Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, deze vraag bouwt eigenlijk enigszins voort op een actuele vraag die de heer Beenders in de vorige plenaire vergadering heeft gesteld over het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). Die vraag was ruimer.
Minister, ik heb daarop ingehaakt met een verwijzing naar een artikel in De Morgen van 16 juni, waarin u duidelijk de krachtlijnen voor het BRV naar voren brengt, namelijk open ruimte vrijwaren, voor verdichting gaan enzovoort. U stelde daarin ook dat bepaalde terreinen uit het reservefonds die als industriegebied bestemd zijn, maar moeilijk te ontsluiten zijn, zouden worden geschrapt. In de plenaire vergadering hebt u me gerustgesteld, in die zin dat u hebt aangegeven dat wat zou worden geschrapt, ook zal worden gecompenseerd. Deze commissievergadering, deze vraag om uitleg lijkt me de gelegenheid bij uitstek om daarover even grondiger van gedachten te wisselen.
Voor onze fractie liggen de bouwstenen en de ambitie bij een strategisch en dynamisch beleidskader, het BRV, dat voortbouwt op de krachtlijnen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV). Dat u als minister van Omgeving iets wilt doen aan de ruimtelijke wanorde in Vlaanderen, is zeer lovenswaardig. Dat daarbij taboes niet uit de weg worden gaan en er duidelijke keuzes worden gemaakt, kunnen we alleen maar ondersteunen. We kunnen daarbij ook verwijzen naar een aantal sleutelkwesties die minister Muyters in het groenboek heeft geopperd en die u nu goed meeneemt en uitwerkt, namelijk het inperken van de verharding van open ruimte door verdichting en hergebruik van verouderde gebouwen en terreinen, meer doen met minder ruimte, efficiënter omgaan met beschikbare ruimte en keuzes in suburbane gebieden door bijvoorbeeld woonreservegebieden of industriereservegebieden niet te ontwikkelen als die slecht bereikbaar zijn of niet kernversterkend werken.
Minister, we zullen u steunen bij dat verdere proces, en wij schuwen ook belangrijke keuzes niet. We vinden het goed dat het participatieve proces dat is gestart tijdens de vorige legislatuur, nu goed wordt voortgezet, dat u ook zeer dynamisch alle tien proefgebieden aan het bezoeken bent en dat daar ook concreet zaken uit voortkomen.
Minister, welke intenties hebt u om minder goed gelegen woon- of industriegebieden, die slecht ontsloten zijn of minder bereikbaar zijn met het openbaar vervoer, al dan niet planologisch te compenseren op andere locaties? Welke instrumenten zullen daarvoor worden ingezet?
Op welke manier zullen de evenwichten tussen de diverse sectoren uit het RSV worden meegenomen en vertaald in dat nieuwe BRV? Ik denk immers dat we het er allemaal over eens zijn dat die evenwichten moeten worden gerespecteerd. Zult u ook verder actie nemen, nu bijvoorbeeld al, via ruimtelijke uitvoeringsplannen, om dit beslist beleid al op korte termijn uit te voeren? Of zet u liever alles on hold tot het BRV er finaal is?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Ronse, we hebben daarover inderdaad al kort van gedachten gewisseld in de plenaire vergadering. Ik heb vooral onthouden dat alle partijen achter een geïntegreerde benadering staan, een benadering van ruimtelijk beleid en mobiliteit. We willen inderdaad allemaal de schaarse open ruimte kunnen beschermen die er in Vlaanderen is. We zien nu nog altijd dat er gemiddeld 6 hectare open ruimte per dag verdwijnt in Vlaanderen. Dat is een trend die we de voorbije jaren niet hebben kunnen keren, en die we moeten keren, willen we verandering brengen in Vlaanderen.
We moeten dus ook keuzes durven te maken. Inderdaad, we zien dat in het verleden sommige gronden een bestemming hebben gekregen die misschien heel slecht zijn gelegen, die nu misschien minder relevant om te ontwikkelen zijn. Net zoals we dus de oefening hebben gemaakt voor de woonuitbreidingsgebieden, moeten we diezelfde oefening durven te maken voor industrieterreinen die nog niet ontwikkeld zijn. Natuurlijk moet de ruimtebalans in evenwicht blijven. Dat heb ik ook al gezegd. Dat houdt dus in dat, als we de keuze maken dat een aantal van die terreinen niet meer voor ontwikkeling in aanmerking zouden komen, we de moed moeten hebben om elders wel terreinen daarvoor in aanmerking te laten komen.
De engagementen en de ruimtebalans van het RSV blijven behouden in het nieuwe BRV. Die ruimtebegroting of -boekhouding wordt ook nauwgezet nagekeken door onze diensten. Die wordt ook goed bijgehouden. De jongste stand van de ruimtebegroting, op 1 januari 2015, leert ons dat we volgens het RSV de mogelijkheid hebben om nog 3300 hectare bedrijventerreinen bijkomend te bestemmen. Zoals iedereen zal beseffen, zal er ook bij een verminderde dagelijkse ruimte-inname nog steeds een bepaalde uitbreiding moeten zijn, op verantwoorde wijze. We moeten echter toch een aantal keuzes durven maken. Dat is ook wat we zullen doen.
Onze economie is ook heel dynamisch. Ik denk dat er ook vaak meer begeleiding, of meer vraaggestuurd aanbod zou moeten zijn, dat er ook moet worden ingespeeld op opportuniteiten. Je moet niet altijd nieuwe bedrijventerreinen aansnijden om in voldoende of goede ruimte te voorzien voor nieuwe bedrijven. Er zijn ook heel wat onbenutte of verlaten industrieterreinen die we nog veel meer naar waarde moeten schatten.
Het opnemen van de kwantitatieve engagementen uit het RSV in het BRV is bedoeld om bestaande evenwichten te bevestigen en niet in vraag te stellen. Dat is dus iets dat we zeker doortrekken.
Een ruimtelijk beleid dat de overstap maakt van uitbreiding naar transformatie van onze ruimte, heeft ook behoefte aan een soms andere monitoring. We zullen dus ook moeten bekijken of we niet soms creatiever met planologische bestemmingen kunnen omgaan. Ik denk maar aan kmo’s die soms plannen hebben om zich ergens te vestigen waar dat nu niet kan, louter op basis van de voorschriften. We moeten dat met meer gezond verstand bekijken, en zien of dat op het terrein toch niet mogelijk is.
Het is niet de bedoeling om dat uit te stellen, om niets te doen, om dat volledig op te nemen in het BRV. Natuurlijk zullen de grote principes daarin zitten, maar ik heb ook gemerkt dat het bij de quick wins die worden voorgesteld naar aanleiding van de werkzaamheden in het kader van de BRV-proefprojecten, ook heel veel over industrieterreinen, bedrijventerreinen gaat. Er zijn een aantal suggesties ter zake. Ik denk dat we die al moeten aangrijpen om een aantal quick wins te doen op het terrein, om op die manier ook aan de slag te gaan.
De heer Ronse heeft het woord.
Het antwoord is me voldoende duidelijk. We zullen daarop voortbouwen, en zodra het BRV verder wordt bekendgemaakt in deze commissie, zullen we daarover nog ten gronde van gedachten wisselen, denk ik.
De vraag om uitleg is afgehandeld.