Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over depressie bij studenten
Report
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, geestelijke gezondheid komt geregeld aan bod in deze commissie. Vlaanderen probeert inspanningen te doen om het taboe te doorbreken, maar voor wie te kampen krijgt met problemen op dat vlak blijft het moeilijk om erover te praten. 13 procent van de bevolking zou het risico lopen op een depressie. Bij de studenten ligt dat aantal veel hoger, zo blijkt uit recente cijfers van de KU Leuven. Daar gaat het om een op vijf jongeren.
De onderzoekers halen daarvoor verschillende argumenten aan. De overstap van middelbaar onderwijs naar hogeschool of universiteit is vaak heel ingrijpend. De studenten kunnen niet meer terugvallen op de duidelijke en vertrouwde structuur van het middelbaar onderwijs. Bovendien worden ze allemaal geconfronteerd met grote druk om te presteren en te studeren op een andere manier, maar ook om een sociaal netwerk uit te bouwen, zeker als ze het ouderlijk huis inruilen voor een studentenkamer.
Veel studenten blijken zich nogal verloren te voelen in de massa van jongeren in studentensteden, waar het allemaal heel plezant moet zijn, maar vaak blijkt dat niet te kloppen. Dat maakt van studenten, binnen de reeds kwetsbare groep jongeren van 15 tot 24 jaar, een extra kwetsbare groep op het vlak van geestelijk welbevinden.
Dat kan verstrekkende gevolgen hebben. Een op de zeven studenten kampt, volgens de cijfers van de KU Leuven, met psychologische stoornissen. Een op de twintig studenten denkt soms aan zelfdoding. Maar slechts 20 procent van de studenten die gebaat zijn met professionele hulp, zet effectief de stap naar de hulpverlening en dat is veel te weinig. Ook de drempel om er met vrienden over te praten, is vaak nog heel hoog.
De KU Leuven gaat nu van start met een preventieproject, genaamd MindMates. Daarbij is het de bedoeling dat studenten meer oog krijgen voor elkaar en zo psychische problemen sneller herkennen en er gemakkelijker over leren praten.
Niet alleen psychisch zijn studenten een kwetsbare groep, ook op fysiek vlak moeten we oplettend zijn. Uit een recente studie van de Christelijke Mutualiteiten blijkt dat een derde van de studenten niet dagelijks ontbijt en daardoor in de loop van de dag vaker naar ongezonde snacks grijpt om de honger te stillen. Wie wel ontbijt, kiest helaas vaak voor minder gezonde opties, zoals gesuikerde ontbijtgranen, en laat fruit, vezels en zuivelproducten vaak links liggen. Ook op dat vlak moeten studenten aanpassingen maken. Ze leven in een ander ritme dan het gestructureerde schoolleven van het middelbaar onderwijs. Velen gaan ook op kot en moeten zelf voor alles zorgen.
Minister, in het middelbaar onderwijs hebben de preventiecoaches geestelijke gezondheid al veel werk geleverd met betrekking tot het uitwerken van welzijnsbeleid op scholen. Overweegt u om preventiecoaches ook ten dienste te stellen van universiteiten en hogescholen? Zult u stappen ondernemen om projecten zoals MindMates van de KU Leuven ook ingang te doen vinden bij de andere universiteiten en hogescholen in Vlaanderen?
Het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie maakt gewag van de website NokNok, gericht op 12- tot 16-jarigen alsook van een zelfhulpcomputerprogramma gericht op 12- tot 19-jarigen. Studenten zijn doorgaans 18 tot 22 jaar oud. Plant u acties met betrekking tot geestelijke gezondheidszorg die in het bijzonder gericht zijn op deze leeftijdsgroep? Welke stappen zult u nemen om het eetpatroon van studenten meer de goede, gezonde richting in te sturen?
