Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister, in de zomer van 2012 werd op Canvas de reportage ‘Femme de la Rue’ uitgezonden. Hierin wordt aan de hand van beelden die werden gefilmd met een verborgen camera aangetoond hoe de protagoniste in de buurt van het Anneessensplein voortdurend wordt lastiggevallen, geïntimideerd en nageroepen en hoe mannen zich aan haar opdringen. Hoewel de reportage anekdotisch van aard is, bewezen de talloze reacties erop dat de beelden uit het leven gegrepen waren en een jammere realiteit zijn voor veel Brusselse vrouwen.
De toenmalige algemene verontwaardiging ten spijt, blijkt uit een recente verkennende studie aan de hand van diepte-interviews met tien Brusselse vrouwen dat er weinig veranderd is aan de situatie. Hoewel uit deze kwalitatieve studie geen algemene conclusies mogen worden getrokken, kan zij toch indicatieve waarde hebben. De studie focust op het onveiligheidsgevoel van vrouwen in Brussel en de gevolgen ervan op het vlak van mobiliteit.
Alle ondervraagde vrouwen ervaren het als onveilig om zich alleen door Brussel te verplaatsen en passen hun gedrag daarom aan: ze vermijden bepaalde wijken, zorgen dat ze vergezeld zijn, doen er alles aan om ‘s avonds laat niet te voet naar huis te moeten gaan enzovoort. Als de vrouwen zich alleen over straat wagen, passen velen hun outfit aan om neutraler over te komen. Kortom, vrouwen worden ernstig beperkt in hun mobiliteit.
Het spreekt voor zich dat deze problematiek niet uniek is voor Brussel: dit doet zich voor in veel grootsteden. Als grootste stad van het land lijkt het probleem in Brussel wel het meest zichtbaar en urgent.
De studie schuift enkele remedies naar voren. Mijns inziens gaat het echter vooral om symptoombestrijding. Een voorbeeld is het concept van de roze taxi’s, die enkel worden bestuurd door en bestemd zijn voor vrouwen. De wortel van het probleem, met name de sfeer van intimidatie en onveiligheid, wordt hiermee niet aangepakt. Ook private initiatieven, zoals de smartphoneapplicatie van ihollaback.org die gebruikers in staat stelt gevallen van intimidatie op een kaart aan te duiden en zo een beeld van intimidatiehotspots te krijgen, focussen veeleer op de symptomen dan op de grond van het probleem.
Minister, volgens mij bekleedt de overheid een unieke positie om de oorzaken ten gronde aan te pakken. Erkent u dat de geschetste sfeer van intimidatie, die in bepaalde buurten erger dan elders is, een probleem vormt voor het veiligheidsgevoel en bijgevolg ook voor de mobiliteit van voornamelijk vrouwen? Ik denk in dit verband ook aan holebi’s en transgenders. Welke mogelijkheden ziet u om dit probleem binnen uw bevoegdheidsdomein aan te pakken?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Voorzitter, ik ben op dit vlak enigszins een ervaringsdeskundige. Ik hoop eigenlijk dat het wat zal verminderen als ik wat ouder word. Het helpt de auto te nemen in plaats van te voet door bepaalde wijken te gaan.
Mijnheer Segers, u hebt een probleem aangekaart dat leeft. Het leeft niet altijd even sterk bij iedereen, maar het kan niet worden ontkend dat het leeft. Om die reden worden ook allerlei initiatieven genomen. Ik hoop echter vooral dat er in de samenleving wat minder onverschilligheid ten aanzien van dergelijke problemen zou ontstaan. Wie op de metro wordt lastiggevallen, wat mij recent nog is overkomen, merkt dat iedereen in een vol metrostel plots de ramen of de vloerbedekking van de metro zeer interessant vindt. Ik hoop dat mensen wat meer steun kunnen krijgen. Dat zou al veel helpen. We kunnen dit echter niet in wetten of decreten gieten.
