Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, voor zover bekend zijn er vanuit België tussen de vierhonderd en vijfhonderd meerderjarige en ook enkele minderjarige moslims naar Syrië en Irak vertrokken om er de zogenaamde jihad te gaan strijden. Die zogenaamde Syriëstrijders komen uit een vijftiental Vlaamse steden, waarvan de meest voorkomende Antwerpen, Vilvoorde, Maaseik en Kortrijk zijn. Van al degenen die vertrokken zijn richting Midden-Oosten, zijn er naar verluidt al een 115 teruggekeerd. Die betekenen uiteraard een gevaar voor hun omgeving. Het lijkt me dan ook essentieel, ten minste zo lang de terugkeer naar ons land voor die jihadisten niet verboden wordt, dat de lokale besturen op de hoogte zijn van hun terugkeer en ook weten wat er met die teruggekeerde fanatici allemaal gebeurt.
Op 3 april van dit jaar heeft de Vlaamse Regering dan een actieplan goedgekeurd, waarvan u de coördinerend minister bent. Het actieplan heet voluit: Actieplan ter preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden tot extremisme en terrorisme. Dat plan is er ook gekomen om een antwoord te bieden op de lokale ondersteuningsnoden waarbij dan vooral gefocust wordt op informatiedeling, betere samenwerking en een betere coördinatie.
Het actieplan bevat ook een luik lokale taskforces, waarbinnen onder andere de opvolging van teruggekeerde jihadisten door inlichtingen- en veiligheidsdiensten gebeurt. Die lokale taskforces moeten ook de contacten onderhouden met de gerechtelijke autoriteiten. Het actieplan van de Vlaamse Regering bevat ook zogenaamde deradicaliseringsprogramma’s die opgelegd kunnen worden door een rechter en waarbij de Vlaamse overheid kijkt met welke instrumenten ze daarbij van dienst kan zijn. Het thema van de deradicalisering zou ook worden opgenomen binnen het overleg met het college van procureurs-generaal.
Iets meer dan een maand na goedkeuring van het actieplan kwam er dan publieke kritiek van onder meer een burgemeester van een gemeente die geconfronteerd wordt met nogal veel extremistische moslims, onder andere ook moslims die de stad verlaten hebben en naar Syrië getrokken zijn. Volgens de burgemeester van de stad Vilvoorde zou de opvolging van de teruggekeerde jihadisten te wensen overlaten, zou er slecht worden gecommuniceerd en zou er nog slechter worden gecoördineerd, wat uiteraard een taak is van onder andere u, minister. Ook vandaag in de Kamercommissie Justitie heeft de burgemeester van Vilvoorde die kritiek nog eens herhaald.
Minister, hoe reageert u op de kritiek van de burgemeester van Vilvoorde op de slechte coördinatie van de opvolging van die zogenaamde Syriëstrijders? Wordt die kritiek voor zover u bekend ook gedeeld door andere lokale besturen? Hebt u vanuit uw bestuursniveau en heeft ook de Vlaamse overheid tot nu toe een gebrek aan informatiedoorstroming vanwege de inlichtingendiensten gemerkt? Kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot de werking van die zojuist genoemde lokale taskforces? Binnen die taskforces moet onder meer de opvolging van Syriëstrijders en de informatie-uitwisseling betreffende teruggekeerde Syriëstrijders gebeuren. Wat schort er desgevallend aan de werking van die taskforces? Hoe verloopt het overleg met het college van procureurs-generaal, waar ik zojuist naar verwezen heb? Hoe denkt u een professionelere aanpak, opvolging en informatie-uitwisseling met betrekking tot teruggekeerde en potentiële jihadisten te garanderen?
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, ik dank de collega om het item nog eens op de agenda te zetten, want het is een thema dat het parlement dit jaar bijzonder aan het hart ligt. Ik denk dat er in de resolutie een aantal aanknopingspunten zitten in antwoord op een aantal bezorgdheden. Het is goed de stand van zaken te krijgen van hoe een en ander loopt. Er is ook het actieplan van de Vlaamse Regering. Vandaag heeft onze partijgenoot in het federaal parlement Veli Yüksel een idee gelanceerd in verband met preventie of aanpak van mogelijke vertrekkers. Er blijven heel veel nieuwe elementen naar boven komen. De zorg is om tussen die vele ideeën die geopperd worden en maatregelen die op heel veel verschillende niveaus genomen worden, coördinatie goed te bewaren en te kijken of alles blijvend in elkaar wordt gepast. Er gebeurt veel op lokaal niveau, op Vlaams, federaal, Europees en ander niveau. In die zin is het goed om een stand van zaken te krijgen van het overleg dat op vele plaatsen nodig is.