Het Vlaams actieplan voeding en beweging 2009-2015 spreekt onder meer over het stimuleren van deskundigheidsbevordering via vormings- en begeleidingsaanbod voor keukenpersoneel in scholen, studentenrestaurants en cateraars in functie van de samenstelling en bereiding van evenwichtige maaltijden. Kunt u hierover een stand van zaken geven? Wordt dit thema specifiek meegenomen naar de volgende gezondheidsconferentie?
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, mijn Zuiddagstudent William Larcher van enkele weken geleden heeft mijn vraag om uitleg voorbereid. Ik wil hem bij deze gelegenheid hiervoor bedanken.
Na de middelbare school verandert er veel voor studenten die verder studeren. Ze moeten hun eigen structuur opbouwen en komen terecht in een nieuwe omgeving. Ook leren ze veel nieuwe mensen kennen. Presteren is bijzonder belangrijk en dat zorgt voor nogal wat druk.
Uit een studie van de KU Leuven blijkt dat wanneer er psychische klachten zijn, studenten te weinig hulp zoeken. Het betreft een onderzoek dat professor Bruffaerts bij enkele duizenden studenten uitvoerde – toch niet weinig. Een vijfde van de jongeren die aan een universiteit of hogeschool les volgen, loopt risico op het krijgen van een depressie. Bij de totale bevolking is dat iets minder, namelijk 13 procent. Een op de twintig studenten denkt soms aan zelfdoding. Hulpverlening is voor hen erg belangrijk, want zonder hulp hebben ze vier keer meer kans om hun studies niet af te maken. Uiteindelijk is dat toch de reden waarom ze hoger onderwijs volgen.
Alleen, voor studenten is de drempel naar de hulpverlening blijkbaar heel hoog. Slechts 20 procent van de studenten met psychische klachten die hulp nodig hebben, zet effectief de stap naar een vorm van hulpverlening, waar dat bij de totale bevolking een stuk hoger is, namelijk in een op de drie gevallen. Dat is toch een substantieel verschil tussen die twee groepen.
De KU Leuven lanceerde het preventieproject MindMates. Dat is een buddysysteem om het fenomeen bespreekbaar te maken en ervoor te zorgen dat studenten sneller de weg vinden naar gepaste hulp.
Minister, op welke manier wilt u met uw beleid inzetten op de drempelverlaging van de geestelijke gezondheidszorg van studenten? Welke concrete plannen of ideeën hebt u daarover? Plant u overleg met uw collega’s over de aanpak van de haperende mentale gezondheid van studenten? Iedereen heeft de mond vol van werkbaar werk. Hoe wilt u mee werk maken van werkbare studies? Hoe staat u tegenover het preventieproject MindMates? Hebt u een zicht op de verwachte resultaten en ziet u mogelijkheden om een gelijkaardig concept te laten uitrollen in een bredere context dan de KU Leuven?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Op 30 maart 2015 is de ‘Gids naar een nieuw geestelijk gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren’ in de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid ondertekend door alle ministers met een bevoegdheid inzake volksgezondheid. De gids omvat een actieplan met 36 acties, die stapsgewijs worden uitgevoerd. Preventie is daarin als strategische doelstelling opgenomen: ‘Implementeren van strategieën voor promotie van geestelijke gezondheid en preventie van geestelijke gezondheidsproblemen’.
Elk netwerk – de bedoeling is om er in elke provincie een te maken – is verantwoordelijk voor het uitvoeren van een programma rond universele preventie en gezondheidspromotie. Het uiteindelijke doel is de geestelijke gezondheid van alle minderjarigen in België te bevorderen. Dit nieuwe geestelijke gezondheidsbeleid voorziet in specifieke aandacht en een aangepast aanbod voor jongeren in de scharnierleeftijdsfase van 16 tot 23 jaar, dus ook de studentenleeftijd.
De acties worden aangestuurd en opgevolgd door de interkabinettenwerkgroep taskforce geestelijke gezondheidszorg. Daarin zijn alle administraties en kabinetten met bevoegdheden inzake geestelijke gezondheidzorg vertegenwoordigd. Dat zorgt voor een continue communicatie en wisselwerking tussen het federale niveau en de gemeenschappen.
