Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de joint venture tussen de VRT en Wieni rond een nieuw digitaal productiehuis
Vraag om uitleg over de oprichting van een nieuw digitaal productiehuis, Wieni-X, door de VRT
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, eind 2013 – we waren eindelijk verlost van de Woestijnvissaga – konden we vernemen dat de VRT een minderheidsparticipatie van 10 procent nam in het productiehuis De Chinezen. Daar is toen wat commotie over geweest in deze commissie. We dachten dat we het toen wel gehad hadden. Maar blijkbaar is dat niet zo, want nu vernemen we dat de VRT samen met het webbureau Wieni een nieuw digitaal productiehuis zal oprichten. Daarmee wil de VRT naar eigen zeggen haar digitale achterstand inhalen. Er is sprake van een joint venture waarbij de VRT 30 procent van de aandelen zal hebben. De rest van de aandelen zit bij Wieni en de twee oprichters van dat bureau.
– Caroline Bastiaens treedt als voorzitter op.
Voorts vernemen we dat de openbare omroep zich engageerde om drie jaar lang telkens tussen de 50.000 en de 100.000 euro te investeren in Wieni-X, om zo nieuwe ideeën te ontwikkelen. Wieni moet maximaal 50.000 euro inbrengen voor die laboratoriumfunctie. Het businessplan vermeldt ook dat de VRT elk jaar voor 400.000 euro opdrachten bij het productiehuis zal plaatsen.
Conform de beheersovereenkomst heeft de openbare omroep de opdracht om de Vlaamse onafhankelijke productiesector te stimuleren. Daarbij moet ze onder meer minstens 25 procent van haar televisieproductiebudget besteden aan externe producties. We hebben tijdens de hoorzittingen gehoord dat die 25 procent wat rekbaar is en dat die definitie niet helemaal zuiver is. Maar goed, dat is een ander verhaal.
De beheersovereenkomst vermeldt niets over de constructie waar we het vandaag over hebben met Wieni en waar we het destijds over hadden met De Chinezen, namelijk om zelf een productiehuis op te richten of te participeren. Daarenboven liggen de discussies over het exclusiviteitscontract tussen de VRT en Woestijnvis nog vers in het geheugen. De algemene teneur was toen bij de meeste, zo niet alle partijen in deze zaal dat de VRT het best wat afstand zou houden tot de productiehuizen.
Ik heb dan ook een aantal vragen, minister, ook terugkijkend op de discussies van toen. Kan de VRT volgens u op eigen initiatief een dergelijke constructie opzetten? Heeft de VRT daarover met u gesproken? Waarom opteert de openbare omroep concreet voor dit initiatief en niet voor bijvoorbeeld een strategisch partnerschap, zoals vroeger ook al gebeurde? Waarom wordt nu precies gekozen voor Wieni? Zijn er niet nog andere spelers geïnteresseerd in een samenwerking met de VRT?
De openbare omroep zal over 30 procent van de aandelen beschikken. Ik neem dus aan dat de VRT ook mensen zal afvaardigen in het bestuur of de raad van bestuur of het beheersorgaan van dat initiatief. De vraag is dan of de VRT daar niet in een moeilijke positie zit, als je weet dat dat productiehuis bijvoorbeeld ook opdrachten uitvoert voor andere spelers. Dan ben je via je positie in de beheerraad of het bestuur bijna bezig met bedrijfsspionage.
Er wordt geen exclusiviteitsovereenkomst gesloten. Wieni kan dus, zoals gezegd, ook opdrachten voor andere bedrijven uitvoeren. Hoe ga je daar als openbare omroep mee om? Kunt u bevestigen dat de participatie in Wieni beperkt zal zijn in de tijd en dat de aandelen na bijvoorbeeld drie jaar kunnen worden overgedragen?
Wat zijn volgens u de voordelen van die constructie voor de openbare omroep enerzijds en de sector anderzijds? We zeggen altijd dat de VRT sectorversterkend moet zijn, maar ik zie niet meteen hoe de VRT in dit concrete geval de sector versterkt.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, in uw beleidsnota legt u sterk de nadruk op een “digitaal progressieve VRT”, die voorbijgestreefde mediaconventies overboord moet gooien, structureel moet innoveren en veel ambitieuzer moet zijn op het vlak van digitaal aanbod, zeker voor de jongste doelgroepen.
In het artikel in De Morgen, waarin het nieuws over Wieni bekend werd gemaakt, werd gesteld dat u niet wenste te reageren op het nieuws van de joint venture en dat het “aan de raad van bestuur is om over zulke samenwerkingen te beslissen”.
Toch wil ik u een aantal vragen stellen, die aanvullend zijn bij die van collega Vandaele. Wat is de beweegreden van de VRT om deze samenwerking te consolideren in een joint venture? Hebt u al inzage gehad in de precieze overeenkomst en het vooropgestelde businessmodel? Zo ja, kunt u dat met ons delen?
