Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Landuyt heeft het woord.
De link tussen Justitie en Welzijn is zeer snel gelegd, in die zin dat de federale minister van Justitie in het kader van zijn aanpak van Justitie, waarover we het al even hebben gehad, zeer consequent probeert de kosten door te rekenen aan de gemeenschap, soms met een formele reden, soms met enige onzekerheid voor de sector.
Ik wil het even hebben over de lineaire besparingen op de werking van de steuncentra die zedendelinquenten begeleiden. Een van de aanbevelingen van de commissie voor seksueel misbruik destijds was dat men enerzijds zedendelinquenten een gevangenisstraf kan geven en opsluiten om de maatschappij te beveiligen, maar dat men op een bepaald moment toch ook moet zorgen voor begeleiding, aangezien men uitgaat van een herval van meer dan 70 procent onder de veroordeelde daders.
De rol van de drie gewestelijke steuncentra is niet te onderschatten als tussenschakel tussen Welzijn en Justitie. In Vlaanderen is het Universitair Forensisch Centrum van professor Cosyns een tussenschakel tussen de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) die preventief werk leveren en Justitie. Het is verder vooral ook een ontvanger van opdrachten vanuit het gevangeniswezen waar men mensen onder voorwaarden probeert vrij te laten. Dat is in dit geval misschien altijd beter dan hen gewoon hun straf te laten uitzitten.
Nu is er in de sector echter enige ongerustheid, aangezien er sprake is van een vermindering van subsidies met 20 procent. Dat is zeer aanzienlijk op hun subsidiebedrag. Het betekent eigenlijk dat men minstens één personeelslid zou kunnen verliezen.
Brussel zit in een bijzondere situatie. Het wordt namelijk evident niet door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gesteund. Het valt blijkbaar echter ook tussen de stoelen van de gemeenschappen en krijgt daar niet meteen de nodige steun. Wellicht ontvangen ze te weinig Nederlandstalige delinquenten om te worden gesteund door de Vlaamse Gemeenschap. Het Universitair Forensisch Centrum in Antwerpen is daarom des te meer onze bezorgdheid.
De bezorgdheid van de centra vertaalt zich niet alleen binnen de centra zelf. De voorzitter van de Brusselse rechtbank, de man met de vlinderdas, heeft het al aangedurfd om de vergelijking te maken met de pre-Dutroux-tijd.
Volgens zijn oordeel creëren we situaties van voor de affaire-Dutroux, als we zo doorgaan. Het zijn zijn woorden. Het zijn woorden van een magistraat. Wie ben ik om die tegen te spreken? Ik vond het toch wel een krachtige uitspraak. Ik veronderstel dat u ze niet deelt en dat u met uw reactie uw geringschatting voor deze magistraat uitdrukt, waarin ik uiteraard niet tussenbeide kom.
Minister, uw woordvoerster heeft zich na een eerste ontmoeting met de drie steuncentra laten ontvallen dat men desnoods bij de gemeenschappen zou aankloppen voor bijkomende middelen. Ik moet erkennen dat er misschien een fundamentele discussie kan ontstaan over de vraag of dit niet meer, na de zesde staatshervorming, door de gemeenschappen moet worden ondersteund. Ik denk dat er veel argumenten voor zijn.
Minister, hebt u al overlegd met de minister van Justitie? Bent u bereid hierin uw verantwoordelijkheid te nemen of zult u samen met de magistratuur, protesteren tegen de minister van Justitie?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
't Is wel een zeer ernstig onderwerp. Ik vind het een gekke sfeer in de commissie, maar goed.
Mensen die een zedendelict hebben gepleegd, behandelen, is niet zozeer voor hen maar ook voor de maatschappij ongelooflijk belangrijk. Mensen krijgen een gevangenisstraf en als er geen behandeling is, dan komen ze later vrij en kunnen niet vervroegd vrij komen. Je kunt dan hardvochtig zeggen: ‘Eigen schuld, dikke bult.’ Dat betekent wel dat die mensen geen herstel hebben en geen behandeling hebben gehad. Als ze weer vrij komen - en ze komen weer vrij -, hebben ze geen behandeling gehad om niet te hervallen. Voor de rechtspositie van de mensen zelf, maar ook voor onze maatschappij is het belangrijk om die behandelingen te organiseren.