Momenteel staan er geen specifieke acties op het programma naar studenten of naar de setting van hogescholen en universiteiten. De meeste strategieën die gericht zijn op de algemene bevolking en op jongeren in het bijzonder zijn ook voor hen relevant en bruikbaar. Zo weten we bijvoorbeeld dat de diensten van de Zelfmoordlijn1813 goed gekend zijn door deze leeftijdsgroep. Ze zijn sterk vertegenwoordigd bij de gebruikers, en die zijn ook tevreden over de dienstverlening.
De methodiek van de preventiecoaches heeft zeker ook zijn meerwaarde voor het hoger onderwijs. De nieuwe partnerorganisatie preventieve gezondheidszorg die inzet op het perceel algemene gezondheidsbevordering zal via de kadermethodiek Gezonde School inzetten op overschrijdende gezondheidsbevordering vanuit fysisch, psychisch en sociaal oogpunt en het bevorderen van een beleid hiervoor in de setting school.
De Vlaamse overheid zet continu in op een correcte beeldvorming van psychische problemen en geestelijke gezondheidszorg en destigmatisering. Daartoe subsidiëren we onder andere de Associatie Beeldvorming Geestelijke Gezondheid Vlaanderen, een samenwerkingsverband tussen de Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid en Te Gek!? Zij werken allerlei publieksacties uit, ook gericht naar jongeren. Zo plant men in het voorjaar 2016 een campagne gericht op alle Vlaamse scholen met lezingen, infomateriaal, een verhalenboek over bekende Vlamingen en hun emotionele problemen, een scholenwedstrijd, ervaringsdeskundigen geestelijke gezondheid die komen praten in de klas, een documentaire enzovoort.
Selah Sue is dit jaar meter van Te Gek!? Ze is een bekend en populair figuur bij jongeren en jongvolwassenen. Haar persoonlijk verhaal over de psychische problemen die ze meemaakte in haar jeugd, maakt de thematiek bespreekbaar, normaliseert en geeft hoop. Q-Music, VTM en Belfius organiseren een grootschalige publiekscampagne over psychische problemen bij jongeren, de Rode Neuzencampagne, en roepen op ludieke wijze burgers op om geld in te zamelen voor meer psychische zorg voor jongeren.
De Vlaamse overheid is verheugd over dit initiatief, want een dergelijk brede campagne kan heel betekenisvol zijn in het destigmatiseren van psychische problemen: erover durven praten, hulp durven zoeken.
Nok Nok richt zich naar de algemene populatie van jongeren tussen 12 en 16 jaar. Vanaf 16 jaar is de website en app van Fit in je Hoofd zeker geschikt.
VDIP staat voor Vroege Detectie en Interventie bij Psychische (Psychotische) Stoornissen. De medewerkers van de VDIP-teams zetten in op de vroegdetectie en -interventie naar jongeren en jongvolwassenen met een beginnende ernstige psychische stoornis en hun directe omgeving, waarbij er in de modus om ter plekke te gaan is voorzien. De focus ligt op de 16- tot 35-jarigen en de zorgmijders. Daarnaast zetten ze ook in op sensibilisering en deskundigheidsbevordering van partners op de nulde en de eerste lijn rond signalen, het belang van vroegdetectie en suïciderisico bij psychische stoornissen.
VDIP is actief in acht van de dertien werkingsgebieden van de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s). Eind dit jaar wordt VDIP structureel verankerd binnen de werking van de cgg’s.
Sowieso is het aangewezen dat organisaties – dus ook hogescholen en universiteiten – een breed beleid voeren rond geestelijke gezondheidzorg, om problemen te voorkomen en, als er problemen zijn, daar goed mee om te gaan. Onderzoek wijst uit dat dit investeren in het levensdomein van de school als dusdanig het meest effectief is voor het welzijn van alle betrokkenen en ook het meest effectief om dat welzijn te verhogen.