Een ander element is de rol van de politie. Kunnen mensen met hun klachten bij de politie terecht? Is er in de wijk blauw aanwezig? Ik woon al een tijdje in de enigszins beruchte wijk Kuregem. Ik zie daar weinig blauw op straat. In feite heb ik daar sinds mijn verhuizing in 2011 nog geen enkele wandelende agent gezien. Dat kan tellen.
Minister, we kunnen hierover in de politiezone vragen op gemeentelijk niveau stellen. We krijgen dan te horen dat de middelen te beperkt zijn. Ik vraag me af of dit klopt. Zijn de middelen echt te beperkt? Als minister van Brussel kunt u hier momenteel niet veel aan doen. We kunnen hier echter wel allemaal samen meer voor pleiten. Deze kwestie leeft en ik vraag me af wat we beter kunnen doen.
Op een bepaald ogenblik heeft de Franse Gemeenschap, in samenwerking met journalisten van de redactie van Elle, de campagne ‘Touche pas à ma pote’ georganiseerd. Die campagne was redelijk zichtbaar. De vraag is of een dergelijke campagne volstaat. Misschien kan dit initiatief eens worden herhaald.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Voorzitter, het gaat hier om de veiligheid. Er zijn in Brussel en wellicht ook buiten Brussel reële veiligheidsproblemen. Er zijn voor jonge vrouwen en minder jonge vrouwen effectief bijkomende uitdagingen als ze over de straat wandelen. Misschien zijn we als vrouwen altijd jong. Ik zou dit niet tot een mobiliteitsprobleem reduceren. Het is een veiligheidsprobleem. Het gaat om het veiligheidsgevoel en de reële veiligheid in de stad.
Groen is van mening dat er een ketenbenadering moet zijn. Dit betekent dat we met zeer preventief en sensibiliserend werk beginnen. Dat hoort bij beleidsdomeinen als Onderwijs, Welzijn en consoorten. De zaken die niet kunnen, moeten worden opgevolgd en bestraft. Dit hoort dan bij de werking van justitie. Heel dit traject heeft wellicht betrekking op elke overheid in dit land.
Minister, dit overstijgt ruimschoots uw bevoegdheden als minister van Brussel. Ik zeg dit met alle respect. U kunt binnen uw eigen bevoegdheden wel nagaan wat u kunt doen. Dat is uw uitdaging. Uw initiatieven zullen zich wellicht veeleer aan het begin van de keten bevinden. Wat sensibilisering en preventie betreft, heeft de Vlaamse Regering bevoegdheden. Op andere vlakken kunt u wellicht signalen aan de andere overheden geven. Uw echte bevoegdheden situeren zich echter daar.
Ik heb nog een concrete vraag. Hebt u concrete plannen? Zitten er initiatieven in de pijplijn om met betrekking tot de veiligheidsketen in Brussel sensibiliserend en preventief op te treden? Ik durf echter beweren dat dit niet louter een Brussels probleem is.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Voorzitter, het klopt dat dit niet enkel een Brussels probleem is. Ik denk dat het vooral een grootstedelijk probleem is. We zien dat overal ter wereld. Waar de grootstedelijke problematiek bestaat, bestaat ook dit fenomeen, dat we zeker niet mogen onderschatten.
Minister, we kunnen dit vanuit veiligheidsoverwegingen benaderen. Ik zie binnen uw bevoegdheden echter ook een aantal elementen. U bent bevoegd voor het jeugdbeleid. U kunt heel wat sensibiliseringsopdrachten ten aanzien van jongeren initiëren om de problematiek bespreekbaar te maken en om grenzen aan te duiden. U bent bevoegd voor Brussel. Ook op dit vlak kunt u een aantal initiatieven nemen. U bent echter ook bevoegd voor het cultuurbeleid.
De documentaire ‘Femme de la rue’, die volgens mij zelfs door het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) is ondersteund, is een cultuurmiddel. Het is een manier om met verschillende mensen te communiceren en om taboes te doorbreken.
