Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, justitiehuizen hebben verschillende mandaten. Uit uw antwoord op mijn schriftelijke vraag, minister, zijn een aantal interessante conclusies te trekken. Zo is het opvallend dat het aantal dossiers op de wachtlijsten van het totale aantal mandaten sterk tot zeer sterk toeneemt als je naar de begeleidingen kijkt, maar dat ze dalen voor het elektronisch toezicht. We spreken zelfs van een stijging tot 80 procent als je alle begeleidingsmaatregelen samen zou tellen.
Er zijn enkele uitschieters. Bijvoorbeeld voor de bemiddeling in strafzaken is de stijging zeer sterk: de wachtlijst stijgt van 95 dossiers in het jaar 2010 naar 532 dossiers in 2014. Een aantal andere conclusies hebben te maken met het feit dat die bemiddeling in strafzaken blijkbaar veel succesvoller verloopt in bepaalde justitiehuizen dan in andere. Dat leid ik af uit het aantal stopzettingen van het mandaat. Bij een stopzetting gaat een van de partijen niet akkoord, houdt iemand zich niet aan de voorwaarden of kan er geen overeenkomst worden gevonden over bijvoorbeeld een regeling.
Zo scoort het justitiehuis in Mechelen systematisch beter dan het justitiehuis in Veurne. In 2014 werd 29 procent van de bemiddelingen in Mechelen stopgezet, in Veurne 54 procent. Er zijn justitiehuizen die altijd bij deze zijn met het laagste aantal stopzettingen en andere die systematisch aan het uiteinde bengelen. Er zijn enkele erg grote verschillen. Zo werd in 2010 in het justitiehuis van Ieper amper 20 procent van het aantal bemiddelingen in strafzaken stopgezet, terwijl dat twee jaar later plots 70 procent was.
Minister, hebt u een verklaring voor de sterke toename van het aantal dossiers binnen de begeleidingsmandaten van de justitiehuizen? De tegengestelde beweging bij de wachtende dossiers over het elektronisch toezicht heeft waarschijnlijk te maken met de extra investering. Kunt u dat bevestigen?
Hebt u een verklaring voor de sterke verschillen in het aantal stopgezette dossiers van bemiddeling in strafzaken? Belangrijk om de hervorming van de justitiehuizen decretaal aan te pakken, is hoe het traject van justitiabelen in kaart wordt gebracht. Vandaag is het zo dat een zelfde cliënt voor dezelfde feiten in verschillende begeleidingen kan opduiken. Een dader die eerst een bemiddeling in strafzaken krijgt voorgesteld, maar die laat mislukken, kan daarna een probatiemaatregel voorgesteld of opgelegd krijgen, omdat die bemiddeling is mislukt.
Maar in de feiten is de probatiemaatregel juist hetzelfde, een nieuwe poging tot bemiddeling in strafzaken. Als de dader dan weigert om een justitieassistent te ontmoeten, dan kan de probatiecommissie voorstellen om de probatie in te trekken. Het gebeurt echter dat de strafrechter dan beslist om de dader nog een andere maatregel op te leggen of om hem toch nog een kans te geven in bemiddeling, en dat allemaal voor dezelfde feiten. Daders weten dat natuurlijk vaak. Ze spelen het spel mee om het zolang mogelijk te rekken. Als we willen kijken hoe we de wachtlijsten kunnen wegwerken, dan moeten we ervoor zorgen dat dezelfde daders die meervoudige begeleiding krijgen voor dezelfde feiten, op een of andere manier uit het systeem worden gehaald. Kunnen we beginnen met het bijhouden van cijfers daarover? Uit uw antwoord op mijn schriftelijke vraag had ik begrepen dat dit nog niet gebeurt.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Parys, ik kan niet echt akkoord gaan met de stelling dat er een sterke toename is van de wachtlijsten binnen alle mandaten. Het antwoord dient dan ook te worden genuanceerd.
Bij de interpretatie van de cijfers van de tijdsspanne 2010-2014 moet eerst en vooral rekening worden gehouden met het feit dat hier telkens de situatie wordt geschetst op het einde van het jaar. Het cijfer is dus geen weergave van de situatie doorheen het gehele werkjaar. De uitzonderlijke wachtlijsten op 31 december 2014 moeten bijvoorbeeld begrepen worden in het licht van de overgang van het personeel naar de Vlaamse overheid, waarbij de personeelsleden hun openstaande verlofdagen dienden op te nemen. De cijfers van het werkjaar 2015 worden weergegeven met een periodiciteit van twee weken waardoor tendensen dan wel weer gemakkelijker af te leiden zijn.