Dat is dus best een ruim beleid, dat ook gaat over studiebelasting en begeleiding, pesten, eenzaamheid, angstproblemen, het opbouwen en onderhouden van sociale contacten, alcoholproblemen enzovoort.
In tegenstelling tot andere onderwijsinstellingen, die centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) hebben, hebben universiteiten en hogescholen de budgetten hiervoor in eigen beheer en kunnen ze hier autonoom over beslissen. Ik ben dan ook blij dat de KU Leuven dit thema zo prominent op de agenda heeft gezet. Ik heb hun ook gevraagd om contact op te nemen met de andere universiteiten en hogescholen om na te gaan in welke mate hun inspirerende aanpak ook anderen kan inspireren. Ik hoop natuurlijk dat anderen dat voorbeeld zullen volgen. Ik wil dat alleszins ook graag stimuleren. Als ze inhoudelijke ondersteuning nodig hebben, kunnen ze uiteraard een beroep doen op de preventiewerkers in de cgg’s.
Specifiek wat de methodiek MindMates betreft, zal er eerstdaags een overleg plaatsvinden tussen het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP), de partnerorganisatie voor suïcidepreventie, en de ontwikkelaars om te bekijken of en hoe dit kan worden ingepast in de rest van het Vlaams beleid. Het lijkt me een mooie methodiek, maar we moeten ons natuurlijk niet blindstaren op één methodiek. Wat nodig is, is een volledig beleid rond geestelijke gezondheid binnen de hogeschool of universiteit dat met alle belangrijke factoren rekening houdt.
Onderzoek wijst uit dat effectieve preventiestrategieën voor suïcidepreventie verschillende componenten kunnen omvatten. De toolkit voor scholen die ontwikkeld werd binnen het EUREGENAS-project (EUropean REGions ENforcing Actions against Suicide) omschrijft effectieve strategieën in het kader van zelfmoordpreventie die ook kunnen worden toegepast binnen de context van hogescholen en universiteiten. Ten eerste: werken aan een geestelijk gezondheidsbeleid. Dit omvat onder meer: aanpak van pesten, ondersteunen van leerkrachten en docenten, samenwerking met geestelijke gezondheidscentra. Ten tweede: de ontwikkeling van preventieprogramma’s. Dit omvat onder meer: psycho-educatieve programma’s – jongeren informeren en sensibiliseren over de signalen en de aanpak van geestelijke gezondheidsproblemen en suïcidaliteit –, vaardigheidstraining – jongeren sterker maken op het vlak van sociale vaardigheden of probleemoplossende vaardigheden door training te geven –, gatekeeper-training – leerkrachten en docenten vorming geven over signaalherkenning en aanpak van geestelijke gezondheidsproblemen en suïcidaliteit – en screeningsprogramma’s. Ten derde: bijzondere aandacht besteden en steun verlenen aan kwetsbare leerlingen en personeel, zoals nabestaanden, etnische minderheden, holebi- en transgenderjongeren. Ten vierde: het beperken van de toegang tot dodelijke middelen of methoden, zoals het beveiligen van de toegang tot daken, ramen, trappenhallen enzovoort. Meer informatie over suïcidepreventie op scholen, inclusief de EUREGENAS-toolkit, is te vinden op: www.zelfmoord1813.be.
Als het gaat over voeding en beweging, blijkt uit de praktijk dat er meer voorbereidend onderzoek nodig is naar werkzame strategieën bij deze doelgroep, alvorens effectieve interventies kunnen worden geïmplementeerd. We moeten immers voorkomen dat acties ongewilde effecten hebben en bijvoorbeeld eetstoornissen in de hand werken. Het uitvoeren van dat onderzoek is een opdracht van de nieuwe partnerorganisatie rond deze thema’s, die vanaf 1 januari 2016 normaal gezien een beheersovereenkomst zal krijgen.
Het Vlaams actieplan voeding en beweging 2009-2015 omvatte meer dan zestig acties. Keukenpersoneel vormen was daar één van. Aangezien het onmogelijk was om binnen de looptijd van het actieplan alle voorgestelde acties te realiseren, werd een Vlaamse werkgroep voeding en beweging samengesteld die mee advies gaf in het verder bepalen van de prioriteiten.
