Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Bajart heeft het woord.
Minister, dit is een vraag naar de stand van zaken van de vereenvoudiging van het W&I-landschap (wetenschap en innovatie). Die vereenvoudiging situeert zich op twee vlakken. Enerzijds zijn er de steunmaatregelen, maar daar zal ik het vandaag niet over hebben, omdat de minister daar al enkele initiatieven rond heeft genomen. Dat kwam ook al meermaals aan bod in de plenaire vergadering en in de commissie Economie. Anderzijds zijn er de instellingen en structuren, en daar wil ik het vandaag wel met u over hebben.
Het Vlaams overheidslandschap inzake wetenschap en innovatie wordt al lang gekenmerkt door een steeds toenemende complexiteit en fragmentatie, zowel wat de structuren als wat het instrumentarium betreft. Dat probleem werd reeds meermaals aangekaart in onder andere de rapporten Soete I en II en in adviezen van de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI), de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en de Europese Commissie. Het vereenvoudigen van zowel het instrumentarium als de structuren is dan ook zeer terecht een belangrijke doelstelling van de Vlaamse Regering.
Inzake het rationaliseren van het Vlaams overheidslandschap is een van de belangrijkste pijlers uit de beleidsnota de fusie van de vier bestaande overheidsagentschappen tot twee overblijvende agentschappen. In dat verband zullen enerzijds het Agentschap Ondernemen en de bedrijfsgerichte diensten van het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) samengevoegd worden tot een nieuw Agentschap Innoveren en Ondernemen, en zullen anderzijds de Herculesstichting en de meer op de lange termijn gerichte instrumenten van het IWT worden ingekanteld in het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) tot een ‘vernieuwd FWO’. Het Agentschap Innoveren en Ondernemen en het vernieuwde FWO worden aldus het unieke loket voor respectievelijk de ondernemer en de onderzoeker. In het kader van de fusieoperatie keurde de Vlaamse Regering op 8 mei het voorontwerp van decreet tot de reorganisatie van het EWI-landschap goed.
Naast die overheidsagentschappen bestaat nog een grote veelheid aan verschillende innovatiestructuren. De grote veelheid en verscheidenheid blijkt uit het recente informatiedossier ‘Innovatiestructuren in Vlaanderen’ van de Stichting Innovatie & Arbeid. Enerzijds gaat het om geïnstitutionaliseerde structuren, zoals de strategische onderzoekscentra, de lichte structuren en de innovatiecentra, waarbij er ook binnen hetzelfde structuurtype grote verschillen kunnen worden vastgesteld. Anderzijds is er nog een hele waaier aan initiatieven om innovatie in bedrijven te ondersteunen en samenwerking tussen innovatieve actoren te stimuleren.
De beleidsnota spreekt – naast de fusie van de overheidsagentschappen – ook over een grondige doorlichting en rationalisatie van de vele intermediaire structuren en initiatieven. De beleidsnota schuift voor die herstructurering vijf principes naar voren. Ik hoef die hier niet te herhalen.
In het advies van 30 maart 2015, ‘Aanzet tot beleidskader voor stroomlijning van innovatiestructuren in Vlaanderen’, formuleert de SERV een aantal insteken om de stroomlijning van het innovatielandschap in de praktijk te brengen. Het advies focust op vijf prominente structuren, namelijk de provinciale innovatiecentra, Flanders DC, de technology transfer offices (TTO’s), de strategische onderzoekscentra (SOC’s) en de lichte structuren.
Minister, hoe evalueert u het door de SERV voorgestelde kader? In welke mate strookt het voorgestelde beleidskader met de door u beoogde aanpak? Wat is de scope die u voor die rationalisatieoefening voor ogen heeft? Naast de overheidsagentschappen bestaan er immers nog heel wat innovatiestructuren die hetzij structureel, hetzij op projectbasis gefinancierd worden.
De SERV maakt het onderscheid tussen de zogenaamde kernstructuren en de structuren en initiatieven die door de overheid worden gesubsidieerd. Wat is met betrekking tot dit punt besloten?
