Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, op 5 januari 2015 diende ik een schriftelijke vraag in bij minister Muyters waarin ik vroeg naar de mogelijkheden voor arbeidsondersteunende maatregelen om mensen met een hooggevoelige persoonlijkheid, ook wel Highly Sensitive Persons (HSP) genoemd, te ondersteunen op de werkvloer vanuit de VDAB.
In het antwoord van minister Muyters werd gesteld dat er voor de toekenning van bijzondere tewerkstellingsondersteunende maatregelen gewerkt wordt met twee classificaties, DSM-IV (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) en ICD-10 (International Classification of Diseases). Aangezien de duidelijke wetenschappelijke classificaties opgenomen zijn in deze manuals, zijn die uiterst bruikbaar voor het classificeren van arbeidshandicaps en -stoornissen.
HSP is geen stoornis, maar een persoonlijkheidskenmerk. Daardoor kunnen we die niet terugvinden in deze werken. Ook het stellen van een diagnose is erg moeilijk. Net als bij chronischevermoeidheidssyndroom (CVS), dat echter wel opgenomen is in ICD-10, is HSP vooral een beschrijving van klachten en is het erg moeilijk te determineren.
In Vlaanderen bestaat een uitgewerkt platform voor hooggevoelige personen. Samen met HSP Vlaanderen organiseerde professor Elke Van Hoof recent een colloquium waar nieuwe inzichten vanuit de wetenschap werden aangereikt. HSP zou 15 tot 20 procent van de bevolking treffen. Het zou om een aangeboren karaktereigenschap gaan die het gevolg is van een bepaalde werking van het centraal zenuwstelsel. Verschillende onderzoekers, waaronder Elaine Aron, een experte in het domein, zijn er daarom dan ook voorstander van om HSP op te nemen in de nieuwe DSM-V.
HSP Vlaanderen haalt vanuit haar expertise aan dat er veel gading in sensibilisering kan worden gezocht. De meeste hooggevoelige personen zijn immers perfect in staat om goed te functioneren in de reguliere arbeidsmarkt, op voorwaarde van kleine aanpassingen, bewustwording en een betere bespreekbaarheid van het probleem.
Hooggevoelige personen komen in diverse bedrijfstakken voor. Op het colloquium erkende Fons Leroy vanuit de VDAB dat hooggevoelige personen sterk complementair zijn met andere werknemers en dus veel troeven voor de werkgever in hun mars hebben. Het zijn soms kleine zaken die het verschil kunnen maken tussen het optimaal functioneren en het afstevenen op een psychosociale problematiek die het werken voor lange tijd onmogelijk maakt. De bewustwording een hooggevoelig persoon te zijn is voor mensen met HSP een enorme stap bij het reduceren van de risicofactoren van psychosociale aandoeningen waar HSP de basis van vormt. Ook de bewustwording van de bevolking dat er personen met HSP bestaan en dat het om een aangeboren karaktereigenschap gaat, zou een stap in de goede richting zijn.
Deze regering wil zoveel mogelijk mensen aan het werk houden en sterk inzetten op de preventie van risicofactoren die naar burn-outs en depressiviteit leiden.
Minister, kan er binnen de campagnes inzake geestelijke gezondheidszorg aandacht worden besteed aan HSP? Welke initiatieven zouden nog kunnen worden genomen om deze karaktereigenschap meer bespreekbaar te maken?
Wat is uw visie op de rol van de geestelijke gezondheidszorg ter bestrijding van het risico op burn-outs en depressiviteit voor mensen met HSP? Bent u van mening dat de psychotherapeuten en psychologen in de centra voor geestelijke gezondheidszorg voldoende gevormd zijn en voldoende inzicht hebben in HSP?
Kunt u ten slotte werk maken van een eenduidig kader voor de detectie van HSP en de aanpak van de problemen die ermee gelieerd zijn? Kunt u hierbij in overleg gaan met HSP Vlaanderen en een beroep doen op hun waardevolle expertise?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, HSP wordt op dit moment niet specifiek belicht in de campagnes rond geestelijke gezondheid. Die campagnes zijn gericht op de brede aanvaarding van het ‘anders zijn’, je psychisch niet goed voelen en daarover kunnen en durven spreken. We geloven dat die generieke aspecten enorm waardevol zijn, ook voor hooggevoelige personen en hun omgeving. Daarnaast zijn we uiteraard graag bereid om te onderzoeken of er op de website www.geestelijkgezondvlaanderen.be specifieke aandacht kan worden geschonken aan hooggevoeligheid.
Ik denk dat we het best de verantwoordelijken van HSP Vlaanderen eens uitnodigen op het kabinet met een aantal mensen van de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s), maar ook van de Associatie Beeldvorming van Te Gek!? en de Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid (VVGG) om te bekijken wat mogelijk is en wat er in de meer generieke benadering kan worden gespecifieerd of als specifiek item kan worden aangeboden.