Andere acties werden daarbij als meer prioritair gezien. Zo werd er meer ingezet op de setting werk. In kader van het voortraject van de gezondheidsconferentie die in 2016 zal worden georganiseerd, zullen we opnieuw trends en prioriteiten bepalen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, u hebt een heel uitvoerig antwoord gegeven, dat ik verder in detail zal moeten nalezen. Het is natuurlijk een heel brede problematiek. Als jongeren zich niet goed in hun vel voelen, heeft dat heel veel componenten en oorzaken en is dat niet zo eenvoudig te vatten.
Ik ben alleszins tevreden dat u de problematiek erkent en die jongeren benoemt als een specifieke doelgroep. Als ik naar de jongeren en studenten van vandaag kijk, denk ik dat de druk op hen heel groot. Als je dat vergelijkt met hoe dat vroeger bij ons ging, heb ik de indruk dat de druk vandaag meer continu is. Dat geeft misschien specifieke problemen. (Opmerkingen. Gelach)
Ik spreek natuurlijk niet voor iedereen in deze commissie. Er zijn hier inderdaad verschillende leeftijdscategorieën.
De preventiecoaches hebben binnen de secundaire scholen heel veel succes gehad. Daarvan zijn heel wat cijfers gekend. Mogelijk kunnen die tot dienst zijn binnen de universiteiten en hogescholen.
Het is goed dat de KU Leuven het onderzoek heeft gedaan, de vinger op de wonde legt en dit wil aanpakken. Het is goed dat u dat vanuit het beleid ondersteunt en uitzoekt hoe dit eventueel, na een evaluatie, kan worden uitgerold naar andere universiteiten en hogescholen. Het is ook goed dat er daarover ondertussen overleg wordt gepland, bijvoorbeeld vanuit VLESP.
Ik denk dat veel mensen hier in de commissie dat met veel aandacht zullen opvolgen. Natuurlijk blijft het taboe een enorm belangrijk element. Als jongeren die zich niet goed voelen, ermee blijven zitten en er niet over durven praten, wordt het alleen maar moeilijker. Dan is een Rode Neuzenactie goed om te proberen dat taboe te doorbreken.
Betreffende voeding en beweging wachten we het onderzoek af dat u besteld hebt. Ik had de reflectie niet dadelijk gemaakt, we zullen inderdaad alert moeten zijn voor eventuele neveneffecten. We kijken uit naar de conferentie van 2016 voor gerichte acties.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, u verwijst naar de gids voor geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren, meer specifiek naar de universele preventie, zoals u die noemt. U hebt uitdrukkelijk en expliciet geantwoord op mijn vraag welke concrete plannen of ideeën u hebt om deze groep van jonge mensen in het hoger onderwijs te bereiken en waar nodig naar de hulpverlening toe te leiden. Er staan geen projecten of acties op stapel in dat opzicht. Ik wil toch wel wijzen op de cijfers over hogeschoolstudenten die de hulpverlening bereiken indien nodig, ten opzichte van de cijfers voor de totale bevolking. Dat cijfer ligt veel lager. Het risico op depressie is dus hoger. Ik vind dat opmerkelijk.
Ik zie u hier als coördinerend minister. Ik weet dat u geen minister van Onderwijs bent, maar ik heb wel met een reden gevraagd of u overleg plant of hebt met uw collega’s rond dit specifieke probleem. U hebt correct geschetst dat hogescholen binnen hun studentenvoorzieningen autonoom beslissen over de budgetten om op een of andere manier een beleid voor meer geestelijke gezondheidszorg te realiseren. Dat leidt ertoe dat het concrete beleid van deze instellingen bijzonder uiteenlopend is. Het aanbod is bijzonder verschillend. Het lijkt me nuttig om eens met de minister van Onderwijs te overleggen om daar een lijn in te kunnen trekken. Ik denk dat het ook uw betrachting is om een efficiënt en goed doordacht beleid te voeren. De hogeschoolstudenten hebben daar recht op inzake geestelijke gezondheidszorg.