De beleidsnota schuift vijf principes naar voren voor de herstructurering van de innovatiestructuren. Hoe zult u die principes in de praktijk toepassen? Aan de hand van welke strategie en binnen welk kader zult u de beoogde rationalisering tot stand brengen? Welke criteria zult u in dit verband toepassen?
Ik wil dit nog even verduidelijken. De vraag is eigenlijk of u voor de door de SERV voorgestelde gestructureerde, planmatige aanpak kiest. U kunt ook elke structuur individueel en zonder koppeling aan een expliciete kerndoelstelling evalueren. Die invalshoek moet juist worden geformuleerd.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de rationalisering van het innovatielandschap? Voor zover we weten, is geen planmatige aanpak, bijvoorbeeld in de vorm van een conceptnota of een visietekst, voorgesteld.
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, de SERV heeft een interessante insteek gegeven. Ik zal hier bij de reorganisatie van het beleidsdomein dan ook zeker rekening mee houden. Ik kan de conclusie van de SERV bijtreden dat Vlaanderen momenteel een gefragmenteerd en complex innovatiesysteem kent. Het advies is om waar dit mogelijk is, vanuit de een-op-eenrelatie tussen de kernopdracht en de structuur te vertrekken. Dat is precies mijn visie. Er is een kernopdracht, en daar moeten we, vanuit de een-op-eenfilosofie, een structuur tegenover plaatsen.
Uitgaande van de kernopdrachten hebben we de mogelijkheid om overlappingen en versnipperingen te vermijden. Verder kunnen we op basis van de sterkte van elke speler op een positieve wijze voortbouwen. Op die manier kunnen we een coherent systeem uitbouwen.
Zoals daarnet terecht is vermeld, zijn een aantal cruciale stappen in de vereenvoudiging reeds in volle voorbereiding. Ik verwijs in het bijzonder naar de start van het nieuw agentschap. Dit is gepland voor 1 januari 2016. De SERV heeft hierover gesteld dat het nieuw agentschap een belangrijke en centrale rol als coördinator en beheerder moet hebben. Op die manier kan het agentschap de verdere stroomlijning van het landschap in goede banen leiden en kunnen we het net vermelde coherente systeem uitbouwen.
Ik onderschrijf de visie compleet. We moeten over een sterke speler beschikken. Ik maak graag de vergelijking met het beleidsdomein Werk. Als regisseur vervult de VDAB een dergelijke rol. De bevoegdheidsverdeling is duidelijk. We weten wat het departement en de VDAB doen. We kennen de positie van de andere spelers op de markt.
De SERV beveelt aan tot een heldere communicatie en een snelle transitie over te gaan. Ik ben het hiermee eens. Er is over 1 januari 2016 gesproken, maar we mogen niet vergeten dat allerlei maatregelen moeten worden genomen. Het proces moet worden aangevat. De inkanteling van het IWT in het agentschap en de fusie van een gedeelte van het IWT met het FWO vragen tijd.
Wat de stroomlijning betreft, beperkt het voorstel van de SERV zich tot een aantal specifieke structuren. De provinciale innovatiecentra vormen een van die structuren. Ik heb in 2015 reeds gekozen voor de verzekering van de continuïteit. De provinciale innovatiecentra vervullen nu al een goede rol. We moeten nagaan of die werking in de toekomst moet worden bijgestuurd. Momenteel kies ik in dit verband zonder twijfel voor de continuïteit.
Volgens de SERV kan de hervorming in de breedte en in de diepte niet met een paar pennentrekken worden gerealiseerd. Ik ben het daarmee eens. We moeten keuzes maken. Ik voel dat het innovatielandschap voor een bijsturing en een herijking openstaat en hier proactief aan meewerkt.
Wat de scope van de hervorming betreft, herhaal ik dat we tot een nieuw, coherent geheel moeten komen. Ik wil me niet beperken. We moeten alle instrumenten en structuren in verband met economie en innovatie durven bekijken. Dit betekent overigens niet dat elk instrument moet worden aangepast. De conclusie kan ook luiden dat het goed gaat en dat we het instrument gewoon behouden. Waar het instrument coherent moet worden gemaakt en waar overlappingen moeten worden weggewerkt, zullen we dit kunnen doen.
