Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, minister, om de bevaarbaarheid van onze rivieren te verzekeren en om te komen tot een betere waterbeheersing, zijn baggerwerken noodzakelijk. Het slib dat niet voldoet om hergebruikt te worden, maar wel voldoet aan de Europese normen voor niet-gevaarlijke afvalstoffen, dient geborgen te worden.
Zo heeft de deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen eind april 2015 een milieuvergunning aan Waterwegbeheerder Waterwegen en Zeekanaal NV verleend voor de inrichting van een bergplaats voor baggerspecie uit de Boven-Schelde. Een ontginningsput op de terreinen van steenbakkerij Vande Moortel langs de Boven-Schelde in Oudenaarde, midden in een natuurgebied, zou hiervoor ingericht worden. Alle baggerspecie, die onder de categorie ‘niet-gevaarlijke baggerspecie’ wordt gecategoriseerd, zal via de waterweg aangevoerd worden en dan worden gestort in een monodeponie, dat is een open, niet-doorlaatbare kuip. De baggerspecie zou in droge toestand geborgen worden, om geurhinder te vermijden.
Van de waterbodems uit de Boven-Schelde is geweten dat ze heel sterk gecontamineerd zijn met gebromeerde vlamvertragers. Gebromeerde vlamvertragers zijn zeer zorgwekkende stoffen doordat ze accumuleren in het milieu en de gevolgen van deze accumulatie zijn onvoorspelbaar op lange termijn en tevens onomkeerbaar. De stoffen zijn bewezen hormoonverstorend en neurotoxisch. Verder blijkt dat de stoffen afbreken tot meer wateroplosbare afbraakproducten die gevaarlijker zijn dan de uitgangsproducten. Door hun grotere wateroplosbaarheid komen ze makkelijker in grondwater en oppervlaktewater terecht.
De afbraakproducten kunnen onder andere ontstaan tijdens de ontwatering van de baggerspecie en in een latere fase. De vergunning werd afgeleverd ondanks een negatief advies van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) wegens twijfels over de ondoorlaatbaarheid van de kuip en ondanks het feit dat de Vlaamse Milieumaatschappij en een buurtcomité waarschuwden voor de aanwezigheid van bepaalde gevaarlijke stoffen, PCB’s en gebromeerde vlamvertragers in het slib. De bezorgdheden omtrent deze stoffen worden in de milieuvergunning niet weggenomen niettegenstaande deze stoffen door Europa als prioritair gevaarlijk gecatalogeerd staan.
Minister, voor hormoonverstoorders die door Europa zijn aangeduid als prioritair gevaarlijk, zoals deze gebromeerde vlamvertragers, zijn er intussen preventieve maatregelen genomen om te voorkomen dat ze nog in ons afvalwater terechtkomen. Deze stoffen zijn echter nog wel, door vroegere vervuiling, in soms extreem hoge concentratie terug te vinden in baggerspecie, wat behoorlijke risico’s met zich mee kan brengen voor de volksgezondheid. Door inhalatie van stof, besmette voedingconsumptie, en andere mogelijke manieren, kunnen deze stoffen ook de mens besmetten. Gebromeerde vlamvertragers hebben een negatieve impact op schildklierhormonen, kunnen bijdragen tot het ontstaan van neurologische afwijkingen, mentale achterstand bij kinderen, enzovoort.
Kortom, het transport, het storten en de opslag van dit vervuilde goedje, dat bovendien stuifgevoelig is, is totaal onverantwoord in een natuurgebied, met veel broedende en trekkende vogels. Het is tevens totaal onverantwoord in de buurt van dichte bewoning, laat staan in de buurt van basisscholen. Kinderen zijn namelijk het meest gevoelig voor de negatieve effecten ervan. De classificatie van deze baggerspecie is als niet-gevaarlijk is niet correct. Als men deze stof wel als gevaarlijk zou kwalificeren, zouden heel wat extra voorzorgsmaatregelen genomen kunnen worden. Het vergunningenbeleid van de Vlaamse overheid speelt in dezen een cruciale rol.
Minister, vandaar mijn vragen. Kunt u bevestigen dat er een probleem is met extreem hoge aanwezigheid van onder andere gebromeerde vlamvertragers in de buurt van Oudenaarde, door vroegere textielindustrie?
Wordt de aanwezigheid van deze gebromeerde vlamvertragers gemonitord? Wat zijn de resultaten in Vlaanderen de laatste jaren?
Zijn er meetmethodes voorhanden om ook de meer wateroplosbare, toxische afbraakproducten te monitoren in het afvalwater, vijverwater en grondwater?
Zijn er andere locaties waar dergelijke, met vlamvertragers vervuilde baggerspecie op een analoge manier is geborgen in natuurgebied of in plasdras? Werden daar metingen gedaan voor gebromeerde vlamvertragers en metabolieten in het vijver- en grondwater? Wat zijn de bevindingen?
Hoe schat u de risico’s in voor transport, storten en opslag van deze zwaar vervuilde baggerspecie?