Het is geen stelling, het is een vraag: heeft elke hogeschool een even uitgebouwd beleid? Het aanbod is in elk geval erg verschillend. Een overleg lijkt me wel nuttig.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Dit is een boeiend debat. Ik heb slechts twee minuten spreektijd, ik zal me moeten beperken.
We vertrekken hier van de doelgroep van studenten. Dat is relevant, dat is zinvol. Deze categorie heeft sowieso moeilijker toegang tot de geestelijke gezondheidszorg en maakt er minder gebruik van dan andere leeftijdsgroepen. U legt de verantwoordelijkheid bij de hogescholen en universiteiten zelf. Ik denk dat daar een verantwoordelijkheid ligt. Zij nemen effectief een taak of rol op. Zoals de heer Anseeuw suggereert, het zou interessant zijn om te zien hoe dat in de realiteit gebeurt.
De verantwoordelijkheid ligt niet enkel bij hen. Het aanbod van de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen en Brussel is veel te klein. Het is ontoereikend, ik zal het blijven zeggen tot we een deftig groeipad hebben.
We krijgen dan de Rode Neuzenactie, ook Te Gek!? doet erg veel en richt zich tot verschillende leeftijdscategorieën, niet alleen studenten maar ook jongere kinderen en volwassenen. Dat is zeer positief, dat is ongelooflijk belangrijk, maar het enthousiasme hier rond de Rode Neuzenactie, dat wringt een beetje bij mij. U als minister en sommige meerderheidspartijen die binnenkort een begroting gaan goedkeuren, zijn erg enthousiast, maar het gaat om een benefietactie. Men gaat geld inzamelen voor initiatieven in de bijzondere jeugdzorg die eigenlijk onder de Vlaamse bevoegdheden vallen. Dat is toch pervers: we slagen er niet om zelf een adequaat aanbod te realiseren voor jongeren. Ze doen aan sensibilisering op een manier die de overheid absoluut niet kan aanwenden. Het is goed dat dit gebeurt, maar dat er aanbod mee gefinancierd wordt, vind ik een bijzonder angstaanjagend perspectief. In andere landen doen ‘rode neuzen’ acties rond ontwikkelingssamenwerking. Ik ben heel blij dat ze hier een thema aankaarten dat grote noden heeft, dat wil ik nog eens benadrukken. Het sensibiliseren en het drempelverlagend werken voor jongeren om die stap naar geestelijke gezondheidszorg te zetten, is ongelooflijk belangrijk. Daar doen ze goed werk. De Vlaamse overheid moet wel klaarstaan met voldoende aanbod. Als dat in orde is, hebben we bereikt wat we moeten bereiken en kan de Vlaamse overheid zeggen dat ze haar verantwoordelijkheid ten volle opneemt. Dat is nu niet het geval.
Minister, wanneer komt er een groeipad zodat er een behoeftedekkend aanbod is in de geestelijke gezondheidszorg, zowel voor studenten als voor jongeren en volwassenen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik vind de cijfers ook verontrustend. Ik heb overwogen om ook een vraag om uitleg in te dienen. Ik heb dat al gedaan rond artsen en vrouwen met een postnatale depressie. Ik heb nog een paar pogingen gewaagd rond andere groepen, maar die vragen werden geweigerd.
Ik heb al gewezen op de normalisatie van xtc-gebruik in het uitgaansleven en op het verhoogd alcoholgebruik bij jongeren. Dat zijn eigenlijk allemaal symptomen van eenzelfde fenomeen, en dan hebben we het nog niet gehad over de burn-out.