Ik wil dit niet allemaal tegelijkertijd doen. Ik wil stap voor stap werken. Door niet meer in gereserveerde projectbudgetten te voorzien, heb ik de lichte structuren in 2015 al een belangrijke beperking opgelegd. De structuren krijgen niet langer automatisch een bepaald projectbudget. Dit hangt meer af van de aanwezige dynamiek. Deze lijn zal in 2016 worden doorgetrokken. De in de beleidsnota vermelde criteria vormen de basis voor deze beslissing.
Wat de responsabilisering van de vele initiatieven met betrekking tot de ondernemerschapsstimulering betreft, overleg ik momenteel volop met de stakeholders over een meer resultaatsgerichte invulling. We moeten een systeem met kritieke prestatie-indicatoren (KPI’s) en met resultaten in verband met stimulering uitbouwen.
Op korte termijn plan ik drie belangrijke werven. Ten eerste zal ik de Vlaamse Regering een conceptnota over mijn visie op de clusterwerking voorleggen. In die nota zal ik toelichten hoe we ondersteuning kunnen bieden. Ik hoop dat we, na die bespreking door de Vlaamse Regering, in het najaar van dit jaar tot de juridische uitwerking kunnen overgaan. Ten tweede zal ik de kmo-portefeuille en de groeisubsidies voor kmo’s vereenvoudigen. Dit onderwerp is hier al eerder aan bod gekomen. Ten derde zal ik de instrumenten van drie agentschappen en van het IWT bundelen.
Tot slot wil ik de Vlaamse Regering een conceptnota over mijn voorstellen in verband met de stimulering en de ondersteuning van het ondernemerschap door derden voorleggen. Ik wil tot een meer resultaatsgerichte invulling komen. Ik zal al die elementen voor of kort na het zomerreces aan de Vlaamse Regering voorleggen. Dat zijn de eerstvolgende stappen die ik plan.
Zoals ik net heb verklaard, zullen we de structuren veranderen. De structuren volgen echter de strategie. De strategie is de vereenvoudiging. We moeten alles eenvoudiger maken en meer bedrijven bereiken. Dat is onze strategie. De structuren volgen. Met betrekking tot bepaalde punten voeren we beide echter tegelijkertijd uit.
De heer Bajart heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Mijn vraag om uitleg is vooral informatief bedoeld. Ik wil peilen naar wat met betrekking tot deze rationalisatieoefening al is gebeurd.
Het is vooral van belang dat een duidelijke strategie met duidelijke criteria wordt gehanteerd. Die weg zijn we al ingeslagen. Er zijn transparante criteria vooruitgeschoven. U wilt in de richting van een conceptnota gaan. Ik kijk er al naar uit.
De input van de SERV, die voor de duidelijke koppeling met enkele kernopdrachten pleit, is natuurlijk interessant. De drie door de SERV naar voren geschoven kernopdrachten, namelijk sensibilisering, valorisatie en clustering, zijn echt relevant. Deze kernopdrachten spelen in op zeer belangrijke uitdagingen voor het Vlaams innovatiebeleid. Dit moet zeker worden onderstreept.
Mijn vraag over de scope van de oefening hebt u beantwoord. Om het niet langer dan nodig te rekken, zal ik me tot twee punctuele opmerkingen en een korte bijkomende vraag beperken.
Wat de rationalisering betreft, is het zeer belangrijk dat de evaluaties in de praktijk plaatsvinden en dat structuren na een negatieve impactanalyse effectief kunnen worden afgeschaft of gefuseerd. In het verleden is dit onvoldoende gebeurd. Dat is gewoon een vaststelling. Er zijn vaak nieuwe structuren opgericht. Zeer zelden is een structuur afgeschaft. Hier moeten we aandacht aan besteden.