Ik denk wel dat de burgemeester van Vilvoorde altijd redelijk kritisch is. We moeten vaststellen dat er heel veel in gang is gezet de afgelopen maanden en dat er enorme stappen vooruit zijn gezet. Ik hoop dat de minister in haar antwoord zal bevestigen dat we op vele punten vooruitgang boeken in het overleg en de coördinatie.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Voorzitter, minister, als er één zaak is die we tijdens die vele uren hoorzittingen geleerd hebben, dan is het dat er effectief nood is aan een verder doorgedreven gegevensuitwisseling. Die is nodig tussen lokale besturen onderling maar ook met veiligheidsdiensten en hulpverleners op alle niveaus. Dat de Vlaamse Regering in haar actieplan die noodzaak erkent en die lokale taskforce opdracht geeft om die communicatielijnen open te houden, is een goede zaak. Wij kijken allemaal vanuit het parlement vol verwachting uit naar de resultaten daarvan.
Terzijde moet ik collega Kennes gelijk geven over de uitspraken van de burgemeester van Vilvoorde. Ik vraag me af vanwaar het komt dat de ene burgemeester het constant van de daken schreeuwt dat er geen gegevensuitwisseling is en dat de andere burgemeester daar blijkbaar minder problemen van ondervindt. Ik vind dat merkwaardig. Ik heb dan ook met een vertegenwoordiger van die veiligheidsdiensten daarover gesproken en gewoon de vraag gesteld hoe dat komt. Het antwoord was simpel. Hij zei me: als je informatie geeft aan bepaalde personen en nog voor die informatie is uitgesproken, die mensen al onderweg zijn naar de nieuwsredacties, dan is er inderdaad een probleem en moeten we niet verwonderd zijn dat die gegevensuitwisseling mank loopt. Ook bij die lokale besturen moet dus wel eens in eigen boezem worden gekeken.
Los daarvan verwachten wij veel van die communicatielijnen die zullen worden opgezet door de lokale taskforces.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Janssens, veel van de vragen hebben betrekking op federale bevoegdheden. U mag die vragen stellen, voor alle duidelijkheid. U verwijst ook naar de federale commissie Justitie. Ik wil overal zijn, maar in de federale commissie Justitie ben ik niet op mijn plaats, denk ik. Ik zal voor zover ik bevoegd ben, proberen op uw vragen te antwoorden.
In uw vraag om uitleg hebt u terecht aangehaald dat ik coördinerend minister ben en dat andere ministers in de Vlaamse Regering een functionele bevoegheid in dezen dragen. Dat bleek ook duidelijk in ons actieplan, dat ruim werd ondersteund.
Sta me toe mijn antwoord op uw vragen te bundelen. Allereerst bespreek ik de eerste, tweede en derde vraag.
U verwees naar de kritiek van de heer Bonte. Laten we hem gewoon bij naam noemen. Iedereen weet immers wie de burgemeester van Vilvoorde is. Het is dan ook onnozel om aldoor over de burgemeester van Vilvoorde spreken, terwijl iedereen weet dat het over de heer Bonte gaat, met wie ik overigens al goede gesprekken over deradicalisering heb gehad.
Voor alle duidelijkheid en in zover ik het begrepen heb, had de heer Bonte eerder kritiek op de werking van de veiligheidsdiensten en het gebrek aan financiële ondersteuning. Financiële ondersteuning gebeurt zowel Vlaams als federaal. Ik ontloop mijn verantwoordelijkheid op dat vlak niet. In de krant wees de heer Bonte er echter vooral op dat de veiligheidsdiensten niet functioneren en dat hij een tekort heeft aan financiële middelen van de federale overheid. Moeten we daar op Vlaams vlak iets aan doen? Ja, natuurlijk. Dat staat ook heel duidelijk in ons actieplan.