Dat de VRT de vlucht vooruit neemt om zijn digitale achterstand in te halen en ook op dat terrein een voortrekkersrol wil opnemen, kan alleen aangemoedigd worden. De vraag is echter binnen welke structuur dat dient te gebeuren. Wat is uw visie daarop?
Plant u in de nieuwe beheersovereenkomst modaliteiten op te nemen die het aantal participaties in externe bedrijven al dan niet zouden begrenzen of bepalen, en/of garanderen dat de verworven inzichten uit deze en mogelijk toekomstige participaties in externe bedrijven ook gedeeld worden met de bredere mediasector? We willen immers dat als de VRT innoveert, die innovaties gevaloriseerd worden voor de hele sector. Op welke manier kan dat volgens u het best geregeld worden?
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, wat het winstgevende karakter van het initiatief betreft, stelt men dat die bedrijven na drie jaar goed zouden moeten zijn voor 940.000 euro aan opdrachten. Ik wil ook nog opmerken dat het productiehuis zal functioneren naast het reeds bestaande interne digitale laboratorium VRT Startup.
Is de oprichting van een nieuw extern digitaal productiehuis met een bestaand bureau wat u voor ogen had toen de VRT aangemaand werd om in te zetten op digitalisering? Is de associatie met één productiehuis te verantwoorden ten aanzien van de volledige sector? Werkt dat naar uw oordeel marktversterkend of marktverstorend?
Zullen er afspraken gemaakt worden over de eventuele toekomstige inkomsten die de VRT via het productiehuis zou verwerven? Vallen die onder het commerciële inkomensplafond? Bent u van oordeel dat de VRT de potentiele inkomsten in dat geval idealiter zou herinvesteren in het medialandschap? Wat met het bestaande digitale laboratorium VRT Startup, gezien de onvermijdelijke overlap met het nieuw opgerichte productiehuis Wieni-X?
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, als de VRT zich verder wil gaan ontwikkelen op het digitale luik, moet ze daar natuurlijk de nodige kennis voor in huis halen. Daar bestaan niet zo heel veel methodes voor. Je kunt mensen aanwerven, maar dat zou dan een beetje ingaan tegen de laatste besparingsronde. Je kunt gewoon de markt opgaan en eens horen wie wat kan doen, maar dat is dan op een versnipperde manier. Hier heeft men er duidelijk voor gekozen om een voet in huis te hebben, door een samenwerking met zo’n digitaal bedrijf.
Ik vind dat op zich niet slecht. Op die manier haal je de kennis binnen die in de privésector bestaat, zonder mensen te moeten aanwerven in je eigen organisatie. Het lijkt mij dus niet zo’n slechte zet, maar ik vraag me wel af welke procedure men heeft gevolgd en of andere bedrijven in die sector dezelfde kans hebben gekregen.
– Bart Caron treedt als voorzitter op.
Minister Gatz heeft het woord.
Er zijn talrijke interessante en terechte vragen over dit dossier. Ik zal proberen zo volledig en transparant mogelijk te antwoorden op al deze vragen.
Voor ik inga op de inhoud van het dossier, wil ik wel een aantal zaken en bevoegdheden duidelijk stellen.
Ten eerste kan de VRT conform het Mediadecreet participaties aangaan. De VRT kan dat voor zover die participaties bijdragen tot de verwezenlijking van de omroepactiviteit, zoals vastgelegd in artikel 6, paragraaf 4, van dat Mediadecreet: “De VRT kan in het kader van zijn maatschappelijk doel deelnemen aan vennootschappen, verenigingen en samenwerkingsverbanden, voor zover die deelname bijdraagt tot de verwezenlijking van de omroepactiviteiten. De VRT kan een naamloze vennootschap alleen oprichten, kan inschrijven op alle aandelen van die vennootschap, en kan, in afwijking van artikel 646 van het Wetboek van Vennootschappen, alle aandelen bezitten in een naamloze vennootschap, zonder beperking van duur en zonder geacht te worden hoofdelijk borg te staan voor de verbintenissen van die vennootschap.”
Ten tweede is het aangaan van participaties een aangelegenheid van strategische aard, wat betekent dat het aan de raad van bestuur van de VRT is om hierover beslissingen te nemen.
Artikel 13, paragraaf 2, van het Mediadecreet stelt dat beslissingen over aangelegenheden met strategisch karakter toekomen aan de raad van bestuur. Volgens de paragrafen 10 en 11 van datzelfde artikel heeft de VRT voor de deelneming aan vennootschappen of de oprichtingen van vennootschappen eveneens de toestemming van zijn raad van bestuur nodig. De participatiestrategie en de beslissing tot participatie in een productiehuis is dan ook een strategische aanpak en beslissing van de raad van bestuur.
De huidige beheersovereenkomst kent aan de VRT een belangrijke rol toe als hefboom in de Vlaamse mediasector. Strategische doelstelling 26 stelt: “De VRT draagt bij tot een sterke Vlaamse audiovisuele productiesector.”