Twee weken geleden hadden we het nog over het Vlaamse Actieplan Suïcidepreventie; wij zijn als Vlamingen triestig genoeg kampioen op dit vlak. De cijfers van arbeidsongeschiktheid stijgen, en dat is in belangrijke mate te wijten aan de geestelijke gezondheidsproblemen. In elke leeftijdsgroep zitten mensen die het moeilijk hebben om psychisch overeind te blijven. Velen slagen daar niet meer in. Dat massale geestelijke kopje-onder gaan in alle leeftijdsgroepen zegt toch iets over onze maatschappij.
We kunnen pleiten voor meer geestelijke gezondheidszorg, maar we moeten ook eens kijken naar de oorzaken, naar de enorme verwachtingen die we hebben van onze kinderen, van onszelf, van partners, van ouders, van werknemers, van burgers. De ideaalbeelden waarmee we vandaag iedereen opzadelen, zijn niet meer realistisch. Ze zijn niet meer op mensenmaat. Ik denk dat we daar als politici toch moeten durven over reflecteren. Ik zie voorstellen van resolutie voor het onderwijs, voor cultuur en werkgroepen voor ambtenaren. Dat is allemaal goed maar ze zouden meer moeten doen, meer fundamenteel te werk gaan in de organisatie van onze maatschappij.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
U doet een goede suggestie, mijnheer Anseeuw. Het is een goed idee om eens met Onderwijs te gaan praten over de manier waarop hogescholen en universiteiten binnen hun autonomie toch voldoende aandacht kunnen besteden aan geestelijke gezondheidszorg, zeker bij een populatie met bijzondere kenmerken zoals druk. Dat is ook de suggestie die ik uiteraard gedaan heb op de voorstelling van het project in Leuven. Daar was nogal wat belangstelling. Ga voor Geluk heeft zich daar als organisatie achter geschaard.
We hebben toen afgesproken dat de universiteit dat initiatief zou nemen en dat wij de link zullen leggen met het VLESP voor het MindMates-verhaal. We kunnen inderdaad het best toezicht houden vanuit de overheid, vanuit Onderwijs. Ik weet niet welke initiatieven Onderwijs kan nemen naar de hogescholen om die te stimuleren om aan de slag te gaan en de goede praktijken te bekijken. Ik denk dat we deze suggestie het best meenemen.
Als we het hebben over de grote, brede gevoeligheid voor mentale fitheid in een aantal gegevensdomeinen, is het niet realistisch, maar ook niet goed, om te denken dat we het allemaal onmiddellijk moeten kanaliseren naar de zorg. Vaak is het een kwestie van iets doen in de levensdomeinen lokale samenleving, gezin, werk, maar ook in het onderwijs, de school: kunnen we daar voldoende gevoeligheid krijgen om met die zaken aan de slag te gaan? Ik zal de suggestie daarover zeker ter harte nemen.
Mevrouw Van den Brandt, het is juist: ik heb de Rode Neuzenactie beschouwd als een actie die vooral inzet op het sensibiliseren, op het bespreekbaar maken. De actie heeft ook een fundraisingsaspect. Hetzelfde gebeurt met Kom op tegen Kanker. Ik ben de laatste om te ontkennen dat er nog veel uitdagingen zijn om de toegang tot de geestelijke gezondheidszorg beter te organiseren, maar moet dat ons beletten om aan initiatieven, die wij niet hebben gevraagd, maar die ontstaan en de medewerking vragen van de overheid, onze steun te verlenen? De voorwaarde moet zijn dat ze op een goede manier worden georganiseerd.
Ik heb er ook geen probleem mee om tegelijkertijd te zeggen, en dat hebben we ook gedaan, dat we dat doen vanuit een grote bescheidenheid. We beseffen dat er ook een aantal belangrijke uitdagingen zijn voor de overheden in het algemeen. Ik ga de plaat niet weer opzetten, maar als het gaat over geestelijke gezondheidszorg is het duidelijk dat het een breder verhaal is. Vandaar dat we mee in het akkoord gestapt zijn over de gids voor nieuw geestelijk gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren. Daar ligt inderdaad nog een stuk te ontginnen terrein. Alleen moeten we ons goed realiseren dat het niet altijd een vraag is van meer en meer en meer, het is ook een kwestie van anders. We moeten ook bekijken op welke manier we het aanbod van onze zorg meer kunnen oriënteren op de vraag. Dat doet niets af aan vragen over inspanningen enzovoort, maar ik vind dit een belangrijk onderdeel van het verhaal.