Op de vragen met betrekking tot echt louter federale bevoegdheden zal ik dus niet antwoorden. Het behoort niet tot mijn bevoegdheid uitspraken te doen over het al dan niet functioneren van de veiligheidsdiensten. Ik voel me ook niet aangesproken om uitspraken te doen in verband met kritiek op het beleid van mijn federale collega's of van gewoon federale collega's tout court. Uw partij is ook vertegenwoordigd in het federaal parlement. U kunt daar iemand van uw fractie die vragen laten stellen.
Mijnheer Janssens, ik ervaar vanuit de Vlaamse overheid geen gebrek aan informatiedoorstroming. De info die we nodig hebben ter ondersteuning van het Vlaams beleid, zoals algemene cijfers of een overzicht van steden en gemeenten met vertrekkers, wordt ons steeds onmiddellijk bezorgd. Mijn administratie en ikzelf hebben daarover absoluut geen klachten. Ik weet niet hoe het met de andere ministers zit, maar neem aan dat zij evenmin reden tot klagen hebben.
Ook de vierde, vijfde en zevende vragen behandel ik samen. Ze betreffen immers alle de uitvoering van het Plan-R en de werking van de 23 lokale taskforces. Ook dat is een compleet federale bevoegdheid en behoort absoluut niet tot mijn terrein. Ik heb al meer dan voldoende bevoegdheden zodat ik niet ook nog eens antwoord zou moeten geven inzake dossiers die niet tot mijn pakket behoren.
Desalniettemin kan ik enige achtergrondinformatie over de werking ervan bezorgen. In het actieplan ter preventie van radicalisering, dat nog niet zo heel lang geleden in het Vlaams Parlement werd goedgekeurd, heb ik voorgesteld om binnen de werking van de lokale taskforces de brug te slaan naar het curatieve, dus eigenlijk eerder het preventieve, via operationele afspraken met hulpverlenings-, opleidings- of tewerkstellingsinstanties rond trajecten voor terugkeer.
Ik ga mijn boekje enigszins te buiten, maar ik ben van goede wil en wil u toch enige informatie geven, mijnheer Janssens. Van mijn federale collega's heb ik begrepen dat er een engagement is om de koppeling te maken van het repressieve, waarvoor het federale niveau verantwoordelijk is, met het preventieve en het curatieve, wat eerder tot het terrein van Vlaanderen behoort. Ze willen die opnemen in het vernieuwd Plan-R en in de geactualiseerde omzendbrief inzake de aanpak van foreign fighters. Het ligt in de bedoeling van de Federale Regering om de meest actuele omzendbrief nog voor het reces te laten goedkeuren in de federale ministerraad. Met andere woorden, ze willen de link leggen met de Vlaamse bevoegdheden en de preventieve aanpak die zowel in mijn actieplan als in de resolutie van dit parlement verwoord is.
De Vlaamse Regering zal het Vlaams Parlement zesmaandelijks rapporteren over de uitvoering van het Vlaams actieplan. Hoe dit moet gebeuren en hoe de werkzaamheden moeten worden vastgelegd, laat ik over aan het parlement. Misschien zal dit gebeuren in de ad-hoccommissie onder voorzitterschap van mevrouw Sminate. Ik zie dat ze ja knikt.
Ik bevestig wat ik reeds meermaals in het parlement heb meegedeeld, namelijk dat ik mij er ook in mijn actieplan toe engageer om zesmaandelijks een soort voortgangsrapportage te organiseren. De eerste zal in oktober 2015 plaatsvinden, gelet op de datum van goedkeuring van het actieplan in de Vlaamse Regering. De concrete actie 10.1 sluit nauw aan bij uw vraag, mijnheer Janssens, en luidt als volgt: “De lokale taskforces kunnen een beroep doen op het Vlaams instrumentarium in het kader van deradicalisering.” In de voortgangsrapportage zullen we ook hierover een stand van zaken geven.
Ik heb mijn federale collega’s al laten weten dat de focus niet alleen moet liggen op veiligheid, wat ik uitermate belangrijk vind, maar eveneens op begeleiding, re-integratie en dergelijke, gelet op onze Vlaamse bevoegdheden. Ze hebben beloofd daarmee rekening te zullen houden in hun omzendbrief, en vooralsnog heb ik een groot geloof in mijn federale collega’s.