In de preventie van geestelijke gezondheidsproblemen en met betrekking tot de geestelijke gezondheidsbevordering werken we in Vlaanderen rond universele en integrale thema’s zoals veerkracht. Campagnes zoals Fit in je Hoofd richten zich op de brede bevolking. Tegelijkertijd proberen we gericht en persoonlijk te werken, zoals op de nieuwe website van Fit in je Hoofd. Bezoekers krijgen oefeningen op maat en worden gecoacht in het vergroten van hun veerkracht. Elke burger in Vlaanderen die te maken krijgt met psychische problemen, zoals burn-out of depressie, heeft uiteraard recht op de nodige, kwaliteitsvolle hulp. Er is daarvoor in de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg, zoals de centra voor geestelijke gezondheidszorg, uiteraard aandacht. Zij bieden behandeling en zijn ook actief op het domein van preventie, vroegdetectie en vroeginterventie. Het is belangrijk dat signalen van geestelijke gezondheidsproblemen in een vroeg stadium worden opgemerkt. Al snel kan er worden ingegrepen en kan er worden voorkomen dat de problemen inzake geestelijke gezondheidszorg verder escaleren en er meer ingrijpende hulp nodig is die een grotere impact heeft op de patiënt, zijn omgeving en de samenleving.
Het sensibiliseren van zorgverleners op de eerste lijn zoals de huisarts is een belangrijk middel in de preventie van problemen inzake geestelijke gezondheidszorg. Ook in de opleiding van huisartsen en andere eerstelijnswerkers is er daarom ook aandacht voor psychische problemen.
Wij organiseren begin 2017 een gezondheidsconferentie over de eerstelijnsgezondheidszorg. In alle voorbereidende werkgroepen zal het aspect geestelijke gezondheid worden meegenomen. Daarnaast experimenteert de Vlaamse overheid al enkele jaren met een eerstelijnspsychologische functie, in zeven kleinschalige projecten. Die functie is eveneens goed geplaatst om milde psychische problemen snel te ondervangen en mits kortdurende begeleiding, psycho-educatie enzovoort de veerkracht opnieuw te herstellen.
Ten slotte is de ‘awareness’ rond psychische moeilijkheden, burn-out, depressie enzovoort globaal gezien toegenomen in onze samenleving. Meer en meer zien we hier een gedeelde verantwoordelijkheid in verschillende sectoren. Er bestaan dan ook steeds meer initiatieven, ook op regionaal niveau, om de ‘awareness’ rond psychische problemen groter te maken. Ik denk bijvoorbeeld aan de psycho-educatieve infosessies van de mutualiteiten en beeldvormingsinitiatieven van steden en gemeenten.
Als het gaat over de werkplek is er vanuit het federaal niveau heel wat aandacht voor de problematiek van de depressie. Ik neem aan dat u dat weet.
Het therapeutisch personeel in de cgg’s is opgeleid om behandeling te geven bij ernstige psychische problemen. Zij hebben de nodige gecertificeerde basisopleiding gevolgd, vaak nog aangevuld met een erkende psychotherapeutische opleiding. Daarnaast is er in het HRM-beleid van de cgg’s voldoende aandacht voor bijscholing zodat het personeel op de hoogte blijft van nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen en therapeutische methodieken. De therapeuten hebben aldus een brede kennis van psychische en psychiatrische problematieken en opereren in een multidisciplinair team, waarin heel wat verschillende expertises worden samengebracht.
In het structureel overleg dat wij met de sector hebben gehad, is het thema van HSP nog niet aan bod gekomen. Zoals gezegd, denk ik, als ik uw vragen goed heb beluisterd, dat het het meest eenvoudig is als we op het niveau van het kabinet het initiatief nemen om een aantal partijen in contact te brengen met HSP Vlaanderen.
Zoals gezegd, is het tot nu toe onze voorkeur geweest om een integrale en globale aanpak inzake geestelijke gezondheidsbevordering en vroegdetectie te organiseren. We maken daarbij geen onderscheid op basis van persoonlijkheidskenmerken. Indien er daarvoor redenen zouden zijn en dat binnen de mogelijkheden zou liggen, is er uiteraard geen enkel bezwaar om dat mee te bekijken. Ik denk eerlijk gezegd dat het het meest praktisch en pragmatisch is dat we dat overleg organiseren.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het is heel positief dat u erkent dat we moeten inzetten op het kenbaar maken van wat HSP precies is en op sensibiliseren bij de eerstelijnsverzorgers. Het treft 15 tot 20 procent van de bevolking. Dat is een immens grote groep. Ook heel wat experten en onderzoekers stellen dat we HSP moeten opnemen in DSM-V. Dat is niet zomaar, het is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, en daar mogen we niet lichtzinnig mee omgaan.
Het is uiteraard niet evident om die diagnose te stellen. Er zijn verschillende gradaties. Er is een duidelijk kader nodig. Ik ben dan ook heel enthousiast over uw voorstel om in gesprek te treden met HSP Vlaanderen. Zij zijn het best geplaatst om vanuit hun ervaring te kijken hoe we dit kenbaar kunnen maken bij het grote publiek. Ze kunnen een enorme meerwaarde leveren, vanuit hun expertise, op wetenschappelijk vlak en qua informatievergaring. Ik kijk uit naar de resultaten van die gesprekken en de mogelijke concrete acties die eruit voortvloeien. Ik ben in blije verwachting.
De vraag om uitleg is afgehandeld.