Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Minister, ik wil vandaag een problematiek aankaarten die door het Vlaams Huurdersplatform op tafel is gelegd omdat er onzekerheid heerst binnen de sociale huisvesting. Ik hoop dat te kunnen uitklaren met mijn vraag.
Het is nogal technisch. Ik zal proberen om op bevattelijke wijze kort uit te leggen waarover het precies gaat. De decreetgever heeft in de sociale huisvesting een onderscheid gemaakt tussen de permanente en de tijdelijke of occasionele bijwoonst. In het eerste geval dient de persoon die permanent komt bijwonen, te voldoen aan alle inschrijvings- en toetredingsvoorwaarden voor sociale huur die in de Vlaamse Wooncode staan. Vroeger was het standpunt van de toezichthouder dat asielzoekers tijdelijk zijn ingeschreven, want ze wachten af of ze een gunstige beslissing zullen krijgen met betrekking tot een duurzaam verblijfsrecht dan wel een beslissing om het grondgebied te verlaten. Daarom, zo oordeelde de toezichthouder, moeten ze niet voldoen aan die toelatings- of inschrijvingsvoorwaarden, aangezien het om tijdelijke bijwoonst gaat.
De minister oordeelde zelf evenwel, naar aanleiding van een beroep dat werd ingesteld tegen een opzegging door een sociale huisvestingsmaatschappij, dat “wanneer een meerderjarige persoon in de loop van een sociale huurovereenkomst komt inwonen in de sociale huurwoning, terwijl deze persoon niet voldoet aan de voorwaarde van inschrijving in het bevolkingsregister, hij of zij niet kan toegelaten worden tot de inwoonst in de sociale huurwoning en dat indien, binnen de drie maanden vanaf de betekening van het ministerieel besluit, deze persoon nog steeds inwoont, dit moet worden beschouwd als een blijvende en ernstige tekortkoming in hoofde van de oorspronkelijke huurder hetgeen een opzegging door de sociale huisvestingsmaatschappij verantwoordt.”
Wonen-Vlaanderen heeft dan ook een omzendbrief in die zin opgesteld. De minister zal mij straks corrigeren indien dit niet klopt.
Naar aanleiding van een prejudiciële vraag heeft het Grondwettelijk Hof nu een belangrijk arrest geveld dat een impact heeft voor de desbetreffende ministeriële besluiten. Het heeft geoordeeld dat “de tijdelijke woonst niet is onderworpen aan de toelatingsvereisten zoals ze zijn vastgesteld in de Wooncode en dat de interpretatie, zoals ze gegeven werd in de omzendbrief, ongrondwettelijk is en de ingeroepen grondrechten uit de Belgische Grondwet, meer bepaald het recht op eerbiediging van het gezinsleven en het recht op een behoorlijke huisvesting, onevenredig aantast.” Mij lijkt het dat de interpretatie die door het Grondwettelijk Hof wordt gegeven, niet strookt met die uit de omzendbrief van Wonen-Vlaanderen.
Minister, bent u het eens met die interpretatie? Klopt het dat het arrest van het Grondwettelijk Hof niet strookt met de interpretatie die is gegeven en dat, als men niet is ingeschreven in het bevolkingsregister, men een tijdelijke woonst heeft en men niet voldoen aan de inschrijvingsvoorwaarden? Zult u die omzendbrief dan herwerken naar aanleiding van het arrest? Zult u bij toekomstige beroepen tegen vernietigingen door toezichthouders over identieke of analoge casussen beslissen conform de interpretatie van het Grondwettelijk Hof? Zult u de ministeriële besluiten hervormen of minstens de opdracht geven om niet langer de opzegging te vorderen en derhalve ook af te zien van een vordering tot ontbinding en/of uithuiszetting?
Blijkbaar is er ook een beroep ingediend bij de Raad van State. Dat is vandaag hangende. Zult u daar afstand doen van uw verweer of minstens aangeven dat de opzegging niet langer nagestreefd wordt in dit geval?
De heer Anseeuw heeft het woord.
Mevrouw Hostekint heeft geschetst waarover het gaat, al wil ik er wel op wijzen dat het soort tijdelijke bijwoonst waar we het hier over hebben, toch wel bijzonder is, in dat opzicht dat ze enkele jaren kan aanslepen. En dat is niet zonder gevolg. De tijdelijkheid van die bijwoonst dreigt al snel een bijna permanent karakter te krijgen, en dat is niet zonder belang. Moet de regelgeving dan niet worden aangepast, om rekening te houden met die langdurige vormen van zogezegd tijdelijke bijwoonst?