Ik heb het verslag van de Kamer erbij gehaald omdat het in eerste instantie een beslissing van minister Geens is. Ik lees dat het wel zijn bedoeling is om alsnog in de nodige middelen te voorzien. Hij gaat ervan uit dat in de begrotingscontrole van september de nodige middelen zullen staan om deze behandelingen te kunnen voortzetten.
Minister, het is een federale beslissing, maar ze raakt wel aan uw bevoegdheid. Ik ga ervan uit dat u hebt samengezeten met de minister die uit uw partij komt. Misschien is er zelfs informeel contact geweest. Hebt u de garantie dat we zulke behandelingen kunnen voortzetten omdat ze ongelooflijk belangrijk zijn? Hebt u de garantie dat er een akkoord is om ofwel te betalen ofwel te zorgen dat er voldoende middelen zijn op federaal niveau? Om het cru te zeggen: het maakt niet uit waar het wordt betaald, als het maar wordt betaald. Het is belangrijk om te blijven investeren in die zaken.
Bij Justitie worden er vaak dingen afgebouwd die misschien flirten met andere bevoegdheden. Is er een of andere taskforce of overleg dat alle mogelijke stopzettingen vanuit Justitie van dingen die misschien moeten worden overgenomen door de gemeenschappen, in kaart brengt zodat we weten wat er op ons afkomt? Ik ga ervan uit dat dit structureel wordt aangepakt.
De heer Parys heeft het woord.
Het werk dat de steuncentra doen, is bijzonder belangrijk werk. Als ik minister Geens hoor zeggen dat hij hen ook erg waardeert, dan strookt dat niet met zijn eventuele besparingen die hij lijkt aan te kondigen. Maar het is allemaal niet zo duidelijk.
Het federaal regeerakkoord zegt op bladzijde 84 dat er bijzondere aandacht moet gaan naar de bestraffing en de behandeling van seksuele delinquenten en plegers van intrafamiliaal geweld. Aan de ene kant is het belangrijk, maar aan de andere kant is er blijkbaar een probleem met de financiering.
De vraag is duidelijk, en ik sluit me er graag bij aan: is er al overleg geweest en wat was het resultaat? We moeten er alleen voor zorgen dat we niet elke week zo'n soort vraag moeten behandelen in deze commissie over de federale overheid die iets beslist en dan lijkt te hinten dat ze eens met Vlaanderen gaat praten over mogelijke financiering. Wij kunnen uiteraard niet de suikeroom van Koen Geens worden. We moeten ervoor zorgen dat we dit op een structurele manier aanpakken. Als ik naar de beleidsbrief van de minister kijk, dan is dit misschien ook wel een opportuniteit. De minister heeft gezegd dat er een stroomlijning zou komen van de aanpak van de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik. Misschien is dat de opportuniteit om dit te gaan stroomlijnen. U zult begrijpen dat wij vanuit onze partij op onze hoede zijn om niet altijd de factuur te krijgen van een beslissing die op een ander bestuursniveau wordt genomen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega Landuyt, ik heb natuurlijk geen commentaar te geven op de uitspraak van de voorzitter. Maar toen u zei dat u zoals steeds respect had en geen commentaar gaf en de magistratuur niet tegensprak, moest ik even slikken. Er staat trouwens in mijn bibliotheek nog een boekje van u over de justitie. Ik zet het bij dezen voor het verslag recht: het ging zeker niet over uitspraken van de voorzitter van de rechtbank in Brussel, waarmee ik overigens in een bepaalde periode, denk ik, goed heb samengewerkt.
Mevrouw Van den Brandt, er is natuurlijk een plaats waar er over dit soort zaken wordt gesproken, en dat is de Interministeriële Conferentie Justitiehuizen. Ik heb er in de commissie al een paar keer verslag over uitgebracht. Ik heb trouwens aan de commissie een nota overgemaakt over de manier waarop de hervorming van Justitie impact kan hebben op de gemeenschappen.
