Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Report
De heer Anseeuw heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, halverwege oktober raakte bekend dat het ziekteverzuim onder Vlaamse ambtenaren in 2014 piekte tot 7,13 procent. Sinds 2008 blijkt dat percentage alleen maar gestegen te zijn.
In een kwart van de ziektegevallen is de oorzaak psychosociaal, met name stress of burn-out, zo stelt men. Burn-out is natuurlijk een ziektebeeld dat nog maar sedert enkele jaren breed wordt onderkend.
We stellen ook vast dat bij werknemers psychische stoornissen al sinds lang op de eerste plaats staan bij de ziektebeelden die aanleiding geven tot langdurige ziekte. Op slechts vier jaar tijd is de groep langdurig arbeidsongeschikte werknemers die hiervoor een uitkering krijgt in België, gegroeid met maar liefst een kwart: van 83.000 tot 104.000 personen. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat een verband tussen beide wel te vinden zal zijn.
Het spreekt voor zich dat vanuit de Vlaamse bevoegdheden werk moet worden gemaakt van een breed preventief gezondheidsbeleid, ook wanneer het gaat over geestelijke gezondheidszorg.
We weten dat enkele vakministers, bijvoorbeeld de federale en Vlaamse ministers van Werk, al enkele jaren actief zijn in de aanpak van burn-out. Dit najaar heeft minister Homans een actieplan tegen stress en burn-out binnen de Vlaamse overheid aangekondigd. Alleen heb ik het gevoel, met permissie gezegd, dat het toch een beetje wachten blijft op een gecoördineerde aanpak van een recent onderkend ziektebeeld dat nu toch al een grote impact heeft op het welzijn en de gezondheid van heel wat Vlamingen. Ik wil hieraan toevoegen dat het dan wel een beetje wachten blijft op die gecoördineerde aanpak, maar dat het ook nog een stuk wachten blijft op voldoende inzichten waarop we die aanpak kunnen stoelen.
Minister, ik heb enkele vragen. In welke mate is de aanwezigheid van burn-out een aandachtspunt in het Vlaamse gezondheidsbeleid? Komt er een breed preventief geestelijk gezondheidsbeleid met bijzondere aandacht voor burn-out, en hoe zal dat er concreet uitzien? Welke acties wilt u hiervoor op touw zetten binnen uw bevoegdheden?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Anseeuw, inderdaad, burn-out is een ernstig fenomeen dat in stijgende mate wordt vastgesteld. Als medewerkers eenmaal met een burn-out geconfronteerd worden, is de weg naar herstel en re-integratie vaak lastig en lang. Soms volgt een carrièreomslag, want voor velen blijkt een burn-out een reden te zijn om te reflecteren op hetgeen ze echt willen.
De meest gevoelige beroepen zijn gezondheidszorg, vooral huisartsen en tandartsen, en het onderwijs. Vrouwen blijken gevoeliger voor burn-out dan mannen, maar dit heeft mogelijk te maken met het gegeven dat het vooral vrouwen zijn die in de zorgsector en in het onderwijs werkzaam zijn.
De strijd aanbinden met burn-out is uiteraard een gedeelde verantwoordelijkheid. De oorzaak van een te hoog stressniveau ligt niet alleen per definitie op het werk. Het kan ook een combinatie van stressfactoren zijn, thuis en op het werk.
Voor hulpverleners werkzaam in de geestelijke gezondheidszorg of in welzijnsorganisaties, is het investeren in de psychische gezondheid en de veerkracht van professionele hulpverleners broodnodig.
Koepelorganisatie Zorgnet-Icuro heeft een actieplan tegen burn-out in de zorgsector klaar. Het actieplan beantwoordt aan de aanpassingen in de Welzijnswet die per 1 september van kracht ging, waarbij elke voorziening aandacht dient te besteden aan psychosociale risico’s zoals stress en burn-out.