De VRT doet dat op verschillende manieren, via preferentiële partnerschappen met onafhankelijke productiehuizen, via productiebestellingen bij onafhankelijke productiehuizen, via ontwikkelingsgelden, via coproducties, via bestellingen bij facilitaire bedrijven, via de samenwerking met het Vlaams Audiovisueel Fonds, via de samenwerking met Vlaamse start-ups en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s).
In het kader van de vermelde strategische doelstelling heeft de raad van bestuur van de VRT in 2013 besloten de externe audiovisuele productiesector in Vlaanderen verder structureel te versterken via een participatiestrategie. Die participatiestrategie vertaalde zich in 2013 in een eerste participatie in het productiehuis De Chinezen.
Ik ga nu dieper in op het dossier van de participatie in het digitale productiehuis Wieni-X. Ik heb eind vorig jaar duidelijk gemaakt dat de publieke omroep een digitale shift tot stand moet brengen. De VRT wil in dit kader ook op diverse manieren samenwerken met externe partners. De VRT stelt vernieuwing en groei te willen stimuleren in de Vlaamse digitale markt, die op dat vlak nog veel progressiemogelijkheden heeft. Deze elementen vertalen zich in mogelijke participaties in digitale mediabedrijven.
De participatiestrategie is een strategie complementair aan andere samenwerkingsvormen met Vlaamse mediaondernemingen of digitale Vlaamse mediaondernemingen. De VRT heeft de intentie met andere digitale mediabedrijven samen te werken via preferentiële samenwerkingen of via open briefings.
De beslissing om te participeren in een digitaal mediabedrijf sluit dus aan bij de digitale shift die de VRT tot stand wil brengen. Een van de krachtlijnen die de VRT in zijn toekomstvisie heeft ontwikkeld, is trouwens ook de ontwikkeling van een toekomstgerichte digitale mediaorganisatie. Het digitaal productiecentrum van de VRT en de digitale redactionele centra die samen het intern digitaal productiehuis van de VRT vormen, zijn daarbij de drijvende krachten.
Maar zoals vermeld en zoals ook geldt voor de televisieproductiesector, wil de VRT ook slim samenwerken met externe spelers die competenties en knowhow hebben die de VRT zelf niet bezit. Door samen te werken met externe partijen kan de VRT zijn eigen digitale knowhow en competenties verder ontwikkelen en versterken.
Participaties in digitale productiehuizen zijn daarbij, gelijkaardig aan de participaties in televisieproductiehuizen, een van de instrumenten om enerzijds competenties en knowhow meer structureel aan de VRT te binden en anderzijds vernieuwing en groei te stimuleren in een markt die op dat vlak in Vlaanderen nog veel progressiemogelijkheden heeft.
Digitale productiehuizen zijn ondernemingen die zowel de technische als de conceptuele en eventueel redactionele kant van mediadiensten afdekken.
Leveranciers die enkel technische componenten of diensten aanleveren, zonder conceptuele toevoeging, worden daarom niet opgenomen door de VRT in de definitie van digitaal mediabedrijf. Voorbeelden van leveranciers van puur technische componenten zijn onder meer leveranciers van streamingdiensten, van websitehosting en softwareontwikkelaars.
De sterkte van een digitaal productiehuis is de complementariteit en de chemie tussen technische, conceptuele en inhoudelijk creatieve profielen. Typisch bij een digitaal productiehuis zijn de vele medewerkers met hybride profielen die technisch onderlegd zijn, maar ook conceptueel sterk en inhoudelijk creatief zijn, of minstens een combinatie van twee dimensies beheersen.
Welke voordelen ziet de VRT in deze operatie? Met participaties wil de VRT in eerste instantie een win-winsituatie voor beide partners creëren. Door een participatie engageert de VRT zich tot een langdurige samenwerking. Dat geeft niet enkel perspectieven aan het digitaal productiehuis, maar verzekert de VRT ook van extra creatieve output.
De participatie laat ook toe om samen te innoveren. In een omgeving waar innovatief, creatief talent en digitale knowhow worden samengebracht, kunnen vernieuwende formats en concepten, innovatieve technologie en inhoud elkaar vinden.
Ter info, ook de BBC kwam al tot deze vaststelling en heeft ondertussen participaties in digitale productiehuizen genomen. En ook Channel 4 trekt momenteel volop de kaart van participaties.
Een belangrijk voordeel voor de VRT is dat hij in een dergelijke samenwerkingsvorm een betere bescherming krijgt van de rechten op formats en content die voor de VRT gecreëerd worden. Dat wordt ook bewerkstelligd door zeggenschapsrechten in de raad van bestuur, overdracht van rechten bij uittreding uit de vennootschap en een eerste keuzerecht op ideeën van het digitaal productiehuis. In het kader van strategische partnerships met algemene voorwaarden die met de sector overeengekomen zijn, is een dergelijke bescherming niet mogelijk.