Ik was op de première aanwezig. Ik heb toen aan het debat deelgenomen. Daar zaten ongeveer 200 genodigden. Eigenlijk zat de blanke beau monde daar. Ik heb toen opgeroepen die documentaire ook op andere plaatsen te vertonen. Die documentaire moet worden vertoond in jeugdhuizen en à la limite ook in moskeeën. We moeten ervoor zorgen dat het debat op de juiste wijze kan worden gevoerd.
Minister, op dat vlak beschikt u over een aantal hefbomen. Ik zou dan ook graag vernemen welk beleid u in dit verband zult voeren.
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Segers, het is duidelijk dat het door u geschetste probleem de bevoegdheid en de reikwijdte van een Vlaams minister van Cultuur, Media, Jeugd en Brussel overstijgt. Ik erken uiteraard dat er problemen zijn met het veiligheidsgevoel van vrouwen, holebi’s en transgenders. Dit blijkt niet enkel uit de veelbesproken reportage ‘Femme de la rue’, maar ook uit andere reportages en getuigenissen en uit de studie die u daarnet hebt aangehaald.
Zoals u zelf terecht hebt gesteld, overstijgt het probleem de hoofdstad Brussel. Vrouwonvriendelijk gedrag is niet enkel een Belgisch, maar ook een internationaal fenomeen. Bovendien deel ik uw mening dat initiatieven als de roze taxi’s en de smartphoneapplicatie ihollaback.org vooral de symptomen bestrijden. Dit betekent niet dat ze geen waarde hebben. Ze raken echter niet de essentie van de zaak.
Het probleem van het verbaal en fysiek geweld tegen vrouwen en holebi’s wortelt in een bepaalde machocultuur. Het gaat om de verandering van een diepgewortelde mentaliteit bij sommige mannen. Dit is helemaal niet vanzelfsprekend.
Ik wil waarschuwen voor een te gemakkelijke oplossing. Het is niet zo dat de overheid in een positie verkeert waarin ze de oorzaken kan aanpakken. Dat zou kort door de bocht zijn. Het gaat hier duidelijk om een gedragskwestie. De overheid kan, bijvoorbeeld door middel van onderwijs of straathoekwerk, een zekere rol spelen, maar dit zal geen allesbepalende rol zijn.
We hebben het hier over een complexe thematiek. De sleutel ligt bij de ideeën en verwachtingen in verband met mannelijkheid en vrouwelijkheid of gender. Gender is een maatschappelijk ordeningsprincipe dat in sterke mate bepaalt hoe individuen zich kunnen ontplooien en zich ten opzichte van elkaar gedragen. Dat ordeningsprincipe is in de maatschappelijke structuren en instituten geïncorporeerd. Het wordt erdoor bekrachtigd en verder geïmplementeerd. Verder heeft ook elk van ons genderverwachtingen geïnternaliseerd. We gedragen ons naar die verwachtingen.
Gender is een veranderlijke constructie in de tijd en in de ruimte. We kunnen Vlaanderen anno 1950 met Vlaanderen anno 2015 en Oeganda met Vlaanderen vergelijken. Geweld en intimidatie hebben een sterke gendercomponent. Dat geldt voor de verschillende vormen van geweld tegen vrouwen, zoals partnergeweld en genitale mutilatie, maar ook het nafluiten op straat. Onderzoek heeft aangetoond dat dit ook voor het geweld tegen holebi’s en transgenders geldt. Het geweld wordt vooral ingegeven door het feit dat holebi’s en transgenders niet aan de genderverwachtingen van de daders voldoen. Ook het geweld tussen mannen heeft overigens een sterke gendercomponent. Het gaat dan om machogedrag en om een bepaalde idee over mannelijkheid. We mogen niet vergeten dat geweld tussen mannen nog steeds de meest voorkomende vorm van geweld is.
Gender is een constructie en bijgevolg veranderlijk. Het is echter niet eenvoudig op dit vlak in te grijpen. De Vlaamse overheid tracht hier met het gelijkekansenbeleid, waar minister Homans voor bevoegd is, werk van te maken.