Uitgangspunt van het plan is dat burn-out in een vroeg stadium moet kunnen worden aangepakt. In de opbouw van dat initiatief, dat nog dateert uit de tijd dat mevrouw De Coninck bevoegd was voor werk, hebben wij vanuit Vlaanderen uiteraard meegewerkt. Als het gaat over werkplekken, waarvoor wij bevoegd zijn, hebben wij dat federale initiatief ondersteund en positief geadviseerd.
In januari 2014 organiseerde Zorgnet Vlaanderen al een studiedag om de thematiek in kaart te brengen en zorgvoorzieningen ertoe aan te zetten om van elkaar te leren. Ook moest de studiedag taboedoorbrekend werken: mensen blijven vaak angstig voor reacties van collega’s of de werkgever. Daarna volgde een sensibiliseringscampagne met affiches: ‘Burn-out voorkomen is ook zorg dragen voor jezelf’ en ‘Burn-out voorkomen is ook zorg dragen voor elkaar’. En op 30 januari 2015 was er een studiedag over de preventie en aanpak van stress en burn-out in de zorg. In het najaar, dus nu, biedt het programma een permanente opleiding over burn-out in de social profit aan aan de doelgroep van hoofdverpleegkundigen en leidinggevenden.
Het Vlaams actieplan suïcidepreventie zet onder meer in op het versterken van veerkracht en het bevorderen van de geestelijke gezondheid van de algemene bevolking. Die factoren hebben een invloed op het omgaan met stress en het voorkomen van geestelijke gezondheidsproblemen in het algemeen. ‘Fit in je hoofd’ is hiervan het bekendste voorbeeld. In het kader van het Vlaams actieplan willen we de geestelijke gezondheid ook bevorderen door het verbeteren van het gezondheidsbeleid in bedrijven. Het project preventiecoaches is momenteel in uitvoering en wordt bij gunstige evaluatie vanaf 2016 verankerd via de beheersovereenkomst met de partnerorganisatie algemene gezondheidsbevordering.
Het voorkomen van en het optreden bij burn-out op de werkvloer wordt expliciet geclaimd door de federale overheid binnen het beleid rond welzijn op het werk. Maar minister Peeters heeft ons uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de volgende bijeenkomst die hij organiseert over het thema werkbaar werk. Wij zullen uiteraard aanwezig zijn en de inbreng over het thema doen vanuit onze bevoegdheid. Wij willen complementaire initiatieven blijven nemen voor meer gezondheid op en via het werk in het algemeen en met betrekking tot geestelijke gezondheid in het bijzonder.
Nog iets concreter daarover: het centrum voor geestelijke gezondheidszorg (cgg) Waas & Dender Sint-Niklaas, het cgg LIPT Limburg, het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum (OPZ) Geel, het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum (OPZC) Rekem en het Departement Psychologie van de KU Leuven ontvangen een subsidie van 20.000 euro voor de ontwikkeling van een vormingstraject. De initiatiefnemers van dit project willen via een aangepast vormingstraject investeren in het versterken van het psychisch welzijn en de veerkracht van hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg en welzijnsorganisaties.
De doelgroep bestaat uit hulpverleners van het OPZ Geel, het OPZC Rekem en cgg LITP, die op vrijwillige basis deelnemen. Zij worden ad random verdeeld in twee groepen van telkens twintig deelnemers. De eerste groep krijgt de training en de tweede groep vormt de controlegroep voor het onderzoek. Na afloop van de eerste training zal ook de tweede groep de training aangeboden krijgen. Er zal worden gebruikgemaakt van het model Assertive Community Treatment (ACT). Dat is een gedragstherapeutisch model dat uitgebreid wetenschappelijk onderbouwd is en als therapievorm empirisch ondersteund wordt bij tal van problematieken zoals depressie, angst, middelenmisbruik en positief psychotische symptomen. ACT is sinds maart 2011 in de VS officieel erkend als evidence-based treatment. De uiteindelijke doelstelling is te komen tot het uitwerken van een draaiboek of vormingsplan dat kan worden gebruikt door preventiemedewerkers in de geestelijke gezondheidszorg.