Verder staan beide partners in een participatieovereenkomst dichter bij elkaar dan bij een meer klassieke samenwerkingsvorm. Dit laat toe sneller te schakelen wat betreft bijvoorbeeld het dialogeren, het uitwisselen van ideeën en het houden van brainstorms. Er is juist een structurele of structurelere wederzijdse overdracht van competenties en knowhow mogelijk. Dat is in dit geval ook van cruciaal belang. De VRT heeft in het kader van de digitale shift immers nood aan structurele samenwerkingen met partners die over bepaalde digitale kennis en competenties beschikken.
Tot slot wil de VRT hiermee ook de markt ondersteunen en versterken. De VRT kan via een dergelijke samenwerkingsstructuur in middelen voor content-innovatie voorzien. Dat heeft positieve, marktstimulerende effecten en draagt bij tot een risicovolle innovatie die in de eerste plaats de VRT ten goede moet komen, maar daarnaast ook de Vlaamse digitale sector.
Via een participatie in een digitaal productiehuis wil de VRT een momenteel nog weinig ontwikkeld segment van de mediamarkt stimuleren. Die mogelijkheden situeren zich trouwens breder dan de mediasector alleen aangezien er ook afzet mogelijk is bij andere publieke instellingen, cultuurhuizen en diverse ondernemingen die gebruik willen maken van digitale mediacontent, zowel in Vlaanderen als daarbuiten. De ambities liggen dus breder.
Ook andere bedrijven kunnen dus ook genieten van de innovaties van het digitaal productiehuis omdat het bedrijf zal worden aangemoedigd voor andere Vlaamse bedrijven en mediabedrijven te werken. Met andere woorden, het partnerschap dat wordt afgesloten is een niet-exclusief partnerschap.
De VRT past een dergelijke participatie in een modern en dynamisch investeringsbeleid om de audiovisuele sector te versterken, zowel binnen als buiten Vlaanderen. Goede digitale content en formats kunnen immers zeker ook naar het buitenland geëxporteerd worden.
De VRT heeft, op basis van het voorgaande en op basis van een beslissing van de raad van bestuur, een intentieverklaring met Wieni bvba ondertekend met het oog op het nemen van een participatie in Wieni-X.
De VRT heeft mij de afgelopen weken toelichting gegeven over dit dossier, maar ik ben uiteraard niet betrokken bij de beslissingen daarover. Ik heb voor alle duidelijkheid ook geen inzage gekregen in de intentieverklaring. Ik kan wel bevestigen dat de overeenkomst die ondertussen is afgesloten een intentieverklaring is met een aantal basisprincipes over samenwerking. De VRT en Wieni bvba onderhandelen op deze basis verder wat uiteindelijk zou moeten leiden tot de oprichting van een joint venture.
Waarom is er gekozen voor Wieni-X? De raad van bestuur heeft op 10 september 2012 criteria goedgekeurd op basis waarvan de openbare omroep kan participeren in de Vlaamse productiehuizen. Wieni bvba werd op basis van deze criteria gekozen.
Ik vat de selectiecriteria samen.
De VRT neemt participaties in jonge mediaondernemingen, die dus minder dan vijf jaar oud zijn, om op die manier zo veel mogelijk marktstimulerend en zo min mogelijk marktverstorend te werken. Om die reden neemt de VRT ook enkel participaties in mediaondernemingen waarin geen andere omroepen, dienstenverdelers of internationale productiegroepen een participatie hebben.
De VRT neemt participaties in mediaondernemingen die programma’s en/of andere mediadiensten maken met een publieke omroep-‘DNA’.
De VRT neemt participaties in mediaondernemingen met doorgroeipotentieel. Er kan geen sprake zijn van een kruissubsidiëring ten behoeve van noodlijdende mediaondernemingen. Mediaondernemingen waarin de VRT een participatie neemt, dienen ook voor andere bedrijven binnen en buiten de mediasector te willen produceren.
De VRT neemt participaties in mediabedrijven die willen innoveren. Dat kan zijn op het niveau van het productieproces, het vernieuwen van genres en formats, de creatie van zogenaamde 360°-content, het aanspreken van cruciale doelgroepen, enzovoort.
Wieni bvba werd op deze selectiecriteria positief geëvalueerd.
De onderneming beschikt over een interessante mix van creatieve en technische digitale expertise, en is meer dan een technisch uitvoerend agentschap. Beide elementen kon de VRT vaststellen uit enerzijds de voorgaande samenwerkingen tussen Wieni bvba en de VRT, bijvoorbeeld bij aanpassingen van de netsites Een.be en Stubru.be, maar anderzijds ook uit de projecten die Wieni bvba voor derde partijen heeft uitgevoerd – zie voor het portfolio: www.wieni.be.
Verder is voor de VRT reeds duidelijk gebleken dat de verantwoordelijke medewerkers van Wieni een goede voeling hebben met de openbare omroepopdracht en de visie van de VRT hoe die opdracht digitaal zou moeten of kunnen worden ingevuld. Wieni bvba heeft intussen zelf verschillende digitale producten en diensten ontwikkeld, die goed aanleunen bij de openbare omroepopdracht van de VRT, bijvoorbeeld LivingConcerts.com.
