Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, mensen die vragen hebben over geweld, misbruik en kindermishandeling, kunnen terecht bij de telefonische hulplijn 1712. Daar heb je een aantal ervaren hulpverleners van de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) en de vertrouwenscentra kindermishandeling (VK’s), die informatie en advies geven of kunnen doorverwijzen naar verdere hulp.
Die leveren voor alle duidelijkheid geweldig werk. Dat is niet wat ik in twijfel trek. Maar onlangs verscheen er een artikel op DeWereldMorgen.be, en uit een aantal telefoontjes die zij hadden laten doen, bleek volgens hen dat slachtoffers van verkrachting via de hulplijn 1712 niet altijd de juiste informatie krijgen. Slachtoffers van verkrachting vormen natuurlijk een heel specifieke groep, maar het spreekt voor zich dat het heel belangrijk is dat zij alle ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. En dat begint bij duidelijke en correcte informatie, zodat er geen kostbare tijd verloren gaat voor het sporenonderzoek, maar ook om het risico op blijvende psychische en lichamelijke klachten zo beperkt mogelijk te houden.
De medewerkers van de hulplijn houden zich aan het Handelingskader 1712. Daarin wordt informatie opgenomen over welke stappen slachtoffers kunnen ondernemen. Dat kader zou volgens enkele proefcontacten door DeWereldMorgen niet altijd gevolgd worden door de medewerkers en zou ook niet voldoende uitgebreid en duidelijk zijn. Zo bestaat er twijfel over de mogelijkheid van een SAS-test (seksuele agressieset) zonder aangifte bij de politie en zouden slachtoffers ook niet altijd geïnformeerd worden over mogelijke psychische en lichamelijke gevolgen.
Minister, wordt er voorzien in noodzakelijke specifieke opleiding en opvolging van de 1712-medewerkers? Wordt de werking van de telefonische hulplijn geëvalueerd? Is er al zo’n evaluatie geweest? Zo ja, welke aanbevelingen kwamen daaruit voort? Wordt ook het Handelingskader 1712 geëvalueerd en eventueel aangepast? Zijn er al evaluaties gebeurd?
Buiten de kantooruren is 1712 niet bereikbaar en neemt Tele-Onthaal over. Vindt u dat een goed alternatief? Waardeert u die doorschuiving? Zijn de medewerkers van Tele-Onthaal volgens u voldoende op de hoogte van het Handelingskader 1712? Heeft Tele-Onthaal dezelfde verantwoordelijkheid en taken als 1712? Moet Tele-Onthaal enkel emotioneel opvangen en doorverwijzen, of is het ook aan hen om informatie te geven over de manier van aangifte, sporenonderzoek enzovoort?
Wat is tot slot uw houding tegenover het permanent beschikbaar houden van 1712, dus niet enkel tijdens de kantooruren?
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Minister, de vraag van collega Van den Brandt is pertinent. Het verkrijgen van de juiste informatie is heel belangrijk in zulke situaties. Niet enkel psychologisch is dat van groot belang, ook voor het onderzoeken van sporen kan het doorslaggevend zijn. Een goede opleiding van de hulpverleners is dan ook cruciaal voor een goede werking van hulplijn 1712.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, wij hebben het bericht waarnaar collega Van den Brandt verwijst, ook kunnen lezen. 1712 is hier natuurlijk al meermaals aan bod gekomen. Verschillenden onder ons hebben ook al schriftelijke vragen gesteld over het aantal mensen dat bereikt wordt, het aantal oproepen, hoe de bekendmaking gebeurt, hoe de bezetting gebeurt, wie de melders zijn en dergelijke meer. Als ik dat allemaal samen bekijk, is sinds de invoering van dat ene meldpunt 1712, die hulplijn toch goed bekend geworden en vinden mensen hun weg ernaartoe.