Ook andere voorzieningen in het werkveld organiseren studiedagen en symposia. Zo organiseert het Jessa Ziekenhuis toevallig vandaag een symposium rond de online coachingstool ‘Met Goesting aan het werk?!’. Het Jessa Ziekenhuis ontwikkelde deze tool in het kader van een ESF-project over stress, burn-out en welzijn op het werk, en dit in samenwerking met de KU Leuven en professor Hans De Witte.
Ook voor de werknemers zijn een aantal zaken in ontwikkeling. Zo heeft VIGeZ twaalf fiches aangemaakt, gebaseerd op de tien stappen van ‘Fit in je hoofd’ en toegepast op de werkvloer, met een focus opnieuw op de zorgberoepen. Voor elke stap van ‘Fit in je hoofd’ werd één fiche aangemaakt, en daarnaast is er één fiche aangemaakt die de tien stappen samenvat en één blanco fiche die bedrijven en organisaties zelf kunnen invullen. De fiches omvatten tips en tricks, achtergrondinformatie en voorbeeldacties voor de werkvloer. Momenteel worden de fiches geëvalueerd door preventieadviseurs en hr-vertegenwoordigers uit de zorginstellingen en door werknemers uit de zorginstellingen. Na deze productevaluatie zullen de fiches worden bekendgemaakt en online beschikbaar zijn. Dat staat gepland voor januari 2016, geïntegreerd in Jobfit. Ik verwijs daarvoor ook naar de website www.jobfit.be.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. U had het over het vaststellen van burn-out en over re-integratie, en hoe moeilijk dat al te vaak verloopt. U hebt verwezen naar hoge stress en dan hebt u een heel aantal zaken opgesomd in de ruime zorgsector, van social profit tot geestelijke gezondheidszorg en dergelijke.
Mijn vraag was veeleer gericht op u als coördinerend minister van de geestelijke gezondheidszorg en specifiek met betrekking tot burn-out. U verwijst naar hoge stress. Ik denk dat burn-out vooral ontstaat wanneer de stress groter is dan de draagkracht, als dat lang duurt. Ook externe factoren spelen een belangrijke rol. Ook op de werkvloer is het relationele aspect daarbij bijzonder belangrijk.
Ik ben geen specialist ter zake. Mijn vraag die ik aan u wilde stellen, maar die ik blijkbaar niet duidelijk genoeg heb geformuleerd, is die naar een gecoördineerde aanpak. Ik heb zelf gewag gemaakt van de mogelijkheid dat er vandaag nog niet voldoende wetenschappelijk onderbouwde inzichten zijn om burn-out vast te stellen. Iedereen heeft er de mond van vol, maar het gebeurt vandaag vooral op basis van zelfbevraging. Op welke manier kunnen we dat meer objectiveren? Ik weet dat er her en der onderzoeken lopen om dat meer te doen, aan de hand van andere parameters. Zo kan er misschien bijvoorbeeld voor de vaststelling alleen al efficiënter worden gewerkt. Hetzelfde geldt voor re-integratie.
Voor we werk kunnen maken van een gecoördineerde aanpak, moeten we voldoende inzichten hebben. Zijn er vandaag voldoende inzichten, minister? Er worden symposia en studiedagen georganiseerd, met de beste wil van de wereld. Maar ik heb niet de indruk, u mag me tegenspreken, dat het allemaal al heel duidelijk is hoe we burn-out zo objectief mogelijk kunnen vaststellen en hoe we werk kunnen maken van re-integratie, op dezelfde of op een andere werkvloer en in het maatschappelijke leven in het algemeen.