De VRT wil daarenboven ook graag de brug slaan tussen internetbedrijven en televisieproducenten om hun complementaire expertise bij elkaar te brengen. Ook op die manier wil de omroep de markt van digitalecontentcreatie in Vlaanderen stimuleren.
Binnen het door de raad van bestuur goedgekeurde participatiekader werden ook algemene principes vastgelegd met betrekking tot de werking van participaties. Ook hiervan geef ik u graag een samenvatting.
De VRT verzekert zich van de gezonde, financiële situatie van het productiehuis.
Beide partners investeren in een duurzame groei van de mediaorganisatie. Ze investeren beiden in de ontwikkeling van nieuwe ideeën, creatieve contentinnovatie en de ontwikkeling van talent.
De VRT neemt enkel minderheidsparticipaties.
De mediaonderneming waarin de VRT participeert, is volledig operationeel onafhankelijk. Er wordt contractueel geregeld dat de VRT op geen enkele manier inzage heeft in de operationele werking van het productiehuis.
Beide partners zijn vertegenwoordigd in de raad van bestuur van de mediaorganisatie. De bevoegdheden van de VRT-vertegenwoordiger stoppen daar waar de onafhankelijkheid van het productiehuis begint.
Die mediaonderneming waarin de VRT participeert, wordt aangemoedigd om voor andere afnemers te produceren. Die afnemers situeren zich trouwens niet enkel in de markt van omroepen en dienstenverdelers. Voor digitale productiehuizen is er een diverse afzetmarkt met bijvoorbeeld andere publieke instellingen en cultuurhuizen in zowel Vlaanderen als daarbuiten die geïnteresseerd zijn in digitale content. Er is dus geen enkele exclusiviteit gekoppeld aan participatieovereenkomsten.
Participaties zijn niet ‘voor eeuwig en altijd’. Na een periode van drie jaar zijn er duidelijke afspraken over een mogelijke overdracht van aandelen door de VRT, maar heeft ook de mediaonderneming de mogelijkheid om het participatieverhaal te beëindigen. De aandelen worden eventueel overgedragen op basis van vooraf bepaalde waarderingsregels. De VRT gaat geen productievolumes aan. Productieovereenkomsten worden altijd gesloten op basis van de kwaliteit en de kostprijs van een concreet voorstel.
Er zijn zogenaamde ‘arm’s length’- en marktconforme relaties tussen de VRT en de mediaonderneming waarin ze een participatie heeft. De VRT sluit geen productievolumes in ruil voor de participatie.
De participatieovereenkomst wordt, buiten de periode van drie jaar, op regelmatige basis geëvalueerd.
Tot zover de principes van samenwerking die de raad van bestuur intern hanteert en waaraan voldaan werd.
De VRT zal zich dus niet mengen in de operationele activiteiten van het digitaal productiehuis. Dat wil onder meer zeggen dat het digitaal productiehuis volledig onafhankelijk van de VRT projecten voor derde partijen uitvoert, en de VRT geen inzage in deze projecten heeft.
Het klopt dat de VRT in het kader van de regelmatige evaluaties via de raad van bestuur en de algemene vergadering van het digitaal productiehuis een controle kan uitvoeren op de operationele activiteiten van het productiehuis. Dat is ook een daad van deugdelijk bestuur. Maar het is niet de bedoeling om via deze controle inzage te krijgen in de vertrouwelijke plannen van andere ondernemingen. In elk geval zullen de digitale productieovereenkomsten in de nodige vertrouwelijkheidsverplichtingen voorzien in hoofde van de personen die op het project zullen werken.
Het klopt dus ook dat de participatie in de tijd beperkt is en dat na drie jaar de aandelen overgedragen kunnen worden.
De participaties zijn ten slotte ook niet aan een outputdeal gebonden. Het is dus niet zo dat als het digitaal productiehuis reageert op een open briefing van de VRT, het meer kans maakt op het toewijzen van een digitaal project. Ook andere digitale mediabedrijven kunnen zich immers kandidaat stellen. De kwaliteit, creativiteit en kostprijs van elk voorstel zullen bij een open briefing altijd doorslaggevend blijven.
De VRT geeft aan dat de markt van digitale contentcreatie in Vlaanderen in haar kinderschoenen staat. Door te participeren in een digitaal productiehuis en door ook zelf te investeren in innovatieve digitale content en producten, is de VRT ervan overtuigd dat ook andere mediabedrijven zoals productiehuizen de stap richting digitale content zullen zetten. Op die manier stimuleert de openbare omroep dan ook de ontluikende digitale productiemarkt in Vlaanderen. De VRT speelt dus een marktversterkende rol ter zake.
