Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Voorzitter, minister, het decreet betreffende het sociaal-cultureel vormingswerk voor volwassenen bepaalt dat de minister, u dus, voor 30 juni van het jaar dat voorafgaat aan de nieuwe beleidsperiode, de beleidsprioriteiten voor verenigingen en gespecialiseerde vormingsinstellingen vastlegt en bekendmaakt. Op dit moment bevinden we ons in zo’n scharnierjaar, want de volgende beleidsperiode gaat van start op 1 januari 2016. Het decreet bepaalt ook dat de sector een aantal voorstellen van beleidsprioriteiten aan u kan voorleggen. Nadien kunnen verenigingen en vormingsinstellingen hier dan verder op inschrijven. De bijhorende middelen worden dan beschikbaar vanaf 1 januari 2017. Op die manier creëert het decreet een win-winsituatie: organisaties kunnen hun structurele enveloppe zien toenemen door mee te werken aan de prioriteiten die u, in overleg met de sector, belangrijk vindt.
De Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk (FOV), de federatie van het sociaal-cultureel werk, bezorgde u een uitgebreide nota met als titel ‘Levensduurte en beleidsprioriteiten’. Daarin doen ze een voorstel voor de komende beleidsprioriteiten. Bij mijn weten is er op deze nota nog niet direct een reactie gekomen of zijn in ieder geval de beleidsprioriteiten nog niet bekendgemaakt. Daarom wil ik u graag een aantal vragen stellen.
Minister, hebt u de nota van de FOV ontvangen? Wat is uw reactie op deze nota? Hebt u al een gesprek gehad met de FOV of zult u nog met hen in dialoog gaan? Wanneer zult u de beleidsprioriteiten vastleggen als dit nog niet is gebeurd? Indien er geen beleidsprioriteiten worden vastgelegd, waarom zult u dat dan niet doen?
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me heel graag aansluiten bij de terechte vraag van collega Bastiaens. De vragen zijn duidelijk. Minister, hebt u al een reactie op de FOV? Hebt u de beleidsprioriteiten al vastgelegd? Indien niet, wanneer mogen we die verwachten?
De heer Meremans heeft het woord.
Ik dank de collega voor de vraag. We hebben de nota van de FOV ook ontvangen. We moeten wel eerlijk zijn: zowel de beleidsprioriteiten als het concept levensduurte zijn een manier om die basisfinanciering van het sociaal-cultureel werk te laten aangroeien. Natuurlijk moeten we ook kijken in welke budgettaire context we ons bevinden.
Ik hoor hier vaak pleiten voor een aangroei van het aantal gesubsidieerde initiatieven. Dat vraagt natuurlijk aangroei van subsidies en middelen. Nog eens in middelen voorzien voor beleidsprioriteiten en levensduurte, vraagt nog eens extra middelen.
Minister, denkt u eraan om die prioriteiten vast te leggen? Waar moeten die middelen dan vandaan komen? Als je die beleidsprioriteiten uitschrijft, dan moet je daarvoor immers ook in voldoende budget voorzien, anders doe je dat beter niet.
Een ander aspect dat ik wil aanhalen, is de opportuniteit om nu nog beleidsprioriteiten uit te schrijven, wetende dat we spreken over een decretaal kader dat zal worden geëvalueerd en zal worden herwerkt. De vraag is in hoe ver je die beleidsprioriteiten dan nog in gang moet steken. Misschien kunnen we zeggen dat we door selectiever te zijn in erkenningen en subsidiëringen, we misschien wel ruimte creëren voor prioriteiten en levensduurte.
Ik wil me namens mijn fractie aansluiten bij deze zeer legitieme vraag. Collega’s, ik vind het toch een merkwaardige tegenstelling tussen de bekommernis van mevrouw Bastiaens, die ik deel, en de uitspraak van collega Meremans, uit dezelfde meerderheid, die in bedekte termen en met grote hoffelijkheid zegt dat als het van hem afhangt er geen beleidsprioriteiten komen, want dat kost geld en we hebben geen geld. Dat is plat gezegd, maar het komt er wel op neer. En hij zegt ook dat we aan de vooravond zitten van een nieuwe regelgeving. Dat staat in het regeerakkoord, en het regeerakkoord is de bijbel.