Ik wil aandacht vragen voor een zeer frequente misvatting. De heer Anseeuw en ook u in uw antwoord, minister, hebben heel duidelijk de link gelegd tussen burn-out en werkomstandigheden. De Stichting Technologie Vlaanderen voert al sinds geruime tijd, inderdaad via zelfbevraging, studies naar de werkbaarheidsgraad in Vlaanderen. Als je oorzaak en gevolg van elkaar onderscheidt, ligt de oorzaak van stress in het niet werkbaar zijn van een aantal jobs. In tegenstelling tot de populaire beeldvorming zijn het niet hoofdzakelijk leidinggevenden of mensen met zeer drukke managementsfuncties die stellen geen werkbaar werk te hebben, waaruit je een hoger risico op burn-out zou kunnen afleiden. Het zijn net mensen die in zeer repetitieve jobs zitten met weinig opleidingskansen en weinig vrije vormen van contact op de arbeidsmarkt.
Of u nu ingaat op de vraag van minister Peeters of minister Muyters, ik wil u beide absoluut vragen om bij die rondetafelconferentie over de problematiek het accent te leggen op laaggeschoolden. De perceptie in de samenleving is vaak net andersom. Het beeld van iemand die zeer gestresseerd is, is vaak iemand in een managementsfunctie. De bandwerker verdient evenzeer onze aandacht.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Beschikken we over veel wetenschappelijk onderzoek? We hebben daar een cel voor in onze administratie die wetenschappelijk onderzoek opvolgt en screent. We kunnen checken of er iets over bestaat.
Ik heb toevallig kennis van het programma dat vandaag in Hasselt plaatsvindt. De Onderzoeksgroep Arbeids-, Organisatie- en Personeelspsychologie van de KU Leuven heeft een referaat gehouden over ‘Stress en energie op het werk: een onderbouwd kader’. Ik veronderstel dat er toch wel wat onderzoek over is gebeurd. We zullen dat eens opvragen. Misschien kunnen we aan de betrokken professor Schaufeli vragen om ons te documenteren. Dat is belangrijk, ook voor de vergadering met de federale overheid.
Als we spreken over stress en burn-out op het werk, dan gaat het over dingen die te maken hebben met je eigen aard en karakter, met de aantrekkelijkheid van je werk, de variëteit, de mogelijkheden om carrière te maken, mogelijke veranderingen enzovoort. Het heeft ook te maken met het soort job dat je moet invullen, en ook met de context waarin het bedrijf zich organiseert. De relaties tussen de personeelsleden, de aandacht voor de thematiek enzovoort. Die drie niveaus komen op de een of andere manier altijd wel terug.
Geen probleem daarmee. Dat wordt de grote uitdaging van werkbaar werk in de brede betekenis van het woord, zoals het op de agenda staat van de sociale partners. Het gaat natuurlijk niet over de jobs die op zichzelf zeer uitdagend zijn en veel innovatie en verantwoordelijkheid behelzen. Het gaat over het organisatorisch model, zeker in de maakindustrie. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat langer werken en werkbaar werk aan de orde zijn? We gaan dat zeker meenemen in onze inbreng in het federale overleg.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, ik dank u om in te gaan op mijn vraag om uitleg, om op te lijsten welke inzichten er vandaag allemaal bestaan. Als ik zo vrij mag zijn, dat overzicht interesseert me natuurlijk ook. Iedereen die zich met geestelijke gezondheidszorg bezighoudt, krijgt allerlei zaken op zijn tafel, maar een bevattelijk overzicht is nooit mis.
Mijnheer Van Malderen, wat ik heb gezegd, is niet in tegenspraak met wat u hebt gezegd. Ik heb gezegd dat het gaat om stress in verhouding tot de draagkracht, en die wordt beïnvloed door heel veel factoren. Ik heb bijvoorbeeld het relationele aspect op de werkvloer aangehaald, maar ook ernaast. Naast burn-out heb je ook bore-out. Mensen zijn zo divers dat iedereen wel van andere dingen gestresseerd raakt, en soms te lang en te veel. Niemand is daar vrij van. Het illustreert allemaal wat ik eerder heb gezegd, namelijk dat het nog zoeken is naar een lijn in het beleid en in de inzichten waarop we dat beleid kunnen stoelen.
We volgen dit verder op. Ik ben heel benieuwd naar het overzicht van de inzichten die we vandaag al hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.