Een aantal opdrachten binnen de justitiehuizen kenden in het verleden wel vaker een wachtlijst. Dit is zo voor de mandaten probatie en werkstraf. Er is evenwel zelden sprake van een aanhoudende tendens noch in stijgende noch in dalende lijn. De wachtlijst voor de werkstraf bedraagt de laatste maanden gemiddeld 417 dossiers, sinds 1 januari 2015. Ter vergelijking, de Vlaamse justitiehuizen ontvangen maandelijks 400 tot 500 nieuwe werkstraffen. De wachtlijst voor probatie is gemiddeld 580 dossiers lang sinds 1 januari 2015. Maandelijks komen zo’n 300 tot 400 nieuwe dossiers probatie binnen. De wachtlijst voor de vrijheid onder voorwaarden in het kader van de voorlopige hechtenis en voor de penitentiaire mandaten vertoont een stabilisatie omdat deze mandaten bij voorrang worden opgenomen.
Zoals u zelf in uw vraag aangaf, is er bij bemiddeling in strafzaken wel sprake van een tendens. Daar is de wachtlijst blijven stijgen. Ook voor het elektronisch toezicht zien we inderdaad een tendens in de zin van een sterke daling vanaf 2012. Ondertussen is deze beweging gestabiliseerd.
Ik verwijs verder naar de documenten die ik via de secretaris ter beschikking zal stellen en die de cijfergegevens voor de periode 2010-2014 weergeven en de cijfers voor 2015. De cijfers hebben zoals gevraagd betrekking op de daderbegeleiding en niet op slachtofferonthaal of burgerrechtelijke opdrachten.
De sterke daling van de wachtlijsten bij elektronisch toezicht sinds 2012 heeft met verschillende redenen te maken. De afschaffing van de verplichte maatschappelijke enquête door de toenmalige minister van Justitie heeft vanzelfsprekend voor de spectaculaire daling gezorgd. Voor wat de begeleidingen betreft, heeft het toenmalig actieplan voor de wegwerking van de wachtlijsten geleid tot een verhoogde capaciteit bij de justitiehuizen. Uurroosters werden gestandaardiseerd en er werd veel minder op maat gewerkt. Hierdoor viel de begeleiding door de justitieassistent ook terug in intensiteit en de frequentie van contacten tussen justitiabele en justitieassistent werd verminderd. Er konden hierdoor meer dossiers worden opgenomen, maar de begeleiding werd wel teruggeschroefd.
De belangrijkste vernieuwing was het werken met een systeem van slots, een vast aantal aansluitingen per week. Er wordt een planning opgemaakt waarbij elke week een vooraf bepaald aantal enkelbanden wordt aangesloten. Zo kennen de veroordeelden op voorhand de exacte datum voor de aansluiting van de enkelband. Een belangrijke kanttekening is dat binnen een besparingsklimaat de inzet op één bepaalde sector ten koste gaat van de capaciteit die besteed kan worden aan andere mandaten. In de komende maanden zullen we trouwens in het kader van de uitklaring van de kerntaken van de justitieassistent ook de teruggeschroefde begeleiding en het schrappen van de maatschappelijke enquête evalueren.
Er was een vraag over de sterke verschillen in het aantal stopgezette bemiddelingen in strafzaken. Bemiddeling in strafzaken is een vrijwillige procedure. Dit houdt in dat dader en slachtoffer vrij zijn om al dan niet in te gaan op het aanbod dat is voorgesteld door de procureur des Konings tot bemiddeling in strafzaken. Het overgrote deel van de stopgezette dossiers wordt afgesloten voordat er een bemiddelingszitting heeft plaatsgevonden. In de meeste gevallen gaat het dan over een dader of slachtoffer die niet antwoordt of ingaat op de uitnodigingsbrief van de justitieassistent.
Het parket selecteert de dossiers die via bemiddeling in strafzaken worden afgehandeld. Het is moeilijk op voorhand in te schatten welke daders en slachtoffers zullen ingaan op het aanbod van bemiddeling in strafzaken. Sommige parketmagistraten hebben een jarenlange ervaring als verbindingsmagistraat bemiddeling in strafzaken en kunnen beter inschatten welke dossiers een grotere slaagkans hebben. Op andere parketten is er een verloop van magistraten waardoor de magistraten minder expertise hebben kunnen opbouwen. Er worden dan ook vaak fluctuaties vastgesteld in de cijfers bij verandering van de magistraat of de verbindingsmagistraat.
Zodra een nieuwe opdracht binnenkomt in het justitiehuis wordt in het registratiesysteem SIPAR op basis van de identiteitsgegevens nagegaan of deze justitiabele gekend is, precedenten heeft en eventueel nog andere mandaten heeft lopen. Het registratiesysteem van de justitiehuizen laat momenteel niet toe globale statistische informatie te verkrijgen om de verschillende trajecten voor dezelfde feiten in kaart te brengen. Dit kan meegenomen worden in een volgende fase van de doorontwikkeling van het registratiesysteem.