De mogelijke participatie in het digitaal productiehuis is voor de VRT ook geen eindpunt. De VRT neemt participaties in ondernemingen die haar participatieportfolio versterken. Ze beoogt daarbij een diversiteit van partners, bijvoorbeeld op het vlak van productieprocessen, van specifieke competenties en van de aard van mediadiensten die geproduceerd worden. De participaties zijn daarom ook beperkt in de tijd.
Wat met eventuele toekomstige inkomsten? De VRT verzekert mij dat eventuele winstuitkeringen prioritair geherinvesteerd zullen worden in de ontwikkeling van nieuwe ideeën voor digitale content door het digitaal productiehuis of andere digitale mediabedrijven. Voor alle duidelijkheid: het commerciële inkomstenplafond heeft hier niks mee te maken. Dat inkomstenplafond heeft te maken met commerciële communicatie.
De VRT Startup zal haar rol als digitaal laboratorium binnen de VRT blijven vervullen. Wieni-X is een digitaal productiehuis, naast het interne productiehuis van de VRT, dat aanbod zal toeleveren aan de VRT. De participatie in Wieni-X is met andere woorden geen overlap met de VRT Startup.
Collega’s, ik heb aan de VRT gevraagd om meer oog te hebben voor het digitale verhaal. In mijn beleidsnota heb ik aangegeven dat de digitale realiteit die er vandaag is het vertrekpunt moet zijn. Tegelijk heb ik aangegeven dat de VRT een actieve en constructieve rol moet spelen in het versterken van het Vlaamse medialandschap.
Uit de beslissing die de VRT heeft genomen met betrekking tot Wieni-X, stel ik vast dat zij die boodschap ook in de praktijk wil omzetten. De VRT gebruikt vandaag de tools die zij voorhanden heeft en werkt conform het Mediadecreet en de beheersovereenkomst.
Ik merk dat er een evaluatiemoment wordt vastgelegd waarop de participatie zal worden beoordeeld en geëvalueerd. Dat lijkt mij een goede zaak.
Tot slot wil ik nog even benadrukken dat ik veel belang hecht aan de opdeling van bevoegdheden tussen overheid/aandeelhouder, raad van bestuur en het management. De beslissing om de participatie aan te gaan werd genomen door het bevoegde orgaan. Zo hoort het ook. Ik vind het alvast belangrijk dat de raad van bestuur kan oordelen op basis van een afgebakend kader, of een project al dan niet vatbaar is voor participatie. Dergelijk kader vermijdt beslissingen die te veel ad hoc zijn.
Wat de nieuwe beheersovereenkomst betreft, mevrouw Segers, zal ik de onderhandelingen alle kansen geven en hier dus vandaag niet verder op ingaan.
Ik excuseer mij niet voor het lange antwoord, maar ik excuseer mij omdat ik uw luisterbereidheid op de proef heb gesteld. Maar ik denk dat het goed was om hier toch wat dieper op in te gaan omdat er inderdaad veel vragen zijn. Ik hoop die vragen zo goed mogelijk te hebben beantwoord.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat u zegt dat volgens het Mediadecreet de VRT dat zonder problemen kan en mag doen. U zult daar gelijk in hebben. Ik kan alleen maar vaststellen dat tijdens de discussie destijds, naar aanleiding van het dossier van De Chinezen, hier toch heel wat vragen gesteld werden. De sfeer helde veeleer naar het negatieve over. Ik herinner mij de woorden van onze goede collega Bart Tommelein, die helaas naar andere oorden vertrokken is. Dat ‘helaas’ zeg ik als grapje, want ik meen het niet. Hij heeft zich daar toen zeer hard tegen afgezet – en dat was toch namens Open Vld, dacht ik.
Minister, uw zeer tolerante antwoord en houding verbazen me enigszins. Dat zal het voortschrijdend inzicht zijn. Wat de argumentatie van de VRT betreft, heb ik een aantal punten genoteerd.
Volgens de VRT is heel de operatie markt- en sectorversterkend. Tegelijkertijd hebt u verwezen naar leden van de raad van bestuur die zich niet in de operationele activiteiten mengen en geen inzage hebben in de projecten voor andere opdrachtgevers. Ik ben niet echt overtuigd. Het lijkt me moeilijk daar aanwezig te zijn en de vingers in de oren te stoppen zodra over die zaken wordt gepraat. De argumentatie met betrekking tot de beperktheid in de tijd heeft me ook niet overtuigd. Het is beperkt in de tijd, maar de VRT kan na drie jaar tot een verkoop overgaan. Het is het een of het ander. De VRT kan al dan niet verkopen. Als de VRT niet wil verkopen, kan ze alles ook in handen houden.
Minister, tot slot heb ik nog een technische vraag. U hebt verklaard dat in ruil voor de participatie geen productievolumes zijn afgesproken. Ik heb het in mijn vraagstelling gehad over jaarlijkse bestellingen voor 400.000 euro. Ik heb dit bedrag natuurlijk uit de pers gehaald. Tenzij ik u verkeerd heb begrepen, klopt dit niet.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord. Toen het nieuws bekend werd, heb ik aanvankelijk ook vrij terughoudend gereageerd. Nu ik de omstandige argumentatie van de VRT heb gehoord, ben ik grotendeels gerustgesteld.