Het steuncentrum werd erkend in het kader van het samenwerkingsakkoord tussen de federale staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik van 8 oktober 1998. De minister van Justitie subsidieert hiertoe het Universitair Forensisch Centrum (UFC) verbonden aan het Universitair Ziekenhuis Antwerpen. Als steuncentrum staan ze in voor het vervullen van steunopdrachten ten behoeve van de partners van het samenwerkingsakkoord, met name de psychosociale diensten werkzaam in de gevangenissen, de justitieassistenten en de medewerkers van de gespecialiseerde voorzieningen binnen de centra voor geestelijke gezondheidszorg en centra algemeen welzijnswerk. Het UFC biedt advies, wetenschappelijke informatie, logistieke steun, opleidingen en voert wetenschappelijk onderzoek in dit vakgebied.
Naast de steunopdrachten heeft het centrum een advies- en behandelopdracht ten aanzien van daders van seksueel misbruik die onder gerechtelijk mandaat staan. Zowel daders die vanuit de gevangenis worden vrijgelaten als daders die een alternatieve straf of maatregel opgelegd kregen, kunnen voor psychotherapeutische, psychiatrische en/of medicamenteuze behandeling bij hen terecht. Ook preventieve hulp aan mensen met pedofiele gevoelens wordt geboden.
Het gespecialiseerd aanbod inzake preventie, begeleiding en behandeling van seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt in Vlaanderen en ook in Brussel regionaal georganiseerd binnen de centra voor geestelijke gezondheidszorg en de centra algemeen welzijnswerk.
De vermindering van de subsidies van het steuncentrum kan een daling van het aantal steun-, advies- of behandelopdrachten met zich meebrengen. Mijn federale collega, minister Geens, is hierover in overleg getreden met de steuncentra en heeft aangegeven dat hij bij de federale begrotingscontrole van september een inspanning zal leveren om bijkomende middelen te vinden. Er is met betrekking tot dit dossier nog geen overleg geweest tussen de federale overheid en de deelstaten, maar uiteraard zijn we bereid om hierover in overleg te treden.
Over een eventuele bijdrage vanuit onze administratie, voor zover het centrum specifieke steunopdrachten vervult voor justitieassistenten en gespecialiseerde hulpverleners werkzaam in de centra voor geestelijke gezondheidszorg en centra algemeen welzijnswerk, kan worden gesproken, maar binnen wat in Vlaanderen budgettair mogelijk is.
Ik wil toch nog eens benadrukken dat het gespecialiseerd hulpaanbod voor plegers van grensoverschrijdend gedrag regionaal is ingebed en dat dit aanbod ook door Vlaanderen wordt gesubsidieerd.
De heer Landuyt heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil er toch op wijzen dat de minister van Justitie ervan uitgaat dat hij overleg heeft gehad met u, als men de uitspraken in de pers bekijkt. Dat zal wel een vergissing geweest zijn. Het belangrijkste is dat er op een of andere manier toch overleg komt omdat er toch een grijze zone is die na de zesde staatshervorming voor enige duidelijkheid zou moeten zorgen. Het blijft mijn zorg om die aflijning te hebben tussen wat tot Justitie op het federale niveau behoort en wat tot Justitie van de gemeenschappen behoort. We moeten ambitieus zijn en het ons ook effectief aantrekken wat er hier gebeurt. Ik zou zelfs een pleidooi durven te houden om de Brusselse situatie als Vlaamse Gemeenschap ook te onderzoeken en ook daar ambitieus te zijn, in de richting van bezorgd te zijn over de problematiek. Want wat de voorzitter van de rechtbank van Brussel verteld heeft, is inderdaad niet lichtzinnig. Zijn uitspraak mag u dan ook niet als lichtzinnig opnemen. Hij maakt zich terecht zorgen over het feit dat we teruggaan naar een situatie waarin de problematiek van seksueel misbruik geringschattend wordt benaderd. Het volstaat echt niet om met woorden te benadrukken dat ze goed werk doen, want we zullen op een of andere manier ook ondersteuning moeten geven. Ik denk dat dat een belangrijke taak van de gemeenschappen is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.