Vindt u de classificatie van deze baggerspecie als niet-gevaarlijk nog steeds correct, ondanks de waarschuwingen van Europa?
Hoe verantwoordt u dat Waterwegen en Zeekanaal in zijn vergunning de toestemming krijgt om af te wijken van het in het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM) voorgeschreven foliemateriaal onder en boven de vervuilde baggerspecie? Wanneer zich een probleem voordoet naar grond- of vijverwater, is dit probleem dan onomkeerbaar? Wat als er een probleem ontstaat ter hoogte van de bentonietwand? Wat als blijkt dat er zich polluenten in het grondwater bevinden?
Gegeven het feit dat plasdras een aantrekkingsplaats voor broedende en trekkende vogels is, vindt u dat de berging van de verontreinigde baggerspecie verenigbaar met de nabestemming plasdras in natuurgebied?
Overweegt u de Vlaamse milieuvergunningscriteria te verstrengen in lijn met de Europese lijst van gevaarlijke stoffen, en dus strengere voorwaarden te verbinden aan de berging van dergelijk gevaarlijk afval? Bijvoorbeeld verplichte emballage met folies en bergen ver van natuurgebieden en bewoning.
Uit de risicoanalyse blijkt dat gebromeerde vlamvertragers vooral met stofpartikels in de lucht worden getransporteerd. Vindt u het verantwoord om droge specie op de oever te stockeren? Kunt u garanderen dat er op geen enkel moment stof zal ontstaan? De regio Oudenaarde is historisch sterk vervuild met gebromeerde vlamvertragers. Lijkt het u aanvaardbaar om daar nu nog een schepje bovenop te doen?
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik ben ook benieuwd naar het antwoord van de minister. De informatie die ik heb is in elk geval minder angstaanjagend dan wat mevrouw Meuleman vertelt. Misschien kan de minister uitsluitsel geven over het al dan niet gevaarlijk zijn van het materiaal. Mevrouw Meuleman, als we het in de waterbodem laten zitten, is het natuurlijk ook niet goed. Als we beslissen om het eruit te halen, dan moeten we er ergens mee naartoe. Ik weet ook niet of het in natuurgebied ligt. Men zegt me dat het slechts een smalle bufferstrook zou zijn die in natuurgebied ligt, de rest is blijkbaar ontginningsgebied.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, het gaat over gebromeerde vlamvertragers. Dat is een specifieke groep van chemische verbindingen. Ze worden toegepast in de bescherming van elektronica, kledij en meubels. Ze zijn dus nuttig voor het beschermen van de maatschappij tegen gevolgen van brand, maar er zijn ook milieurisico’s aan verbonden.
De eigenschap van deze stoffen is dat ze niet goed oplossen in water, maar wel in verschillende organische solventen. Ze moeten dus eerder gezocht worden in sediment, in de bodem en in het vetweefsel van biota, minder in het water zelf. Er zijn geen normen voor sediment voor deze stoffen.
Gelet op de chemische eigenschappen doet onze Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) er onderzoek naar, maar niet in water, maar wel zoals ik daarnet zei in de waterbodem. Sinds 2005 is men gestart met metingen. Sindsdien is de monitoring voortgezet en uitgebreid naar 150 jaarmonsters. Van de tien gemeten stoffen is decabromodiphenyl ether de stof die het vaakst wordt aangetroffen in de hoogste concentraties. Uit de meetgegevens blijkt dat de hoogste waarde wordt teruggevonden in de omgeving van Kortrijk, Tielt, Oudernaarde en Gent. De bron van verontreiniging kan niet worden bepaald, noch het moment waarop werd verontreinigd. Daarover is er dus geen duidelijkheid.
De monostortplaats voor baggerspecie van Waterwegen en Zeekanaal NV op de locatie Kallemoeie-Papelenvijver in Nazareth is vergund voor het onderwaterstorten van baggerspecie waarbij de deels opgevulde put als waterplas wordt behouden in functie van de nabestemming natuurontwikkeling. Daarbij wordt het grondwater gemonitord volgens de voorwaarden van VLAREM.
De risico’s voor de volksgezondheid en het leefmilieu door het vervuilde slib in de waterlopen te laten zitten, zijn veel groter dan de risico’s die kunnen optreden tijdens het transport en de berging in gecontroleerde omstandigheden.
Het transport zal in bulk gebeuren, per schip, waarbij het risico op verspreiding van slib veel beperkter is dan bijvoorbeeld wegtransport. Het slib zal steevast worden gestort wat de beste waarborgen geeft op het vasthouden van de contaminanten in de slibmatrix.