Het is een goede zaak dat de VRT zichzelf zeer specifieke en gedetailleerde regels heeft opgelegd. Die regels bepalen met welke bedrijven de VRT al dan niet in zee gaat en tot welke participaties de VRT overgaat. Hoewel ik die logica volg, blijf ik toch een beetje op mijn hoede.
Het is een goede zaak dat de VRT de innovatie ten gevolge van die samenwerking ten aanzien van de bredere sector zal valoriseren. Het productiehuis zal immers ook voor andere partners in de culturele sector en de mediasector kunnen werken. Hoe de overflow en de valorisatie precies zullen plaatsvinden, is niet duidelijk. Indien de VRT er, samen met Wieni, in zou slagen een totaal nieuwe technologische applicatie te ontwerpen, zie ik dat niet zo snel gebeuren. Die applicatie zou dan met andere bedrijven moeten worden gedeeld. We moeten nog nagaan hoe de valorisatie precies zal verlopen.
Wat de relatie tussen de VRT en de Startup betreft, is er volgens u geen overlapping. Hoe zullen ze dan precies samenwerken?
In welke mate zult u dit in de beheersovereenkomst opnemen? U hebt net geantwoord dat u er zich hier nu niet over wilt uitspreken. Ik had niets anders verwacht. Ik vraag me echter af of dit punt al dan niet deel zal uitmaken van de beheersovereenkomst. Aangezien dat echt nodig is, wil ik op dat vlak nog worden gerustgesteld.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, aangezien de vorige sprekers al een aantal punten hebben aangehaald, zal ik me tot enkele bijkomende vragen beperken.
U bent daarnet even ingegaan op de discussie over de rechten. Het lijkt me interessant de onderlinge verhoudingen in dit verband te kennen.
De innovatie zal worden gedeeld. Op welke wijze zal dat gebeuren? Zal die innovatie op de markt worden gebracht en worden gevaloriseerd?
De VRT kan hier op een bepaald ogenblik uit stappen. De waarde is vooraf bepaald. Wat moet ik me daarbij voorstellen? Betekent dit dat in de samenwerkingsovereenkomst is ingeschreven dat de verkoopsom verbonden is aan de waarde die het bedrijf op een bepaald ogenblik genereert? Is het de bedoeling op dat ogenblik het systeem van de marktwerking te volgen en na te gaan wat er op de markt voor te krijgen valt? Dit maakt een verschil.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik sta universeel bekend als een tolerant man, maar die tolerantie heeft weinig te maken met het antwoord dat ik daarnet heb gegeven. Ik ben, net als de andere aanwezigen in de zaal, een legalist. Het Mediadecreet primeert op de beheersovereenkomst. Indien het Mediadecreet bepaalde zaken toelaat, mag de VRT daartoe overgaan.
Het is natuurlijk een goede zaak dat hiervoor een afwegingskader wordt uitgebouwd. Dit is nu het geval. Het kan altijd beter, maar het gebeurt toch al. Indien het Vlaams Parlement tot het inzicht zou komen dat bepaalde bepalingen in het Mediadecreet moeten worden veranderd, zal ik die discussie graag aangaan. Momenteel verloopt alles volledig correct. Dit lijkt me geen onbelangrijk uitgangspunt wanneer om beleidsverantwoordelijkheid wordt gevraagd.
Ik kan aannemen dat een zekere argwaan kan ontstaan. De vraag is hoe sterk de Chinese walls, zoals ze in het bedrijfsleven worden genoemd, in die gedeelde nv zijn. Wie weet wat en wie mag wat niet weten? Ik ben gedurende de voorbije drie jaar in een andere sector actief geweest. Ik heb daar geleerd dat in het bedrijfsleven niet wordt gelachen met vertrouwelijkheidsclausules. Die clausules hebben een grote waarde. Wie de vertrouwelijkheid langs achterpoortjes toch probeert te omzeilen, zal merken dat dit meestal niet zonder gevolgen blijft. Dit is dan ook een kwestie van inschatting. In het bedrijfsleven is de vertrouwelijkheid van de informatie groter dan de vertrouwelijkheid van de informatie die we doorgaans in de politiek hanteren.
Mijnheer Vandaele, het is zeer belangrijk dat de VRT haar eigen regels inzake good governance, die overigens doorheen de jaren terecht zijn aangescherpt, hanteert. Indien de VRT dit niet zou doen, zouden bepaalde elementen van uw vrees kunnen worden bewaarheid. In dat geval zou de VRT op korte termijn twee ernstige problemen krijgen. Het eerste probleem is intern. Voor de beslissingsprocedures in het bedrijf zou dit grote problemen kunnen genereren. Het tweede probleem is extern. De discussies die hier in het verleden al zijn gevoerd, zouden op dat ogenblik opnieuw opwakkeren. Het voortschrijdend inzicht speelt hier een rol.