In het licht van het functionele en het horizontale gelijkekansenbeleid zijn de doelstellingen de bewerkstelliging van een genderbewustzijn binnen de brede maatschappij en bij specifieke deelgroepen en de wegwerking van gender als een ordeningsmechanisme. Het gaat hier evenwel om een problematiek die een brede, diepe en volgehouden aanpak behoeft. Hier moet een veelheid aan actoren bij worden betrokken. Kortlopende initiatieven, zoals een sensibiliseringscampagne, hebben enkel zin indien ze deel uitmaken van een groot en volgehouden traject.
Als reactie op de film ‘Femme de la rue’ hebben toenmalig federaal minister van Gelijke Kansen Milquet en toenmalig staatssecretaris voor Gelijke Kansen in de Brusselse Regering De Lille in 2012 een campagne tegen seksisme met de slogan ‘De weg naar mijn hart loopt niet langs mijn billen’ opgezet. Als dit niet in een structureel kader en een langetermijnstrategie is ingebed, stel ik me vragen bij dergelijke campagnes.
Ik wil niet nalaten op te merken dat perceptie en verwachtingen een belangrijke rol in het onveiligheidsgevoel en de risico-inschatting spelen. Uit recent onderzoek is gebleken dat de vaak gehoorde veronderstelling niet klopt dat de daders van homo- en transfoob geweld bijna steeds van allochtone origine en moslim zijn. Ik verwijs hiervoor naar de studie van de heer Motmans, professor Meier en professor T’Sjoen, getiteld ‘Geweldervaringen van transgender personen in België’ die in 2014 met hulp van het Steunpunt Gelijkekansenbeleid tot stand is gekomen.
Ik kan nog melden dat ik vanuit mijn bevoegdheid voor Brussel jaarlijks een subsidie van 22.500 euro aan de Belgian Pride verleen. Ik vertrek hierbij vanuit verschillende oogpunten.
Ten eerste zijn de onderlinge verschillen op het vlak van het gelijkekansenbeleid voor holebi’s tussen de Europese lidstaten van een groeiende Europese Unie nog steeds immens. In meer dan een Europees land zijn de rechten van holebi’s wettelijk niet gewaarborgd. De weerstand hiertegen is dermate groot dat publieke bijeenkomsten, zoals een straatparade, er worden verboden of tot rellen leiden. In dat licht kan de voorbeeldfunctie van de Europese hoofdstad, met zijn vele gemeenschappen en culturen, niet in vraag worden gesteld.
Ten tweede worden in uitvoering van het Vlaams gelijkekansenbeleid al gedurende vele jaren inspanningen geleverd om de internationale voortrekkersrol van Vlaanderen in de uitbouw van een holebi- en transgendervriendelijk beleid zichtbaar te maken. Als ik me niet vergis, hebben minister Homans, minister Smet en staatssecretaris Debaets vorige week Riga nog bezocht. Brussel is de hoofdstad van Vlaanderen, van België en van Europa. We streven naar een open en tolerante Vlaamse samenleving. Dit kan op een flankerende wijze ook binnen het bevoegdheidsdomein Brussel onder de aandacht worden gebracht.
Ten derde bestaat er in Brussel nog steeds een discrepantie tussen de mentaliteit en de wetgeving. De Lesbian, Gay, Bisexual, Transgender, Queer, Questioning and Intersexual (LGBTQI)-gemeenschap moet nog steeds tegen veel vooroordelen opboksen. Dit uit zich onder meer in de moeilijke integratie in het stadsweefsel. Incidenten met verbaal en zelfs fysiek geweld tegen homo’s zijn zeker geen uitzonderlijke gebeurtenissen. Ook om die reden is het belangrijk dat de Belgian Pride in Brussel plaatsvindt en een stevige Vlaamse stempel draagt.
In de hoofdstad kunnen steeds projecten worden ingediend die in het verlengde van de Belgian Pride liggen. Ik verwijs in dit verband maar mijn beleidsnota Brussel. Onder de zesde operationele doelstelling, getiteld ‘Investeren in hoofdstedelijke projecten en vernieuwende initiatieven’, staat vermeld dat projecten die informeren, sensibiliseren en meer draagvlak met betrekking tot seksuele diversiteit willen creëren bijkomende aandacht zullen krijgen.