De zesde vraag bespreek ik apart. Ik weet niet hoe het overleg met de colleges van procureurs-generaal verloopt. Ik ben daar niet bij aanwezig. Dat behoort tot de bevoegdheid van de minister-president. Ik ben coördinerend minister van heel veel, onder meer van de aanpak van deradicalisering, maar er werd steeds duidelijk vooropgesteld dat de ministers elk hun functionele bevoegdheid hebben. Dit geldt eveneens voor de minister-president, die deelneemt aan het overleg waarover u concrete vragen stelt.
Dat overleg komt tweemaal per jaar samen met alle ministers-presidenten van de diverse regeringen. Het is logisch dat ik daar geen deel van uitmaak. De eerste vergadering vond begin dit jaar plaats, met als belangrijkste agendapunten het maken van algemene afspraken en toelichting geven bij de werking, de procedures, en dergelijke. U kunt uw federale collega’s de vraag laten stellen of anderen aanmanen de vraag voor te leggen aan collega Bourgeois in een of andere commissie.
De volgende vergadering heeft begin september plaats. Deze ochtend heb ik de agenda opgevraagd, maar die is nog niet bekend, wat me niet onlogisch lijkt te zijn. Ik ga er in ieder geval van uit, of hoop althans, dat ook de werking van de expertisenetwerken, samengesteld uit magistraten en experts uit de administratie, zal worden besproken en dat radicalisering op deze manier wordt opgenomen in de expertisenetwerken.
De heer Janssens heeft het woord.
Ondanks de rugklachten van de minister, waarvoor alle begrip, toch een korte repliek met bijkomende vragen en bedenkingen.
Mevrouw de minister, ik beweer niet dat u zich verschuilt achter het federale niveau, maar u verwijst er toch vaak naar, evenals naar de minister-president en de lokale besturen. Dat was nochtans net de essentie van mijn vraag, en niet het functioneren van de veiligheidsdiensten, zoals trouwens blijkt uit de voorbereidende geschreven versie van mijn vraag om uitleg.
Toch wel, in de tweede paragraaf van de laatste zin.
Mijn vraag om uitleg handelt voornamelijk over de doorstroming van informatie. De kritiek van de heer Bonte, de burgemeester van Vilvoorde, was vooral gericht op het gebrek daaraan.
De leden die lokale verantwoordelijkheid dragen, zijn niet veel wijzer geworden van uw antwoord, net zomin als ik. Gelet op de bevoegdheidsversnippering is er nood aan een overlegorgaan, een evaluatieplatform dat alle informatie ten minste bundelt, zodat u, als coördinerend minister, de vragen in dit verband in het Vlaams Parlement kunt beantwoorden. Bij de voorbereiding van uw antwoord zou u contact kunnen opnemen met een dergelijk orgaan, zodat u niet hoeft te verwijzen naar het federale niveau of naar de minister-president.
Ik denk dat het uw taak is en dat zowel in het actieplan als in de resoluties is opgenomen dat er vooral nood is aan coördinatie.
Tot nu toe lijkt me dat niet erg goed te lukken, minister. U verwijst maar al te vaak naar andere parlementen en niveaus waarvan u geen informatie hebt gekregen.
Nog één specifieke vraag. Er is in het actieplan een Vlaams Platform radicalisering opgericht, dat samengesteld is uit experten en ook afgevaardigden van de VVSG. Dat platform heeft als taak om het actieplan op te volgen en bij te sturen indien nodig. We zijn drie maanden na de opstart van het actieplan. Hebt u er al kennis van dat het platform al een evaluatie heeft gemaakt? Zo ja, zijn er dan ook bijsturingen gebeurd?
De heer Kennes heeft het woord.
Minister, het klopt dat er heel veel federale bevoegdheden zijn omtrent veiligheid, informatievergaring en zo. De doorstroming belangt iedereen aan die met het dossier bezig is, ook Vlaanderen, ook de lokale besturen. Dat geldt in alle richtingen. Een van de opdrachten van de coördinerende ministers op de verschillende niveaus, is om te komen tot een vlotte doorstroming. De discretie- en geheimhoudingsplicht moet daarbij worden gerespecteerd, anders loopt het fout en dan kan men geen informatie blijven uitwisselen.