Ik betreur dat. De projectmiddelen zijn ook al verdwenen uit het sociaal-cultureel werk. De structurele subsidies zijn afgekalfd. Ik weet niet of u ook de mail hebt gekregen van Vijftact, de koepel van de organisaties in het sociaal-cultureel werk die vorming aanbieden aan personen met een handicap. Ook daar zijn er serieuze zorgen. Ik pleit er toch voor, minister, zelfs in het licht van een eventuele nieuwe regelgeving, om die sector niet meer pijn te doen, en toch wat te koesteren. Het is een heel belangrijke sector voor de Vlaamse kwaliteit van leven en voor onze sociale cohesie, algemeen vormings- en verenigingswerk. Dat weet de heer Meremans ook.
Minister Gatz heeft het woord.
Beste collega’s, ik heb de nota van FOV eind mei ontvangen. Het is inderdaad de corebusiness van een belangenbehartiger om blijvend duiding te geven en te knokken voor de sector waarvoor hij de belangen verdedigt. Deze nota lees ik dan ook in die context en tegelijk als een informatief en inspirerend stuk.
Het initiatief tot deze nota is aangegeven door het decreet Sociaal-Cultureel Werk, met name artikel 46, dat de Vlaamse Regering toelaat bij de start van elke beleidsperiode financieel bij te sturen. De Vlaamse Regering kan namelijk de kredieten, die per beleidsperiode voor de organisaties ter beschikking zijn, verhogen. De verantwoordingselementen hiervoor zijn de stijging van de levensduurte, de behoeften geformuleerd vanuit de sociaal-culturele sector en de beleidsprioriteiten van de Vlaamse Regering.
In het eerste luik van de nota lijst FOV een overzicht van de besparingen in de periode 2011-2015 op. Dat is geen nieuw verhaal. We kennen het allemaal. Het illustreert mee de realiteit van een crisisperiode, waarin de budgetten ontoereikend zijn om uit te voeren wat in ‘rijkere’ tijden is beslist. In het tweede luik van de nota beschrijft FOV de stijging van de levensduurte. Het gaat om de automatische toename van de kosten gedurende de afgelopen vijf jaar: de niet toegekende gezondheidsindex, stijgende anciënniteitskosten, woon-werkverkeer en dergelijke. FOV formuleert een voorstel van beleidsprioriteiten. Die beleidsprioriteiten kan ik, zoals het decreet bepaalt, toevoegen aan de reguliere decretale beoordelingselementen van verenigingen en gespecialiseerde vormingsinstellingen voor 30 juni 2015, mits hiervoor bijkomende middelen kunnen worden uitgetrokken.
De beleidsprioriteiten die FOV voorstelt, zijn inhoudelijk interessant. Zij sluiten aan op het met de sector gelopen newdealtraject, waarbij de focus vooral ligt op de versterking van het lokale weefsel. Net als ik, zult u ook vinden dat deze voorstellen voor beleidsprioriteiten aansluiten bij de kern van het sociaal-cultureel werk: kansen geven, ruimte creëren voor initiatief en experiment, aandacht voor kansengroepen, sterker maken van individuen en gemeenschappen, aansluiting zoeken bij en samenwerken met andere actoren.
Maar net als ik weet u dat er momenteel geen bijkomende middelen beschikbaar zijn, noch om bij te sturen wat de stijgende levensduurkosten betreft, noch wat het stellen van beleidsprioriteiten betreft. De betaalbaarheid van een duurzaam, kwalitatief en toekomstgericht sociaal-cultureel werk staat weliswaar hoog op mijn agenda. Ik zal deze elementen dan ook meenemen bij de hertekening van het decreet.