Ik wil toch ook nog opmerken dat het opleggen van een maatregel een exclusieve bevoegdheid is van de gerechtelijke en administratieve opdrachtgevers. Dit gebeurt autonoom en binnen de krijtlijnen van de federale wetgeving. Via het strafdossier dan wel het strafregister hebben zij zicht op de eerder genomen maatregelen. Zo bevat bijvoorbeeld het strafdossier dat voorligt aan de rechtbank ten gronde, het resultaat van de voorafgaande strafbemiddeling – mislukt of stopgezet – en de reden. De inschatting of het opportuun is om eenzelfde of meerdere maatregelen op te leggen, is met andere woorden geen bevoegdheid van de justitiehuizen. Wel kan er via een voorafgaande enquête een advies worden geformuleerd indien hierom wordt gevraagd. We zitten hier op het domein van het strafbeleid en de coherentie van het straffenarsenaal. Ik ga hierover graag in overleg met mijn federale collega, de zetelende magistratuur en, via de minister-president, met het college van procureurs-generaal, maar dit behoort niet tot onze exclusieve bevoegdheid.
We zijn bezig met een ronde van de justitiehuizen. Dat is best een tijdsintensieve aangelegenheid, maar wel interessant. Ook in de opbouw van de conferentie inzake de kerntaken van de justitiehuizen moeten we het thema van de eenvormigheid van de processen echt wel op de agenda zetten. Ik kan u volgen als u vraagt of er inefficiënties zijn. Er zijn heel veel best practices, maar we moeten toch proberen om met de verschillende justitiële actoren en onder begeleiding van de minister van Justitie na te gaan of we bepaalde zaken kunnen standaardiseren en moduleren. Op die manier kan de efficiëntie van de aanpak zo goed mogelijk worden georganiseerd.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, uw laatste punt doet me heel veel plezier. Over bemiddeling in strafzaken zegt u dat het vooral de instroom in de parketten is die bepaalt of er wordt doorverwezen naar bemiddeling in strafzaken en dat mensen soms niet reageren. Uiteraard is dat een deel van de verklaring. Zoals u zegt, moeten er toch ook goede praktijken zijn in bepaalde justitiehuizen die op andere justitiehuizen kunnen worden geënt. Door eenvormigheid van de procedures kunnen er efficiëntiewinsten worden geboekt. Die moeten ook kunnen worden gehaald in de bemiddeling in strafzaken en de stopzetting ervan. Het is bijvoorbeeld interessant – ik weet niet of het systeem dat toelaat – om te kijken hoeveel stopzettingen van bemiddeling in strafzaken er zijn vanwege niet-respons of omdat de bemiddeling op zich is mislukt. Ik ga volledig akkoord met uw punt daarover.
Verder heb ik een informatieve vraag. Heb ik het goed begrepen dat we vanaf 2015 niet alleen maar kunnen beschikken over cijfers die bijvoorbeeld op de laatste dag van het kalenderjaar zijn genomen wat de wachtlijsten betreft, maar dat er elke twee weken een weergave is van de stand van zaken van die wachtlijsten? Ik denk dat u dat hebt gezegd, maar ik wil toch even verifiëren of dat effectief zo is.
Ten slotte, minister, had ik in mijn schriftelijke vraag gevraagd of de justitieassistenten, wanneer er een beslissing tot elektronisch toezicht is, nagaan of het vereiste schriftelijke akkoord van de medebewoners overeenstemt met het Rijksregister. Dat is namelijk belangrijk in een aantal zaken waarbij iemand terug naar huis wordt gestuurd, maar er sprake is van familiaal geweld. Dat zijn dus zeer belangrijke zaken die moeten worden geverifieerd vooraleer zo’n beslissing wordt genomen.
Minister, u hebt mij in uw schriftelijk antwoord gezegd dat voor straffen onder de drie jaar de gevangenisdirectie een maatschappelijke enquête kan vragen en dat ze dat doet wanneer het opleggen van bijzondere voorwaarden onontbeerlijk wordt geacht. U zei ook dat de justitiehuizen toegang hebben tot het Rijksregister om een aantal uittreksels te kunnen opvragen als dat nodig blijkt.
Ik ben ook op bezoek geweest in het justitiehuis Leuven. Daar hebben ze mij verteld dat de toegang tot het Rijksregister problematisch is. Ik weet dat ze verhuisd zijn. Wij zitten natuurlijk ook nog met de migratie van een federaal sofwaresysteem naar een Vlaamse IT-omgeving. Als je die twee dingen samenlegt, zou daar wel eens een ongeluk van kunnen komen. Minister, is er daarover al meer duidelijkheid? Is het euvel in de software, bijvoorbeeld in het justitiehuis Leuven, al verholpen, zodat ook zij een vlotte toegang hebben tot het Rijksregister en de nodige verificaties kunnen worden uitgevoerd vooraleer iemand onder elektronisch toezicht naar huis wordt gestuurd?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik denk dat die gegevens inderdaad vrij kort op de bal worden bijgehouden. Om daarin trends te kunnen zien, is het natuurlijk niet realistisch om dat om de zoveel weken te bekijken. Je moet dat over een bepaalde periode kunnen bekijken.
U zegt dat er bij het justitiehuis Leuven een probleem is met de toegang tot het Rijksregister. Ik zal dat eens navragen. Daarop kan ik hier natuurlijk moeilijk op antwoorden.
Ik heb daarover ook een schriftelijke vraag ingediend, maar heb er nog geen antwoord op ontvangen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.