Minister, de SERV pleit ervoor een instantie verantwoordelijk te stellen voor de evaluaties van de structuren. Dat is een goed voorstel. Momenteel is de evaluatie over verschillende instellingen versnipperd. Het IWT is verantwoordelijk voor de evaluatie van de lichte structuren. De TTO’s en de SOC’s worden door het departement geëvalueerd. Bovendien vinden die evaluaties op verschillende tijdstippen op basis van verschillende criteria plaats. Coherentere evaluaties kunnen de transparantie natuurlijk enkel verbeteren. Ik vraag me af hoe u hier tegenover staat.
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Bajart, ik vind dit een zeer terechte vraag om uitleg. Ik heb daar tijdens de vorige legislatuur vijf jaar lang aan gewerkt. We staan aan dezelfde kant. Die vereenvoudiging is geen gemakkelijke oefening. Het lijkt eenvoudig hier eens snel in te knippen, maar dat klopt niet. Kiezen is altijd verliezen.
Ik heb dit gedurende vijf jaar opgevolgd. Nu bevinden we ons in het eerste jaar van deze legislatuur. We hebben nog nooit zo ver gestaan. Er is nu een aanzet tot een procedure om er iets aan te doen. Dat is het enige wat ik hier wil benadrukken. We hebben dit veel te lang laten liggen. Tijdens de vorige legislatuur hebben ikzelf, maar ook mensen als de heer Van den Heuvel en de heer Bothuyne, daar constant op gehamerd. Het enige wat we toen hebben gekregen, is een tweede onderzoek, dat uiteindelijk heeft bevestigd wat we al wisten. Het is veel te ingewikkeld en het moet worden vereenvoudigd. Volgens mij hebben we nu een grote stap gezet.
Mijnheer Diependaele, ik dank u voor het compliment. Ik ben het er ook mee eens. Het gaat niet enkel om een grote stap. Het was te versnipperd. We hadden geen rapport meer nodig om conclusies te kunnen trekken.
Ik ben het er ook mee eens dat het niet eenvoudig is. Ik wil echter geen steen naar de voorgangers werpen. Soms groeit iets omdat men ermee start en vervolgens op vragen wil inspelen. Voor men het weet, staan er veel bomen in het bos en krijgt niemand nog licht. Op een bepaald ogenblik wordt het tijd om met de houthakker rond te trekken en na te gaan welke bomen de beste zijn. Die bomen moeten we behouden en versterken. (Opmerkingen. Gelach)
Het durven kappen van bomen hoort ook bij het bosbeheer.
Mijnheer Bajart, ik ben het ermee eens dat we naar de eenvormigheid van de evaluatie moeten streven. Ik ga ervan uit dat we volgend jaar een aantal evaluaties samen laten uitvoeren. Op die manier zullen de sterktes en de zwaktes beter naar voren komen.
De heer Bajart heeft het woord.
Voorzitter, ik zou in feite nog een vraag willen stellen, maar dat is allicht niet de bedoeling. (Opmerkingen. Gelach)
Minister, ik heb de laatste tijd wat gesprekken gevoerd. Er heerst blijkbaar enige ongerustheid bij de onderzoekers met betrekking tot de overgang van de mandaten van het IWT naar het vernieuwde FWO. Dat schept onrust bij de onderzoekers. Kunt u daar uitsluitsel over geven? Ik weet dat het niet eenvoudig is. Is er een vertraging? Komt de continuïteit in gevaar?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Bajart, ik weet niet zeker wat u met mandaten bedoelt. Ik ben altijd van mening dat de aangegane engagementen moeten worden uitgevoerd. Er zullen in dit systeem zaken veranderen. Indien we dat niet zouden doen, blijft alles hetzelfde. In dat geval zouden we het allemaal niet hoeven te doen. Er zullen zaken veranderen.
Het is eigenlijk al duidelijk. Er is een voorstel geformuleerd. Hoe de inkanteling zal verlopen, is al gekend. Dat is allemaal aan de gang. De lopende verplichtingen worden voortgezet. In het geval van een fusie of een inkanteling worden de rechten en de plichten overgenomen. Dat betekent niet dat de werking in de toekomst dezelfde zal blijven als in het verleden. Dat is niet de bedoeling.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Voorzitter, ik dank u voor uw mildheid en uw constructieve houding.
De vraag om uitleg is afgehandeld.