Het gaat ook om een vorm van rechtvaardigheid, bijvoorbeeld als het gaat over de kosten van collectieve verwarming. Dat roept bij mij toch vragen op, vanuit een bekommernis om rechtvaardigheid tegenover alle andere sociale huurders. Hoe kunnen sociale huisvestingsmaatschappijen omgaan met bijkomende kosten voor de tijdelijke bijwoners die in dat wachtregister staan? Hoe kunnen sociale huisvestingsmaatschappijen zorgen voor de nodige rechtvaardigheid ten aanzien van de andere huurders?
Als de betrokken vreemdeling een negatieve beslissing krijgt over zijn asielaanvraag, dan kan er eigenlijk geen sprake meer zijn van een rechtmatige bijwoonst. Worden sociale huisvestingsmaatschappijen vandaag op de hoogte gebracht van het feit dat die tijdelijke bijwoonst moet worden stopgezet na zo’n negatieve beslissing over een asielaanvraag?
Minister Homans heeft het woord.
Elk lid van deze commissie heeft de mail van het Huurdersplatform gekregen. Mevrouw Hostekint heeft dan heel braaf alle vragen gesteld die in die mail stonden. Dat mag natuurlijk, maar voor alle duidelijkheid: ik heb geen omzendbrief gestuurd. Dat is dus al een eerste fout in de vraagstelling en in de mail van het Huurdersplatform. Er is wel een telex verstuurd vanuit de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) naar alle betrokken sociale huisvestingsmaatschappijen, maar er is nooit sprake geweest van een omzendbrief.
De vraag is ook wat tijdelijk is. Het is de heer Anseeuw geweest die die problematiek heeft aangekaart. We hebben het nu over een geval in Veurne, maar er zijn ook uitspraken geweest over gevallen in Antwerpen. Zo was er een concreet geval van bijwoonst van drie jaar. Is drie jaar tijdelijk? In mijn ogen niet, in andermans ogen misschien wel. Die drie jaar bijwoonst was nooit gemeld. Het ging om een huwelijk dat door de stad Antwerpen nooit is erkend, omdat het werd aanzien als een schijnhuwelijk. Vervolgens heeft de betrokkene die bijwoonde, ook het bevel gekregen om het grondgebied te verlaten. Is dat een duurzame relatie? Is dat tijdelijke bijwoonst? Ik vind drie jaar niet meer tijdelijk.
Het Grondwettelijk Hof heeft inderdaad op 18 juni 2015 een arrest geveld en heeft volgens mijn bescheiden mening enkel een interpretatie gegeven aan artikel 2 van de Wooncode, de definitie van een huurder, en in zekere zin ook aan artikel 95 van de Wooncode, de huurdersverplichtingen. Op alle andere artikels, bijvoorbeeld bijwoonst en dergelijke meer, zijn ze niet verder ingegaan.
U hebt zelf gezegd, mevrouw Hostekint, op basis waarvan dit arrest tot stand is gekomen, namelijk op vraag van een vrederechter van het kanton Veurne-Nieuwpoort. Ik ben het volledig met collega Anseeuw eens dat dit arrest vragen oproept. Wat is tijdelijk? Het voorbeeld vanuit Antwerpen dat ik gegeven heb, vind ik niet tijdelijk. Iemand die drie jaar bijwoont, dat vind ik niet tijdelijk. Ik vind dat persoonlijk ook niet billijk ten aanzien van alle andere bewoners van een sociaal woonblok, die bijvoorbeeld met gemeenschappelijke meters en dergelijke werken, want dat houdt dan ook in dat de huurder niet heeft moeten delen in lasten als elektriciteit, gas, water en zo meer. Alle kosten die gedurende die drie jaar zijn gemaakt, worden verdeeld onder de andere huurders en degene die er drie jaar bij heeft gewoond, heeft geen euro moeten bijdragen.
Ik denk dat we ook vragen moeten stellen bij het arrest. Moeten we tijdelijke bijwoonst bijvoorbeeld niet beter definiëren in de Wooncode? Ik ben van oordeel van wel, absoluut. Voor alle duidelijkheid: ik vind drie jaar echt niet meer tijdelijk. Als het gaat over het overkomen van bezoekers of familie uit het land van herkomst voor een week vakantie, kan dat dan? Ja, dat kan natuurlijk. Daarover gaan we niet moeilijk doen. Maar iemand die drie jaar bijwoont, is niet meer van tijdelijke aard. Moeten we er ook niet meer op toekijken dat een huurder de bijwoonst effectief meldt aan de maatschappij in kwestie? Ik heb een voorbeeld gegeven uit Antwerpen, waarover er een uitspraak is gebeurd. Het ging over drie jaar, zonder dat ooit te hebben gemeld. Dat vind ik niet oké, want dan kom je de huurdersverplichtingen niet na.