De classificatie van niet gevaarlijke baggerspecie hangt af van de aanwezige concentraties. Dat moet worden beoordeeld aan de hand van de beschikbare analyseresultaten. De monodeponie in Oudenaarde werd specifiek vergund voor het storten van niet-herbruikbare en niet-gevaarlijke baggerspecie. In de milieuvergunning worden de sectorale milieuvoorwaarden opgelegd voor monostortplaatsen voor baggerspecie zoals dat is opgenomen in afdeling 5.2.5 van VLAREM. Er worden in deze sectorale voorwaarden onder meer criteria opgelegd voor het storten van T- en T+-stoffen en voor de parameter totaal extraheerbare organohalogeenverbindingen. Deze laatste parameter is een groepsparameter die meer dan alleen broomverbindingen bevat. Indien er hoge concentraties broomverbindingen aanwezig zijn, zullen die wel worden gedetecteerd via deze groepsparameter.
Het klopt niet dat OVAM een negatief advies heeft gegeven. OVAM heeft een gunstig advies gegeven voor de aanvraag voor de milieuvergunningsaanvraag voor deze stortplaats, maar met een ongunstig advies voor de gevraagde afwijking voor de afsluitlaag en eindafdek. OVAM stelde dat het gelet op het niet aanbrengen van de folie aangewezen is om een bijkomende kunstmatige geologische barrière aan te brengen, tenzij aan de hand van een bodemonderzoek ter plaatse kan worden aangetoond dat de bodem van de groeve daadwerkelijk voldoende homogeen en ondoorlatend is.
Het voorstel van OVAM met betrekking tot de bijzondere voorwaarden voor de afdichtlaag werd door de deputatie in de vergunning opgenomen. OVAM heeft geen beroep ingesteld tegen deze vergunning. De aanwezige kleilaag biedt volgens de deputatie voldoende bescherming tegen mogelijke verontreiniging van het grondwater. De opvolging van de kwaliteit van het grondwater is in de vergunning opgenomen.
Het Agentschap voor Natuur en Bos gaf een gunstig advies voor deze milieuvergunning. Voor de argumenten verwijs ik naar het besluit van de deputatie.
De huidige acceptatiecriteria voor stortplaatsen in de wetgeving staan momenteel niet ter discussie. Bij elke vergunning zal het dossier specifiek worden beoordeeld. Indien nodig, kunnen er altijd bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
Door de mogelijke aanwezigheid van persistente organische polluenten werd in de milieuvergunning een bijzondere voorwaarde opgenomen met betrekking tot stofhinder. Door het opleggen van bijzondere voorwaarden in de milieuvergunning wordt er extra aandacht besteed aan bepaalde hinderaspecten en wordt de exploitant er extra op gewezen om deze hinderaspecten te voorkomen. Ik hoop op die manier de ongerustheid weg te nemen.
Mevrouw Meuleman heef het woord.
Minister, ik heb me door de mensen van het buurtcomité laten vertellen dat er inderdaad maatregelen worden genomen voor de afdekking. De insijpeling is echter nog altijd zorgwekkend. Men maakt zich vooral zorgen over de PBDEs en dan meer specifiek over de OH-PBDEs. Dat zijn de metabolieten die meer oplosbaar zijn in water dan de PBDEs zelf. Blijkbaar zouden er ook niet echt meettechnieken bestaan om die stof specifiek op te sporen. U had het in uw antwoord over groepsmetingen. Ik heb me echter laten vertellen dat er voor OH-PBDE-metingen geen analysetechnieken zouden zijn. Als die er wel zijn, kunt u me dan de referenties van die technieken kunnen bezorgen?
Wat schadelijkheid betreft, komt er steeds meer eensgezindheid in het wetenschappelijk onderzoek dat die OH-PBDEs grote schade kunnen veroorzaken aan het milieu en dat zij in mariene organismen toxischer zijn dan de PBDEs zelf. Ze zorgen voor ontwikkelingsachterstand bij zebravissen en veroorzaken oxidatie. Het wordt steeds duidelijker dat zij schadelijk zijn voor het milieu en voor de mens. Zo is er de interferentie met de schildklierhormonen en zijn er de neurotoxische effecten. Ik vraag me dan ook af of we hier niet beter het voorzorgprincipe zouden hanteren voor die stoffen en op die plaats, midden in een woonwijk, dichtbij twee basisscholen en midden in een natuurgebied.
Ik zou ook graag weten welke meetmethodes er worden gehanteerd. Is dit opspoorbaar? Zo ja, kunt u me dan de referenties van die analysetechniek doorgeven?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Meuleman, wat die doorsijpeling in de grond betreft, is er voorzien in een permanente monitoring van de kwaliteit van het grondwater Normaal gezien moeten die stoffen gedetecteerd kunnen worden. Ik zal uw vraag of die stoffen daaruit kunnen worden gehaald, nog eens voorleggen aan onze diensten en u daar de nodige informatie over bezorgen.
Dat is natuurlijk onomkeerbaar. Als die stoffen eenmaal doorgesijpeld zijn, is het te laat. Ik denk dat we hier beter vanuit het voorzorgsprincipe kunnen handelen en dat dit echt niet de juiste plaats is. Bovendien zijn de randvoorwaarden onvoldoende om insijpeling te voorkomen. Ik stel me dan ook grote vragen bij deze vergunning.
De vraag om uitleg is afgehandeld.