Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, het is een vaststelling dat er soms een vergoeding wordt betaald, tot 25.000 of 30.000 euro. Ik weet ook zeer goed dat men in de onrendabeletopberekening eigenlijk maar rekening houdt met 5000 euro. Met andere woorden: als een investeerder in windenergie het zich kan permitteren om tot 25.000 euro meer te betalen dan wat voor de onrendabele top berekend is, en toch nog rendabel kan zijn, dan zijn er maar twee mogelijkheden: ofwel is zijn rendement beter dan voorzien, ofwel is de onrendabele top te hoog berekend.
Ik weet ook dat de laatste twee tot drie jaar onder meer het gemiddeld aantal vollasturen wind hoger ligt. Men spreekt van ongeveer 2400 uren, zeker in bepaalde regio’s. Dat is hoger dan waar men rekening mee houdt in de onrendabele top. Daar rekent men met 2050 uur. Dat verbetert dan uiteraard het rendement van de installatie.
Je kunt moeilijk verhinderen dat men veel betaalt om een stuk grond te krijgen waar men een windmolen wil plaatsen. Ik vond dergelijke cijfers wel frappant. Het is bij wijze van spreken echt een jacht op grond.
Anderzijds hebben we ook het regeerakkoord, waarin duidelijk staat dat men ernaar wil streven om niet meer groenestroomcertificaten te geven gedurende bijvoorbeeld vijftien jaar, maar groenestroomcertificaten te geven voor een bepaald volume. Dat wil zeggen dat je gaat kijken naar het gemiddeld aantal vollasturen wind, en dat bijvoorbeeld maal vijftien jaar. Dat geeft een bepaald volume. Dat heeft het voordeel in het kader van een slim netwerk, dat je op bepaalde ogenblikken als de prijs negatief zou zijn, je de windmolens zou kunnen uitschakelen en je misschien zou kunnen motiveren om ze weer aan te schakelen in functie van wat er wel of niet nodig is aan productie. Hoever staat u met deze maatregelen?
De heer Danen heeft het woord.
Ik volg ten dele mijn collega. Ik vind het een bijzonder pervers systeem dat er zo veel geld wordt betaald voor een stukje grond waarop een windmolen komt. De wind hoort eigenlijk van iedereen te zijn, dat is toch een principe dat ik hanteer. In de feiten is de wind geprivatiseerd zoals we het hier zien. Als je het geluk hebt als landbouwer of als grondeigenaar om dat stukje grond te hebben, dan krijg je heel veel geld. Zit je daar net naast, dan krijg je helemaal niets. Ik vind dat een heel vreemd idee.
Minister, deelt u de visie dat de wind van iedereen hoort te zijn? Bijvoorbeeld de burgercoöperaties, waarover vandaag toevallig een groot artikel in De Standaard staat, hebben heel weinig kans om dergelijke gronden te verwerven omdat ze er minder warm inzitten en veel minder risico kunnen nemen. Dat vind ik een bijzonder pervers gevolg van dit systeem.
De heer Dochy heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, in de schriftelijke versie van de vraag is er sprake van pacht en pachtvergoeding. Voor alle duidelijkheid: dat heeft niets te maken met de definities zoals we ze kennen in de landpachtwetgeving. Het gaat hier eigenlijk over een recht van opstal dat wordt gegeven.
Het pervers systeem dat erbij hoort, is dat op het einde van het recht van opstal, de eigenaar van de grond in principe ook eigenaar is van de constructie die erop geplaatst is.
Ik ben daar een beetje bezorgd over. Ik heb in mijn vorige beroepsloopbaan contacten gehad met constructeurs en oprichters van windturbines. Steeds weigert men om eigenaar van de grond te worden. Als er prijzen worden betaald van 30.000 euro per jaar, zoals hier wordt gesuggereerd en wat blijkbaar ook realistisch is, dan is het toch wel eigenaardig dat die mensen niet bereid zijn om die grond aan te kopen, wetende dat ze op het einde van de periode eigenaar en eigenaar van de constructie zijn. Dat baart me een beetje zorgen.
Er worden ook constructievennootschappen opgericht om enkele windmolens in onder te brengen. Het zou wel eens kunnen dat het zo lucratief ogende voor eigenaar versus pachter, op het einde van de rit zorgt voor een deficit of voor een grote overblijvende kost. Minister, zou het niet zinvol zijn om op te leggen dat er een zekere provisie moet zijn bij het uitbetalen van zo’n vergoeding om op het einde van de periode voldoende middelen te hebben om het opnieuw in oorspronkelijke staat te herstellen?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik denk dat u met de nota rond de Fast Lane heel ambitieus bent. U hebt er al heel wat uitleg over gegeven, maar misschien kunt u de stand van zaken geven?
Ik heb een vraagje over de eventuele tenderingformules. Er is de idee voor de tendering van de bovenlucht, maar er is ook de idee van de tendering van de relevante en interessante gronden van de Vlaamse overheid zelf. De Vlaamse overheid heeft nu zelf een aantal opstalovereenkomsten waar vergoedingen van 5000 tot 35.000 euro per jaar voor worden betaald. Zo’n tender van Vlaamse gronden zou niet alleen efficiënt maar ook kostenefficiënt kunnen zijn. Minister, hoever staat u met het uitwerken van die tendersystemen?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Collega’s, mijn antwoord zal vrij kort zijn.
We zijn met de Fast Lane gestart omdat we een aantal vragen noteerden, over plaatsing en hoe we een tendering kunnen organiseren. Een juridische werkgroep zal nagaan welke mogelijke instrumenten dit kunnen faciliteren. Onder meer de idee rond windclaims – vorige week was er nog een actie ‘De wind is van iedereen’ – kunnen hierin onderzocht worden.
Volgens mij moet het systeem fundamenteel worden hervormd. Dat was ook de filosofie achter tendering. Nu jaagt men op een stukje grond, men neemt er een optie op, men betaalt er voor, men weet niet wat de lusten of de lasten zijn. Het zou ook zo kunnen: op die plaats kunnen er windmolens komen. Die grond wordt getenderd, waardoor de prijs kan worden gedrukt omdat de voedingsbodem van opstal wegvalt. Ik kan er nu niet verder op ingaan omdat de werkgroepen bezig zijn, samen met minister Schauvliege. Er is een werkgroep planning en een juridische werkgroep. Weet wel dat dit een van de prioritaire zaken is die aan bod moeten komen omdat het geen goed en gezond systeem is. Bovendien zorgt het ervoor dat, als een ontwikkelaar op een bepaald moment niet meer geïnteresseerd is in de grond, er misschien ook windmolens niet komen. Het heeft gewoon te veel effecten die gewoon niet goed zijn.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik heb het, juridisch gezien, waarschijnlijk niet goed verwoord. De pachtvergoeding moet opstalvergoeding zijn, waarvoor mijn excuses.
De grond van de zaak is ook dat men zoveel meer kan betalen omdat er meer rendement is dan bepaald is in de onrendabele top. De onrendabele top houdt inderdaad maar rekening met die 5000 euro. Er schort dus ofwel iets aan de rest van de berekening in de onrendabele top ofwel ligt het – en dat kan ik afleiden uit gegevens over het aantal vollasturen wind – hoger dan waar men in de onrendabele top mee rekent.
Vandaar ook dat in het regeerakkoord staat dat we niet meer een bepaalde periode zullen ondersteunen, maar wel een bepaald maximaal volume om zo ook slim te kunnen aansturen.
Minister, hoever staat het daarmee? Ik denk dat men daarmee ook de wilde prijzen voor de opstalvergoeding kan tegengaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.