Als ik het goed heb, wordt die hulplijn tijdens de uren dat ze bereikbaar is, ook bezet door ofwel mensen van het CAW of van de VK’s. Natuurlijk zijn de informatie die gegeven wordt, de doorverwijzing en de rechtstreekse doorverbinding van belang. Het blijft een hulplijn die moet zorgen voor informatie of doorverwijzing van mensen die een melding doen – slachtoffers, maar eventueel ook anderen. De bereikbaarheid en de bekendheid zijn belangrijke punten, maar natuurlijk is het ook ons aller bekommernis dat er goede informatie gegeven wordt.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Sowieso moeten de mensen daar een goede opleiding voor hebben. Ik veronderstel dat daar ook een correct doorverwijzingskader in zit en dat daar gegevens van worden bijgehouden, minister. Hebt u betreffende dit incident de nodige cijfers?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, de 1712-medewerkers krijgen op regelmatige basis opleiding en intervisie, onder meer met betrekking tot het zogenaamde Handelingskader 1712. Dat Handelingskader 1712 is een dynamisch gegeven, dat aangepast wordt als de ervaring van de 1712-medewerkers en de signalen van bellers en mailers daartoe noodzaken. Dat wordt nu ook bekeken in het kader van de problematiek van verkrachting. In het verleden is dat gebeurd rond de problematiek van historisch misbruik en gedwongen adopties.
Regelmatige intervisie rond het handelingskader is belangrijk vanuit het oogpunt van praktijkdeling, -bespreekbaarheid, -afstemming en -verbetering. Dat gebeurt op maandelijkse basis via teamoverleg. Daarnaast worden in overleg met de teams ook thematische intervisies georganiseerd door het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Op jaarlijkse basis wordt sinds dit jaar een 1712-dag georganiseerd voor alle medewerkers.
Het is belangrijk om op te merken dat het handelingskader niet geldt als een automatisch standaardantwoord. Het blijft essentieel dat 1712 vertrekt van wat de contactnemer, via telefoon of mail, naar voren brengt tijdens een gesprek en men gericht inspeelt op zijn noden en verwachtingen.
In die context willen we toch opmerken dat het streven van de journaliste in kwestie neigt naar een automatisch te debiteren standaardantwoord in elke analoge situatie. Maar daar moeten we toch een beetje mee opletten. Zo’n benadering maakt immers abstractie van de individuele draagkracht en verwachting van de beller. En het is net de opdracht van 1712 om, op basis van een inschatting van de individuele noden van de beller, op zijn maat te reageren.
In een zaak van verkrachting bijvoorbeeld is het allesbehalve evident dat elk slachtoffer kort na de feiten de stap naar een formele klacht kan zetten. De huisarts raadplegen, wiens attest overigens wel degelijk betekenis kan hebben in een latere rechtszaak, kan in sommige situaties het meest aangewezen advies zijn.
De monitoring van de hulplijn 1712 gebeurt via de Taskforce 1712, die op tweemaandelijkse basis samenkomt. Daarin participeren alle directies en/of teamverantwoordelijken van de betrokken vertrouwenscentra kindermishandeling en de centra algemeen welzijnswerk.
De taskforce neemt beslissingen in verband met de opdrachten en de organisatie van 1712, formuleert richtlijnen aan de 1712-teams, evalueert en rapporteert over de werking 1712, bekrachtigt voorstellen van de operationele werkgroepen en verstrekt adviezen aan mijn kabinet over de rol en positie van 1712.
Momenteel bestaan er twee werkgroepen die inzoomen op respectievelijk het registratiegebeuren en de communicatie. In 2014 werd een eerste jaarverslag gemaakt. Een externe evaluatie van 1712 is niet gepland. We opteren, zoals beschreven, voor een permanente monitoring door de vermelde taskforce.
Wat het handelingskader betreft, is de mindmap – want zo is het kader opgebouwd – ontwikkeld op basis van bestaande expertise en informatie die gedeeld is door en afgetoetst bij 1712-medewerkers. De aansturing van dat proces lag bij het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk. Het handelingskader 1712 is een ‘rollend gegeven’ dat steeds kan worden aangepast als, zoals al aangegeven, de ervaring van 1712-medewerkers of signalen van bellers daartoe nopen. Deze oefening gebeurt ook nu.