Wat het overleg met het college van procureurs-generaal betreft, is het uiteraard de minister-president die ons daar mag vertegenwoordigen, ons allemaal als Vlamingen. Dat neemt niet weg dat de verschillende ministers en de minister-president daarover geregeld zullen overleggen. Wellicht is het aangewezen om in september de punten die in dit dossier naar boven zijn gekomen, tijdig te melden aan de minister-president, zodat hij die ook kan agenderen op het overleg.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Ik begrijp eerlijk gezegd niet goed dat er vandaag gepleit wordt voor de oprichting van alweer een nieuw platform, een nieuwe instantie. Dat is wat u letterlijk gezegd hebt. Er staat letterlijk in de taakomschrijving van die lokale taskforce dat zij verantwoordelijk zijn voor die gegevensuitwisseling, dat daaraan gewerkt wordt. Nu een extra platform oprichten, lijkt me echt overbodig. Dat bleek uit alle getuigenissen op de hoorzittingen. Dat zou het nodeloos ingewikkeld maken. In onze resolutie staat letterlijk dat we niet gaan voor de oprichting van een nieuw platform.
Mijnheer Kennes, natuurlijk moeten alle betrokken en verantwoordelijke ministers de minister-president briefen. Dat gaan we uiteraard doen. Daar ben ik het volledig mee eens.
Mijnheer Janssens, ik heb uw oorspronkelijke vraag bij. Dat staat in de laatste zin van uw tweede paragraaf. U verwijt mij dat ik altijd verwijs naar andere niveaus, maar hebt u al eens geteld hoe vaak het woord 'federaal' hierin voorkomt? (Opmerkingen)
In uw laatste zin zegt u letterlijk dat u niet hebt gesproken over de federale veiligheidsdiensten. De laatste zin van uw tweede paragraaf luidt: "Bonte wijst met een beschuldigende vinger naar de federale veiligheidsdiensten." U kunt me niet kwalijk nemen dat ik daarop antwoord en erop anticipeer.
Ik heb u al gezegd, en ik ben het volledig met u eens, dat de heer Bonte, burgemeester van Vilvoorde, zou hebben gezegd dat er een gebrek is aan doorstroming van informatie. Heeft hij gezegd dat er een gebrek is aan doorstroming van informatie vanuit de federale veiligheidsdiensten? Ja. Ik heb u gezegd dat wij dat als Vlaamse overheid niet zo ervaren. We hebben een heel goede samenwerking met het federale niveau op dat vlak. Dat zit zeer oké.
Het federaal overlegplatform deradicalisering, daar heb ik al op geantwoord.
Uw bijkomende vraag gaat over het Vlaamse Overlegplatform. In oktober komt er een voortgangsrapportage. Als er bijsturingen nodig zijn, zullen we die doen. Dat is de essentie van een democratie. Komen die bijsturingen van de administratie van een lid van dat platform, of van parlementsleden, of van wie dan ook, we zullen dat doen. Ik heb ook altijd gezegd dat we het actieplan ook wel eventueel zullen bijsturen in het kader van de resolutie en de aanbevelingen. Dat is echt geen probleem.
Is er een duidelijke scheiding van de bevoegdheden tussen Vlaams en federaal? Ja. Wil dat zeggen dat we onze verantwoordelijkheid ontlopen? Neen. Is er een goede samenwerking in dit dossier? Absoluut. Denk ik dat de beide niveaus het goed aanpakken? Absoluut.
Minister, ik wil geen exegese doen van een vraag om uitleg. Ik heb een aantal citaten aangehaald, ze staan cursief gedrukt, die verwezen naar het federale niveau. Mijn vragen, van één tot zeven, aan u gericht, gaan alleen maar over uw bevoegdheden. Ik ben erg teleurgesteld in u als coördinerend minister, omdat u vandaag veel te vaak hebt verwezen naar andere niveaus, naar collega’s uit de Vlaamse Regering en zelfs naar de minister-president, naar lokale besturen en dergelijke, terwijl het net een van de essentiële taken was van dat actieplan om slechts één platform te hebben. Laat het desnoods de lokale taskforces zijn, het platform, wat dan ook, er moet toch één orgaan zijn dat de informatie bundelt. Als het parlement vragen stelt aan de coördinerende minister, zouden we ten minste antwoord moeten krijgen.
Minister, als we naar die eerste halfjaarlijkse rapportage gaan bij het begin van het nieuwe werkjaar, dan hoop ik dat we ten minste geïnformeerde antwoorden krijgen op de vele vragen die er ongetwijfeld zullen zijn en op de eventuele bijsturingen na de evaluatie van het eerste half jaar.
De vraag om uitleg is afgehandeld.