De heer Segers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw vrij omstandig antwoord. U hebt terecht een aantal bedenkingen gemaakt. Indien ik in mijn vraagstelling een verkeerd beeld zou hebben gecreëerd, wil ik dat toch even rechtzetten. Zoals ik zelf duidelijk heb gesteld, geldt dit niet enkel voor Brussel. Dit is echter de commissie Brussel. We moeten het hier dan ook over het Vlaams beleid ten aanzien van Brussel hebben. Dit is echter vergelijkbaar met de problematiek in andere steden. Daar gaat het hier echter niet om.
Het veiligheidsaspect is hier aangekaart. Volgens mij kunt u, meer vanuit uw coördinerende bevoegdheid als minister van Brussel dan vanuit uw zeer specifieke bevoegdheden, de link leggen met een aantal overheden die binnen hun bevoegdheden een aantal initiatieven ten gronde kunnen nemen. Ik denk dan aan de veiligheid en aan andere reeds aangehaalde elementen, zoals de betrokkenheid van de medemens op straat, in de metro of op de bus.
Aspecten als buurtinformatienetwerken kunnen daartoe bijdragen, dat geldt uiteraard ook voor heel wat andere veiligheidsproblemen. Het grote voordeel daarvan is dat op de medewerking van de buren en van de buurt wordt gerekend en dat de sociale invalshoek en controle worden bestendigd. Verder zijn er de stadsplanning en de ruimtelijke ordening en de manier waarop we met onze openbare verlichting en straatverlichting omgaan.
De opmerking die hier is gemaakt dat dit in een keten moet passen waarin onvermijdelijk onderwijs, inburgering enzovoort een rol spelen, is terecht. Minister, mijn vraag heeft ook als doel, en ik denk dat ik daarvoor de steun van alle collega’s van alle partijen krijg, het imago van Brussel mee te helpen vormgeven. Het gaat dan over belangen die wij allen delen. Wanneer uit studies als deze maar ook uit andere die aangeven dat ook mannen zich onveilig voelen, blijkt dat het over een algemeen onveiligheidsgevoel gaat binnen onze hoofdstad, dan is dat onze totale bezorgdheid. Minister, wij rekenen erop dat u, waar mogelijk, deze problematiek zult aankaarten samen met de andere bevoegde overheden in Brussel en dat u die rol vanuit deze commissie mee zult opnemen. Ik dank u daarvoor bij voorbaat.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer omstandig antwoord. Als ik hier reageer, dan is dat niet omwille van het imago van Brussel maar omwille van het samenleven in Brussel en hoe we dat kunnen bevorderen.
Minister, u zegt dat gender een constructie en dus veranderlijk is en dat we dus moeten zorgen voor een mentaliteitswijziging. Daarin volg ik u volledig. U hebt daarin een belangrijk punt en dat is een hoopvolle conclusie. Wanneer iets veranderlijk is, kan men daar ook iets aan doen. Ik heb heel uitdrukkelijk gepeild naar uw bevoegdheden en mijns inziens mist u hier de kans om een nieuw verfrissend beleid uit te stippelen binnen uw bevoegdheden. Natuurlijk gaat het over veiligheid en gelijke kansen, maar binnen uw bevoegdheden werken aan een verandering van de genderconstructie is een fantastische uitdaging waarin u de sleutels jeugd, Brussel en cultuur in handen hebt. Ik kijk echt heel erg uit naar wat u daar binnen uw domein aan zult doen. U zult in mij in elk geval een medestander vinden.
