Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Nevens heeft het woord.
De gemeente Mol en de Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen (IOK) Afvalbeheer hebben in een proefproject zes maanden lang het opgehaalde zwerfvuil bijgehouden en geanalyseerd. Zij hebben dit proefproject gerealiseerd samen met de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM). Tussen april en oktober werd één keer per maand het zwerfvuil op wegbermen ingezameld.
De cijfers daarvan zijn ronduit onthutsend en zorgwekkend. In totaal werd er 4259 kilogram opgeruimd. Van die 4259 kilogram waren er 24.585 drankblikjes. Op jaarbasis is dat goed voor 32 kilogram afval per strekkende kilometer. Bij analyse bleek dat er een piek van zwerfvuil is gedurende de zomermaanden juli en augustus – ik vermoed dat dat met deze hittegolf dit jaar nog erger zal zijn –, maar dat tijdens de andere maanden de hoeveelheid zwerfvuil gelukkig stabiel bleef.
De algemene conclusie is bijgevolg dat regelmatig opruimen dus geen preventief effect heeft.
Minister, kunnen bovenstaande cijfers volgens u worden doorgetrokken voor heel Vlaanderen, of is enkel Mol een pijnpunt? Welke beleidsconclusies trekt u hieruit?
Gedurende de zomermaanden blijkt er dus duidelijk een piek te zijn in de hoeveelheid zwerfvuil. Wenst u hierop in te spelen door middel van gerichte campagnes tijdens en/of voor deze periode? We kennen allemaal de campagne ‘In de vuilbak’, die in het voorjaar wordt georganiseerd, maar het blijkt toch dat er ook behoefte is om in de zomermaanden te sensibiliseren.
Gemeenten en intercommunales beslissen uiteraard autonoom over de frequentie waarmee ze zwerfvuil opruimen. Bent u van mening dat, in het licht van bovenstaande conclusies, een proefproject langs de andere zijde van het spectrum, dus het niet opruimen van zwerfvuil gedurende een langere periode, ook moet worden bekeken? Dus: we laten alles liggen en zien dan of het vermindert, stabiel blijft of misschien verdwijnt. Als we lang genoeg wachten, zo’n honderd jaar voor één drankblikje, zal het wel verdwijnen.
Het zwerfvuilbeleid in Vlaanderen is gebaseerd op vijf pijlers: infrastructuur, sensibilisatie en communicatie, participatie, omgeving en handhaving. Om de zwerfvuilproblematiek aan te pakken is een samenspel van deze pijlers vereist. Minister, dreigen bovenstaande resultaten volgens u de participatie van buurtbewoners, vrijwilligers, verenigingen of andere burgerorganisaties te hypothekeren nu blijkt dat het dweilen met de kraan open is? Hoe wilt u dit tegengaan?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Nevens, de cijfers die we kunnen afleiden uit het proefproject in Mol, geven een indicatie van zwerfvuil in de bermen. Statistisch gezien zijn dat echter geen representatieve cijfers voor heel Vlaanderen. In een berm vind je altijd meer zwerfvuil dan op andere plaatsen. Dat was ook niet de bedoeling van het proefproject. Het zwerfvuil werd ingezameld over een lengte van 267 kilometer, verspreid over heel diverse locaties: landelijke wegen, schoolomgevingen, fietsroutes en woonwijken.
Het toont ook aan dat de verschillende actoren – het Vlaamse Gewest, de lokale besturen en de industrie – moeten blijven inzetten op het zwerfvuilbeleid. De OVAM werkt momenteel in samenwerking met Interafval en Fost Plus aan een nieuw operationeel plan zwerfvuil. Het doel van het plan is om zwerfvuil maximaal te vermijden door preventie van afval bij out-of-homeconsumptie door een duurzame gedragsverandering van de burgers. Alle betrokken sectoren uit de industrie moeten daarin hun verantwoordelijkheid nemen, ook de burger.
De communicatiecampagne van 'In de vuilbak' wordt jaarlijks gelanceerd in de zomer. Overal hangen affiches langs de snelwegen en gewestwegen. Op dat moment zijn er ook veel toeristen op de baan. De mensen komen meer buiten en hebben vaak meer drinken, blikjes of ander afval mee. Daarnaast wordt er ook specifiek ingezet op doelplaatsen die volgens de Netheidsindex het meest vervuild zijn. Dit jaar zijn dat de stopplaatsen van het openbaar vervoer.