Wat doen we met de verdeling van de lasten? Iedereen moet opdraaien voor gas, water en elektriciteit, behalve diegene die er tijdelijk, voor drie jaar, bijwoont. Dat vind ik ook niet oké. Wat als een asielaanvrager een negatieve beslissing heeft gekregen om het grondgebied te verlaten? Wat met de hoofdhuurder en het huurcontract in dat geval? Dat zijn vragen die we ons moeten stellen. We moeten eventueel de Wooncode en andere besluiten aanpassen.
U hebt in uw vraag gezegd dat we moeten ingeschreven zijn in het bevolkingsregister, het Rijksregister. Maar een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een sociale woning, is ingeschreven zijn in het bevolkingsregister, het Rijksregister, of het vreemdelingenregister. Dat is een heel boeiend debat, want niet iedereen is ingeschreven in een van die twee. Toen ik voorzitter was van de grootste maatschappij in Vlaanderen, de Woonhaven, heb ik mij altijd laten wijsmaken – en ik denk dat dat ook waar is –, dat iemand die niet in een van die twee registers was ingeschreven, illegaal op het grondgebied van dit land verblijft en dat niemand, ook niet in de sociale huisvestingmaatschappij, illegalen mag huisvesten, aangezien het strafbaar is.
U hebt mij ook gevraagd of ik bij het toekomstige beroep tegen vernietigingen door de toezichthouders over de identieke of analoge casussen zal beslissen conform de interpretatie van het Grondwettelijk Hof. Ik ga uiteraard rekening houden met de uitspraak van het Grondwettelijk Hof. Ik kan natuurlijk ook niet anders. Dat neemt niet weg dat de vraag die ik in mijn vorig antwoord heb opgeworpen, echt nog wel een antwoord verdient. We moeten dat echt onderzoeken. Zoals gezegd, hebben ze zich enkel uitgesproken over artikel 2 en artikel 95 en over geen enkel ander artikel in de Wooncode. Ik denk dat daar nog wel werk aan de winkel is.
U hebt nog een aantal bijkomende vragen gesteld. Zal ik het ministerieel besluit bij de omzendbrief – die er niet is, voor alle duidelijkheid – intrekken? Neen, want die bestaat niet. Het hoeft dus ook niet.
Zal ik hervormingen doorvoeren bij de ministeriële besluiten, of minstens de opdracht geven aan de betrokken SHM’s om niet langer de opzegging te betekenen en dergelijke?
Ik denk dat de uitspraak moet worden beschouwd als een administratieve rechtshandeling. Daaruit volgt dat ze op drie manieren kan worden beëindigd: ten eerste, door vernietiging door de Raad van State; ten tweede, door opheffing, maar handelingen van het verleden blijven bestaan, en ten derde, door intrekking.
De intrekking zou in principe een mogelijkheid zijn. Maar ook daarover zal ik met de raadsheren overleggen. Het gaat namelijk om een juridisch dispuut. Er zijn goede mensen die daarin beslagen zijn en daarover kunnen overleggen. Er is immers nog een zaak hangende voor de Raad van State. Ik wil u er toch ook op wijzen dat de vier ministeriële besluiten van begin januari ook niet alle vier identiek waren.
Is er een probleem? Ja, mevrouw Hostekint, er is een probleem. Ik denk dat we fundamenteel van mening verschillen over hoe we het probleem moeten aanpakken. Voor mij is iemand die drie jaar tijdelijk bijwoont, niet van tijdelijke aard, absoluut niet. Ik vind het ook niet correct dat iemand die drie jaar kan bijwonen, niet moet voldoen aan de verplichtingen om in aanmerking te komen voor een sociale woning. Ik vind dat niet correct, aangezien alle anderen dat wel moeten doen.
Ik denk dat het ook absoluut niet correct is naar alle andere huurders toe dat de kosten die de betrokkene heeft gemaakt – voor drie jaar, vijf jaar of welke periode dan ook –, gewoon door hem moeten worden betaald en niet door de huurder in kwestie.
