is niet evident. Ik laat het onderzoeken en deel u het antwoord mee.
Mijnheer Daniëls, er zijn zeer intense gesprekken gevoerd met de Nederlanders. Ook u hebt de kans gehad om mijn Nederlandse collega te ontmoeten. Wij volgden het denkspoor om te investeren in extra’s, maar meer geld vragen ligt moeilijk, gezien het besparingstraject. Ik hoop u zeer binnenkort daarover meer informatie te kunnen bezorgen.
De heer Verstreken heeft het woord.
Ik dank u voor de bijkomende antwoorden, minister. Het zou al goed zijn als de getuigschriften erkend zouden kunnen worden. Laten we uitkijken naar een creatieve, typisch Belgische oplossing. Dit wordt vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.