Mijn kabinet heeft regelmatig overleg met FOV. Ik heb vorige week vrijdag nog persoonlijk met hen een lange vergadering gehad. Zij zijn op de hoogte van de onbeschikbaarheid van bijkomende middelen. Ik leg geen beleidsprioriteiten voor verenigingen en gespecialiseerde vormingsinstellingen vast. De enige motivering is budgettair. Er zijn geen bijkomende middelen beschikbaar.
Momenteel lopen de erkenningsprocedures voor nieuwe organisaties: verenigingen, vormingsinstellingen en bewegingen. Nu is al duidelijk dat hiervoor extra budget nodig is. Deze budgettaire oefening tot een goed einde brengen, is nu prioritair.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Collega’s, het zal u opgevallen zijn dat ik doelbewust niet had gevraagd naar bijkomende middelen. De nota bestaat inderdaad uit twee delen. Het is intellectueel eerlijk: we weten allemaal in welk budgettair kader en carcan iedereen moet functioneren. Iedereen wil graag meer. We zien allemaal de uitdagingen, zeker op de gebieden waarvoor deze organisaties en verenigingen staan. U moet mijn opmerkingen absoluut niet interpreteren als een vraag naar verdere besparingen, integendeel.
Wat ik wel belangrijk vind, en dat hebt u ook aangegeven, minister, dat er interessante voorstellen zitten in de beleidsprioriteiten die FOV naar voren schuift. Ook wordt heel duidelijk aangegeven, en dat was ook de filosofie in het decreet, om een win-winsituatie te creëren. Hoe willen we, vertrekkende van de kracht van die organisaties en verenigingen, samen beleid maken en vorm geven aan de Vlaamse samenleving?
Dat is een oproep die ik wil doen. U hebt verwezen naar de hertekening van het decreet, die voor ons ligt. We moeten vertrekken van de doelstellingen en beleidsprioriteiten, om de dialoog wel aan te gaan. Ik ben heel blij dat u uw antwoord bent geëindigd dat de prioritaire aandacht nu gaat naar de nieuwe erkenningen. U kiest dus niet voor selectiviteit, maar voor ruimte voor nieuwe verenigingen en organisaties. De creativiteit is heel groot. Daaraan moeten we ook in de toekomst voldoende kansen geven.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Jammer dat er niet meer middelen komen, maar dat is gemakkelijk om te zeggen vanuit de oppositie. FOV heeft een hele redenering opgebouwd en een heel aantal prioriteiten naar voren geschoven. In verband met de inkanteling in het Gemeentefonds hebben zij altijd heel constructief meegewerkt aan de new deal en het impulsbeleid. Dat is heel nuttig. Ik hoor u daarover vandaag heel weinig zeggen. U neemt de bekommernissen mee bij de hertekening van het decreet.
Ik denk dat de voorstellen die zij doen, vaak antwoorden zijn op een aantal prangende vragen. Ze kunnen meegenomen worden. Veel geld kosten ze niet, maar het zijn wel antwoorden op een aantal vragen die in de samenleving leven. Zo was er de oefening bij de gemeenten. Ook die biedt een aantal heel terechte antwoorden op vragen die leven.
Minister, ik zal me deze zomer bezighouden met het schrijven van een conceptnota over sociaal-cultureel werk. Ik wil dit hardop gezegd hebben. Het debat zal toch gevoerd worden. Ik wil het debat voorbereiden. (Opmerkingen van de heer Marius Meremans)
Mijnheer Meremans, laat ons dat dan doen, dan kunnen we daarna als volwassen mensen de discussie voeren.
Ik wil een aantal mogelijke pistes voor de toekomst schetsen, geheel en al mezelf zijnde. We moeten het debat voeren; we kunnen het maar beter zelf proberen te stofferen.
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Caron, ik verwelkom uw nota absoluut. Het belooft een boeiend debat te worden. Het is trouwens ook daarover dat het gesprek vorige week vrijdag met FOV ging, en minder over deze zaken. Daar zijn andere contacten over geweest. We zetten het debat beter dan voort. Voor de rest heb ik niets aan mijn antwoord toe te voegen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.