Zal ik rekening houden met de uitspraken van het Grondwettelijk Hof? Ja, natuurlijk. Ik kan niet anders. Zal ik de omzendbrief intrekken? Neen, want die is er niet. Ik denk wel dat we nog een aantal zaken moeten aanpassen in de Wooncode, zodat we niet meer met die situaties worden geconfronteerd. Ik vind dat namelijk allesbehalve billijk tegenover alle mensen die hun huurdersverplichtingen wel op een deftige manier willen nakomen.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U zegt dat we fundamenteel van mening verschillen. Wat ik hier wilde aankaarten – en dat is inderdaad op signaal van het Huurdersplatform, ik heb dat ook meteen gezegd – is dat er vandaag een situatie van onzekerheid bestaat bij die huurders die het signaal hebben gekregen dat hun opzegging gerechtvaardigd was. Het Grondwettelijk Hof heeft nu een arrest geveld dat het tegenovergestelde zegt. U zegt dat er geen omzendbrief is geweest. Neen, maar er is een telex geweest van de VMSW. Dat wil zeggen dat alle huisvestingsmaatschappijen het signaal hebben gekregen dat vanaf het moment van die telex, de interpretatie zo was dat mensen die in die situatie verkeren, niet konden worden beschouwd als tijdelijke inwoonst en dus moesten voldoen aan alle voorwaarden van inschrijving en toelating. Met andere woorden, of dat nu met een omzendbrief is of niet: het signaal is gegeven aan de huisvestingsmaatschappijen. Ik ga ervan uit dat ze dat vandaag dus ook op die manier toepassen.
U zegt dat u zich vragen stelt bij het arrest. U hebt inderdaad heel veel vragen gesteld bij het arrest van het Grondwettelijk Hof, maar ik heb eigenlijk weinig antwoorden gehoord. U hebt vragen gesteld, maar u bent natuurlijk diegene die de decreten maakt. Het Grondwettelijk Hof toetst die aan een aantal principes: het gelijkheidsprincipe, de eerbiediging van het gezinsleven, het recht op behoorlijke huisvesting. Het Grondwettelijk Hof toetst de regels die vandaag bestaan in wetten en decreten. Dus als het Grondwettelijk Hof tot de conclusie komt dat de interpretatie zoals ze wordt gegeven en die ook als signaal is gegeven aan huisvestingsmaatschappijen, indruist tegen die rechtsprincipes, kunt u inderdaad niet anders dan daar rekening mee te houden.
Ik vind dat nogal zacht uitgedrukt. Dan vind ik dat u vandaag een signaal moet geven aan die SHM’s dat de interpretatie zoals ze eerder werd gegeven, niet correct is. De uitspraak van het Grondwettelijk Hof is heel duidelijk. We kunnen niet anders dan daar rekening mee houden.
U haalt een voorbeeld aan waarin u het hebt over drie jaar. De betrokkenen hebben er geen schuld aan hoelang een procedure al dan niet aansleept. Dat is ook niet de kern van deze vraag. Het gaat over de onzekerheid waarin mensen vandaag verkeren. Het gaat over de onzekerheid die vandaag bestaat. Het gaat over de interpretatie van tijdelijke en duurzame inwoonst. Ik denk dat het Grondwettelijk Hof zeer duidelijk is geweest. Het is nu aan u om een signaal te geven aan de SHM’s over hoe zij zich in de toekomst moeten gedragen ten aanzien van dit soort van problematiek.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt duidelijk aangegeven dat u rekening zult houden met de uitspraak van het Grondwettelijk Hof en dat u daar iets actief mee zult doen. U wilt de uitdagingen waarvoor u staat, door de uitspraak van het Grondwettelijk Hof aanpakken.
Mevrouw Hostekint, ik vind het een beetje jammer, als ik zo vrij mag zijn om dat te zeggen, dat u zich beperkt tot de stelling dat de minister na die uitspraak opdracht moet geven aan de SHM’s om daar rekening mee te houden. Ik had gehoopt dat uitgerekend u tegelijk zou hebben gepleit voor meer rechtvaardigheid ten aanzien van de huurders die hun huurverplichtingen wel nakomen, en dat u in het kader van de genoemde uitdagingen zou hebben gepleit voor bijvoorbeeld collectieve energiekosten. Maar neen, voor u is de kous blijkbaar af wanneer we een duidelijk signaal geven aan de SHM’s. Ik denk dat het daarmee niet eindigt, maar eigenlijk pas begint. De uitdagingen waarvoor we worden gesteld door die uitspraak, zijn heel duidelijk en belangrijk vanuit het oogpunt van rechtvaardigheid ten aanzien van alle andere sociale huurders.
De vraag om uitleg is afgehandeld.