1712 is nooit bedoeld als een crisisnummer dat permanent bereikbaar is. Omdat bellers soms wel nood hebben aan een contact, ook buiten de 1712-uren, is een verwijzing naar Tele-Onthaal op z’n plaats. Die combinatie lijkt ons werkbaar. Het is ook belangrijk de drie kernopdrachten van 1712 duidelijk voor ogen te houden: informeren, adviseren, doorverwijzen, dus niet zelf tot hulpverlening over gaan. Een permanente beschikbaarheid lijkt ons dan ook niet meteen aan de orde.
Om af te ronden, mogen we niet vergeten dat de bekendheid en het bereik van 1712 sinds de opstart systematisch stijgt. In 2014 werden 4852 oproepen geregistreerd en in totaal ging het over 5991 gemelde personen. Dit is veel, gezien het totale aantal. Sinds de opstart van 1712 in 2012 tot en met eind januari 2014 zijn er 6043 oproepen geregistreerd. Dit is niet toevallig. We hebben de campagnes, maar ook de dienstverlening verbeterd. Sinds maart vorig jaar is 1712 ook bereikbaar via e-mail en momenteel maken we er werk van om 1712 meer kindvriendelijk te maken. Dat laatste zal in het najaar resulteren in een aangepaste site en dienstverlening voor min-12-jarigen en plus-12-jarigen. We zoeken hierbij ook verbinding met kanalen die minderjarigen bereiken, in het bijzonder met Awel.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
U zegt dat u het handelingskader aan het herbekijken bent. Belangrijk is om na te gaan of er een structureel probleem is of niet en moet er worden bijgestuurd.
Als ik het goed heb begrepen, zegt u dat men moet kijken naar de vraag van de mensen en de nood die er is. Ik volg dat tot op zekere hoogte maar aan slachtoffers van verkrachting moeten toch een aantal zaken worden meegegeven. Het is niet van ‘Druk drie als u slachtoffer van verkrachting bent geweest’, maar er moeten sowieso een aantal elementen worden meegegeven aan slachtoffers die bellen, net omdat het tijdsaspect heel belangrijk is. Sporenonderzoek kan je geen twee maanden nadien doen. Als het slachtoffer niet onmiddellijk wordt geholpen en zich misschien niet bewust is van die tijdsdruk, dan kan dat het later onderzoek en het later herstelproces van de persoon, benadelen.
Ik hoor u ook zeggen dat een sporenonderzoek ook kan zonder aangifte, of heb ik dat fout begrepen? Ik denk dat dat een twistpunt is: kan men een sporenafname doen zonder afgifte bij de politie? Er bestaat tegenstrijdigheid over. Kunt u even zeggen wat de geldende visie is? Het is ook belangrijk om aan slachtoffers te laten weten hoe ze binnen de 12 uur of 72 uur nog sporen kunnen vinden en nog een aangifte kunnen doen. Ze moeten op z’n minst weten welke mogelijkheden er zijn, want het is nog altijd aan de persoon zelf om er al dan niet iets mee te doen. Als de informatie niet wordt gegeven, missen we een belangrijk moment om met slachtoffers van verkrachting verder te gaan.
Ook informatie over posttraumatische stress is belangrijk. Aan mensen die bellen, is het belangrijk om te zeggen dat die verschijnselen kunnen voorkomen zodat mensen ze herkennen en op tijd psychologische hulp kunnen zoeken.
Niet iedereen moet dus hetzelfde standaardantwoord krijgen, maar een aantal zaken moeten wel in een antwoord worden gegeven. Er mag absoluut geen onduidelijkheid bestaan over de manier waarop aangifte en sporenonderzoek kunnen gebeuren.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Het is belangrijk dat er continu opleiding en monitoring is en dat mensen die contact nemen met het meldpunt 1712 algemene informatie krijgen maar ook wel op maat worden geïnformeerd, in functie van wat hun concrete vraag is.