Mevrouw Saeys, ik ben het geen 100, maar 200 procent met u eens. Ik vind het een heel belangrijke opmerking. Als ik het heb over de vermaatschappelijking van de zorg, dan gaat het natuurlijk vaak ook over dat verhaal. We mogen niet denken dat we een wereld kunnen creëren waar de hectiek altijd toeneemt en waarin alleen de mensen die meekunnen, een plaats kunnen krijgen. Bij wie daar niet aan voldoet, leidt dit tot frustratie, depressie en alle andere veruitwendigingen van onbehagen. Dat is geen goede evolutie. Ik moet dikwijls vaststellen dat wanneer ik daarover spreek, ik het gevoel krijg dat ik een pastoor op een preekstoel aan het worden ben, een soort moraalridder. Het is natuurlijk vaak zo dat we moeten zeggen dat het aan dit tempo en met dat verwachtingspatroon van perfectie, van alles kunnen en onmiddellijk kunnen, niet voor iedereen in de samenleving lukt. Dat is niet draaglijk voor alle mensen in de samenleving. Ik ben het daar helemaal mee eens. Dit eindigt natuurlijk vaak met de gemeenschappelijke vaststelling dat er een mentaliteitsverandering nodig is. En dan gaan we naar huis en zeggen we: “Wat hebben we daar nu mee gekocht vandaag?” Dat is het gevoel dat we daar een beetje bij krijgen, maar ik deel uw analyse volledig.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik wil niet eindigen met alleen maar pessimisme. Integendeel, eigenlijk moeten we niet uitgaan van het problematiseren van elk negatief gevoel. Het hoort gewoon bij het leven dat men zich niet elk moment goed in zijn vel voelt. We mogen niet alles problematiseren. Er moet in eerste instantie worden gewerkt aan veerkracht, ook bij jongeren, bij die specifieke doelgroep, en ook aan preventie.
Dan zijn er de concrete acties. Ik denk dat de KU Leuven een heel goed initiatief heeft genomen. U hebt er direct op ingespeeld, ook via VLESP, door te zeggen dat u geïnteresseerd bent in hun methodieken, om te zien hoe die eventueel kunnen worden uitgerold.
Ik onderschrijf wat de heer Anseeuw heeft gezegd en waar u ook positief op hebt geantwoord, namelijk dat er misschien in ruimer overleg met de hogescholen en de universiteiten kan worden bekeken op welke manier de geestelijke gezondheid van de studenten meer aan bod kan komen en hoe er een gezamenlijk beleid rond kan worden gevoerd.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik onderschrijf het pleidooi om niet alles, niet elk gevoel van onbehagen te problematiseren. We moeten er inderdaad een evenwicht in bewaren, maar we mogen tegelijkertijd natuurlijk niet voorbijgaan aan echte zorgnoden. Het gaat hier om een heel specifieke groep, met specifieke kenmerken, maar vooral ook met een specifieke kwetsbaarheid, die gezien de leeftijd een stuk groter is dan bij de totale bevolking.
Het lijkt me daarom goed dat er binnen de onderwijsinstellingen van het hoger onderwijs werk kan worden gemaakt van een betaalbaar en een laagdrempelig aanbod geestelijke gezondheidszorg, waar dat nu al geval is en waar men ook kan doorverwijzen naar het reguliere circuit. Ik weet dat er good practices zijn op dat vlak. Ik ben dan ook tevreden dat u mijn suggestie ter harte wilt nemen om met uw collega, bevoegd voor onderwijs, te bekijken hoe er meer een lijn in kan worden getrokken. Zo kunnen we ook binnen het hoger onderwijs, met de structuren die er vandaag ook zijn, meer werk maken van geestelijke gezondheid.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.