Brussel heeft op sommige vlakken ook een laboratoriumfunctie. Wij zouden dus een soort laboratoriumfunctie kunnen hebben, maar op dat vlak blijf ik op mijn honger.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, als Brussel een troef heeft, dan is het dat je er in principe kunt zijn wie je bent, ongeacht wie je bent. Dat moeten we koesteren, waarderen en verdedigen, want dat staat onder druk. Jezelf kunnen zijn, met welke geaardheid en welk uiterlijk en geslacht dan ook, dat is de reden waarom ik van Brussel houd. Maar die waarde wordt nu net bedreigd.
Minister, u maakt een goede analyse over gender, en ik hoop dat ze uit uw hart komt. Zoals mevrouw Idrissi al zei, raakt dit ieder bevoegdheidsdomein. U zegt dat er een aantal campagnes zijn gevoerd, onder meer door Bruno De Lille, maar dat is niet voldoende. Die campagnes moeten ingekapseld zijn in een ruimer beleid. Het is echter niet omdat het niet voldoende is dat we het niet moeten doen. We moeten die campagnes voeren, aan sensibilisering werken en inzetten op onderwijs, jeugd en cultuur. Het gaat dus om een ketenbenadering. Dat vraagt overleg, maar ik zou in uw plaats niet wachten tot het plan der plannen op aarde neerdaalt. De kennis is voorhanden en we weten wat er schort, dus ik stel voor dat u daar binnen uw bevoegdheden op inzet. U moet daarbij uiteraard overleggen en coördineren maar u moet niet wachten op een reuzenplan dat alles integreert en coördineert en intussen niets doen op het terrein en klagen dat de bestaande campagnes te weinig context bieden.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik ben ervan overtuigd dat uw visie op gender uit uw hart komt. Daar twijfel ik niet aan, ik weet dat gewoon. U hebt een punt dat we daar vanuit het gelijkekansenbeleid aan moeten werken. Een gelijkekansenbeleid betreft uiteraard een inbreng van tal van domeinen en vooral van onderwijs en jeugd. Binnen die domeinen wordt al werk geleverd. Wat gelijke kansen betreft, zegt u dat men probeert daaraan te werken maar misschien zou nog wat harder proberen een goede zaak zijn. Ik heb veel aandacht voor gelijkekansenbeleid in dit parlement.
Wat de campagnes betreft, zegt u terecht dat niet elke campagne even effectief is. De campagne die de federale overheid in Brussel lanceerde ‘De weg naar mijn hart loopt niet langs mijn billen’ was volgens mij een beetje te metaforisch voor het doelpubliek. Een campagne moet echt ‘in your face’ zijn of ze heeft geen effect. Ik heb ook tweemaal moeten kijken om te zien wat er eigenlijk achter zat. Dat kan dus beter.
Een film tonen zoals ‘Femme de la rue’ is interessant. Ook debat voeren in scholen en jeugdhuizen is belangrijk. Onlangs las ik over dit thema een interessant stuk van mevrouw Bie Vancraeynest die in een Brussel jeugdhuis werkzaam is. Ik was zeer gechoqueerd door wat zij schreef. Het ging over de meisjes/jongensverhoudingen en wat er gebeurt in de sfeer van seksualiteit in bepaalde Brusselse scholen. Mijn dochter is nog zeer klein, maar ik zal de zaken toch opvolgen om als moeder met een gerust hart een school te kunnen kiezen of mijn dochter te kunnen wapenen, als ik zo’n persoonlijk gevoel mag vertolken, om te kunnen omgaan met een dergelijke mentaliteit en sfeer in deze grootstedelijke context. Dat is een belangrijk debat waarover we de volgende jaren in meerdere commissies een punt moeten maken.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik denk dat ik correct heb geantwoord op de vraag binnen het bestek van deze commissie. Dat kan me zeker niet worden verweten, maar dat is ook niet gebeurd.
Ik zal een overzicht maken van de initiatieven die nu al bestaan binnen mijn eigen bevoegdheidsdomeinen. Dat overzicht kan aan de commissieleden de informatie geven dat er soms misschien meer gebeurt dan zij denken. Voor mij kan het een nuttige insteek zijn om te zien wat er nog meer en beter kan gebeuren. Die oefening zal ik zeker maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.