In tempore non suspecto heeft de VRT een contract met verregaande gevolgen met Woestijnvis gesloten. Daar zijn lessen uit getrokken. Dat contract heeft de VRT veel opgebracht. Volgens mij geldt dat zelfs voor de hele audiovisuele sector in Vlaanderen. Op een bepaald ogenblik is echter gebleken dat er ook duidelijke nadelen aan waren verbonden. In andere participaties, zoals nu met de Chinezen, zijn die nadelen beperkt. Met betrekking tot de participatieovereenkomst met dit bedrijf wordt voldoende terughoudendheid aan de dag gelegd. Dit is geen zwart-witdiscussie. Ik kan niemand in sterkere mate overtuigen dan ik al met mijn antwoord heb proberen te doen.
De vraag of deze operatie marktversterkend zal werken, blijft een discussiepunt. Hoe zal dit net verlopen? Het sociaal overleg binnen de VRT heeft net een afvloeiingsoperatie achter de rug. Het is niet gemakkelijk het personeel te laten afvloeien, maar die operatie voltrekt zich nu. De VRT zal ook een aantal uitsluitend digitale profielen in huis halen. De vraag is hoe dit best wordt aangepakt. Indien het enkel om interne mensen zou gaan, zou na een tijdje opnieuw een discussie ontstaan. We zouden dan te horen krijgen dat de VRT te veel personeel in dienst heeft. Indien het om een gemengd model zou gaan, zouden een aantal mensen in huis worden gehaald. Tegelijkertijd zou de VRT echter ook door middel van dergelijke overeenkomsten externe knowhow proberen te incorporeren.
Dat is wat wij vanuit de Vlaamse Regering en met uw consistente controle goed in het oog zullen proberen te houden, om daar het juiste evenwicht in te vinden.
Voor mij is het wel degelijk beperkt in de tijd, maar het kan inderdaad voortgezet worden. Dat men zegt dat er na drie jaar een majeure evaluatie komt, is voor mij een daad van deugdelijk bestuur.
Nog niet alle details zijn uitgeklaard. Er is slechts sprake van een intentieovereenkomst. Als men de waardebepaling van de aandelen over drie jaar volledig open zou laten, zou dat misschien aanleiding kunnen geven tot nogal lastige discussies op dat moment. Maar als men nu bij het begin al zegt dat wanneer men over drie jaar de aandelen zal overdragen, het onder die voorwaarden zal zijn, lijkt mij dat een daad van vooruitziend bestuur. Dat is eigenlijk om problemen te vermijden. Dat is het spelen van de vrije markt enigszins inperken, maar het zal problemen vermijden. Men is daar nu nog niet. Men is aan het kijken hoe men er tussen de beide partijen uit kan geraken.
Ik herhaal dat er geen productievolumes afgesproken zijn. Het is natuurlijk een voortdurende opdracht voor de VRT – ik praat ook met andere productiehuizen die niet op de een of andere manier aan de openbare omroep verbonden zijn – om daar constant een goed evenwicht in te vinden, zodat bij open briefings iedereen voldoende aan bod kan komen, weliswaar op basis van kwaliteit en kostprijs, wat altijd de eerste criteria zijn. Men moet zorgen dat men daar een goed evenwicht in vindt en dat het niet altijd dezelfden zijn die uit de ruif kunnen eten, maar een zo breed mogelijk spectrum van productiehuizen.
Mijnheer De Gucht, u hebt terecht opgemerkt dat er ook sprake was van een rechtenelement in het geheel. Daar wil ik wel al een tipje van de sluier oplichten met betrekking tot de nieuwe beheersovereenkomst. Voor mij is het hele verhaal dat ik hier vandaag heb toegelicht, essentieel in het marktversterkende digitale aspect. De rechtenkwestie zullen we in de nieuwe beheersovereenkomst nog nauwgezet bekijken. Want dat heeft ook net te maken met marktversterkingen. Maar laten we dat debat op een later tijdstip voeren. Ik heb het maar meegegeven als element van antwoord. Voor mij is het rechtenversterkende element voor de VRT binnen die participatie geen essentieel onderdeel, het is veeleer het vliegwielaspect waarbij de VRT participeert in soms jonge en beloftevolle bedrijven die niet altijd te veel geld hebben, om hen te versterken, onder het motto: wij maken u sterker, u maakt ons sterker.
Collega’s, ik denk dat de context die ik u geschetst heb, wel degelijk coherent is. Dat die verder nog volatiel is qua beleidsthematiek in de toekomst, spreekt voor zich. We zullen zo vooruitziend mogelijk dingen al meenemen in de beheersovereenkomst, maar ik neem aan dat we dergelijke debatten hier nog wel zullen hebben in de toekomst. Ik hoop dat ik degenen die niet onterecht kritische vragen hadden, iets meer gerustgesteld heb dan in mijn eerste antwoord.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.