De communicatie moet leiden tot een mentaliteits- en gedragswijziging. Eigenlijk moeten we er met z’n allen van overtuigd zijn dat het achterlaten van afval maatschappelijk onaanvaardbaar is. We vinden het allemaal niet fijn om zwerfvuil te zien, maar iemand gooit het blijkbaar wel weg. De herhaling van deze normbevestiging blijft dus noodzakelijk: door te werken op de lokale verankering van de campagne brengen we de boodschap zo dicht mogelijk en ook gedurende een langere periode in het straatbeeld.
De algemene conclusie dat regelmatig opruimen geen preventief effect heeft, is niet volledig correct. Opruimen in gebieden met veel sociale controle heeft wel effect. Daar blijft het langer proper. Het effect is klein op zeer vervuilde plaatsen, hotspots, die we allemaal kennen. Verschillende experimenten en onderbouwingen uit de wetenschap van de gedragsbeïnvloeding tonen aan dat het laten liggen van afval een cumulatief effect heeft. Wanneer het zwerfvuil niet wordt opgeruimd, trekt het dus nog meer vuil aan. Geen enkele gemeente wil er trouwens vuil bij liggen. Dat is ook logisch.
Het samenspel tussen de vijf pijlers blijft belangrijk. Via participatie kan men het eigenaarschap van het openbaar domein creëren, waardoor men de omgeving meer respecteert. Zo kan men buurtbewoners, vrijwilligers, verenigingen of andere organisaties aanspreken. Het is voor passanten dan ook duidelijk dat de openbare ruimte wel degelijk van iemand is. Dit kan door buurtacties. Soms worden er ambassadeurs aangesteld of zijn er gepersonaliseerde affiches. Ook het stimuleren van de sociale controle is belangrijk.
Een lokaal bestuur kan de inspanning van zijn burgers het best richten op locaties waar die inspanningen meer effect hebben, zoals woonwijken, lokale speelvelden, buurtscholen, buurtontmoetingscentra. Men kan niet van de burger verwachten dat zij instaan voor het beheer van de sterk vervuilde hotspots, zoals afvalverzamelpunten, stationsomgeving of carpoolparkings.
De komende jaren zal er nog meer worden ingezet om deze hotspots aan te pakken. Handhaving is natuurlijk ook essentieel. Daar zijn er natuurlijk ook nog wel wat hindernissen. Er wordt gewerkt aan het wegwerken van die hindernissen, zoals de identificatie van de vervuiler, de erkenning van de Vlaamse toezichthouder en prioriteiten bij de handhavers.
Er is ook nog ruimte voor verbetering van de infrastructuur, zodat die ook maximaal kan worden gebruikt door de burger. Het Netheidsnetwerk begeleidt ook gemeenten in het opmaken van een heus vuilbakkenplan, zodat je goed weet waar die moeten komen. Ook onze Netheidsbarometer levert daarin resultaat op.
Ik wil ten slotte ook nog meegeven dat onze studie rond het statiegeld verder loopt. Wij willen dat in dat kader meenemen.
De heer Nevens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het klopt inderdaad dat vele lokale besturen vandaag met de handen in ‘t haar zitten wat zwerfvuil betreft. Het wordt niet alleen in Mol vastgesteld. Zo is er het voorbeeld van Giel en Nore uit Meeuwen-Gruitrode, waar de heer Ceyssens burgemeester is. Zij hebben in de krokusvakantie 3359 kilogram bij elkaar geraapt. En in Landen hebben vader Bart en zoon Maxime vier jaar lang 60.000 blikjes langs de kant opgehaald. Ze hebben daarmee een kerstboom geknutseld. Het is een fenomeen dat in Vlaanderen veralgemeend is.
Het is goed dat u zegt dat u paal en perk wilt stellen aan die zwerfvuilproblematiek. En sensibiliseren – we kennen de vijf pijlers – blijkt vandaag niet voldoende te zijn. Zoals u zegt, is iedereen tegen zwerfvuil en vindt iedereen het hinderlijk. Maar wie gooit er dan uiteindelijk al dat zwerfvuil in de kant? Het is zeker terecht dat we bij onszelf moeten beginnen, maar daarmee blijkt het probleem vandaag niet opgelost te geraken. Ook de GAS-boetes (gemeentelijke administratieve sanctie) of de handhaving lopen niet van een leien dakje voor lokale besturen. Er klinkt een schreeuw vanuit die lokale besturen. Het plaatsen van vuilbakjes enzovoort is in het verleden allemaal gedaan. Ik heb het gevoel dat we met dergelijke maatregelen beperkt blijven om dat zwerfvuil dat permanent aandacht vraagt, onder controle te krijgen.
We zullen inderdaad afwachten of die extra studie die u hebt besteld in het kader van het statiegeld, enig soelaas kan bieden. Het blijft een permanent aandachtspunt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.