Mevrouw Van den Brandt, bij de oprichting van 1712 of bij de eerste evaluatie hebben we hier ook de discussie gevoerd of de bereikbaarheid van het meldpunt zou kunnen worden uitgebreid door vrijwilligers in te zetten. Toen is uitdrukkelijk gesteld dat we de professionaliteit van het antwoord dat wordt gegeven aan mensen die contact opnemen, zo belangrijk vinden dat het niet evident is om het door vrijwilligers te laten doen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt vroeg of men een sporenonderzoek kan laten doen zonder een klacht in te dienen. Dat kan. Bij een centrum specifiek voor seksueel misbruik kan men een sporenonderzoek laten doen, maar de patiënt beslist nog altijd zelf of hij dan een klacht indient of niet.
Soms heb ik geluk wanneer iemand die professioneel met het onderwerp bezig is nog voor ik aan de beurt ben een antwoord geeft.
Ik denk dat u gelijk hebt. Ik zal niet ontkennen dat het wellicht nodig is om een aantal essentiële punten in het handelingskader op te nemen. Het feit dat men nu werkt aan zo’n handelingskader voor een verkrachting, is de goede manier om met het probleem om te gaan. Ik wil nagaan hoe ver het daarmee staat, zodat u daarover geïnformeerd wordt. Ik neem aan dat het antwoord van mevrouw Saeys op de vraag daarin thuishoort. Als men een advies moet uitbrengen, moet men initiatieven nemen om bruikbaar bewijsmateriaal te verzamelen.
Ik ken de timing niet. Ik was aanwezig op de dag van de medewerkers van 1712. Ik heb daar moeten vaststellen dat het een erg enthousiaste groep is, en ook dat ze erg tevreden waren om met elkaar over hun ervaringen te kunnen praten. Die uitwisseling is wellicht nodig om een eerder uniforme en efficiënte aanpak te kunnen ontwikkelen. Ik zal u alleszins op de hoogte brengen van de ontwikkeling van het handelingskader.
Ik heb nog twee kleine punten. Ik denk dat we geen tegenstrijdige belangen hebben, maar ik hoor tegenstrijdige signalen over de vraag wanneer een sporenonderzoek geldig is. Sommigen stellen dat in sommige omstandigheden het onderzoek geen geldigheid heeft wanneer geen aangifte is gebeurd. Er mag geen juridische onduidelijkheid bestaan over de status van het sporenonderzoek. Als mensen zeggen dat men nog een klacht kan indienen nadat de eigen huisarts een sporenonderzoek heeft verricht, maar als dan blijkt dat na de indiening van de klacht dat onderzoek niet geldig is, dan is dat een enorme gemiste kans. De informatie moet loepzuiver en juridisch correct zijn.
Dat laatste is duidelijk. Mevrouw Saeys sprak evenwel niet over de huisarts. Ze had het over plaatsen waar dat onderzoek kan gebeuren op een manier dat later de bewijskracht ervan niet in twijfel kan worden getrokken.
Soms heeft men het over de huisarts waar het onderzoek kan gebeuren. Bij de mensen van 1712 heerst onduidelijkheid of onderzoek door de huisarts geldig is. Het is erg belangrijk dat in het handelingskader daarover geen millimeter onduidelijkheid bestaat.
Een tweede zaak betreft de overname van de activiteiten door Tele-Onthaal. De taak van Tele-Onthaal is ruimer dan het emotioneel opvangen van mensen. Zij moeten informatie verschaffen en doorverwijzen. Ik besef dat dit misschien meer van Tele-Onthaal vergt dan wat de opzet van de organisatie voorschrijft, maar als we ervoor kiezen om de organisatie na de kantooruren die belangrijke taak te geven, dan moet dat worden opgenomen in hun handelingskader.
De vraag om uitleg is afgehandeld.