Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de problemen bij de Nederlandse Taalunie
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, op de Nederlandse Taalunie werd flink bezuinigd, naar verluidt vooral op vraag van de Nederlandse regering. Nu duidelijk wordt hoe een en ander geïmplementeerd wordt, trekken vele betrokkenen aan de alarmbel. Het gaat over personeelsleden van de Taalunie maar ook over organisaties die sinds jaar en dag door de Taalunie ondersteund worden.
Ik voel me als parlementslid mee schuldig aan wat ik steeds meer ga ervaren als een neerwaartse spiraal, waarin de Nederlands-Vlaamse samenwerking terechtkomt, zeker als het gaat over overheidsinstellingen die de Nederlands-Vlaamse samenwerking moeten schragen.
We hebben al het verhaal van het Cultureel Verdrag tussen Nederland en Vlaanderen meegemaakt. Dat is in eerste instantie niet uw bevoegdheid, maar ook daar hebben we die neerwaartse spiraal volop zien functioneren.
We hebben de plannen voor de bezuinigingen gezien en hebben die ook binnen de Interparlementaire Commissie van de Taalunie lijdzaam ondergaan. We hebben wel vragen gesteld en opmerkingen gemaakt maar de Interparlementaire Commissie heeft geen budgetrecht. Dat is een zaak van de nationale parlementen. Uiteindelijk hebben we ook in de Interparlementaire Commissie het vertrouwen gegeven aan de regering op voorwaarde dat de besparingen, en daar gingen we van uit, konden gebeuren zonder dat er echt in het vlees zou worden gesneden, zoals men dat dan zegt.
Ik ben er vandaag lang niet meer van overtuigd dat die besparingen worden doorgevoerd zonder in het vlees te snijden. Ik krijg steeds meer het gevoel dat er wel degelijk wordt ingegrepen op zaken die tot de essentiële taken van de Taalunie behoren, zaken ook waardoor die Taalunie op het terrein het verschil maakt. Een organisatie die een besparing moet slikken van meer dan 20 procent in een periode van vijf jaar, tussen 2011 en vandaag, dat is niet niks. Ik weet niet of dat echt redelijk is, of men dat kan doen zonder in het vlees te snijden.
Wanneer we de reacties lezen, komt die besparing het hardst aan bij het onderwijs Nederlands in het buitenland. Het gaat over een besparing van meer dan een vierde of 25 procent op een van de speerpunten van de Taalunie, daar waar de Taalunie wel degelijk het verschil maakt. Dit terwijl er voor communicatie – bij wijze van kanttekening – de voorbije jaren een stijging was van de middelen met 20 procent, tot in 2015. Ik weet niet of dat de juiste keuzes zijn, of het verkopen van het merk Taalunie in dezen belangrijk is. Het is geen waspoeder, de Taalunie moet zich niet als een product in de markt zetten. Een overheidsinstantie is belangrijk om werk te leveren achter de schermen, op het terrein.
Minister, deelt u de bezorgdheid dat essentiële taken van de Taalunie in het gedrang komen? Of bent u wel degelijk aan het werk zonder in het vlees te snijden? Wanneer u die bezorgdheid deelt, bent u dan bereid om initiatieven te nemen om het beleid waar nodig bij te sturen? Welke stappen bent u van plan op korte termijn te zetten om de ongerustheid in het veld, want die is er wel degelijk, terecht of ten onrechte, weg te nemen?
De heer Bajart geeft het woord.
De heer Vandaele heeft al een inleiding gegeven. Ik zal die niet herhalen.
Minister, er werden deze legislatuur al verschillende vragen gesteld bij de werking van de Taalunie, maar tot nog toe gingen die voornamelijk over de gevolgen van besparingen en de keuzes die daaruit voortvloeiden. We moeten het daar verder niet uitgebreid meer over hebben, want die zaken zijn bekend.
Recent kwam boven op de besparingen echter nog een nieuw aspect aan het licht. Zo zou de Taalunie nu, volgens de pers, tot op het bot verdeeld zijn. Onder het beleid van de algemeen secretaris van de Taalunie zou een zeer hiërarchische manier van werken schuilgaan, zelfs van intimidatie en een angstcultuur. Een gesloten managementteam zou alle lijnen uitzetten waarbij de deskundigen niet gehoord zouden worden of zich op zijn minst niet meer bij het beleid betrokken voelen.
Personeelsleden hebben anoniem getuigd aan de pers uit angst voor juridische repercussies. Ze stellen dat kritiek niet welkom is en dat kritische werknemers zelfs bedreigd worden met ontslag. In 2014 dienden zeker vijf werknemers een klacht in bij een vertrouwenspersoon. Bij uw Nederlandse collega werd het volgende opgetekend: “Onze ervaring is dat onvrede bij veranderingen en bezuinigingen eerder regel is dan uitzondering. Het ministerie laat zich uitvoerig informeren over de gang van zaken en constateert dat de Taalunie zelf haar uiterste best doet om de veranderingen in goede banen te leiden.”
Het is natuurlijk mogelijk dat het alleen maar zo lijkt, dat er in dit dossier wel rekening mee is gehouden, maar in de verschillende transitieprojecten die de laatste weken en maanden de revue passeren, zien we gelijkaardige noodkreten en kritiek. Het is dan ook belangrijk te weten wat er precies aan de hand is en op welke manier daar preventief maar ook achteraf mee kan worden omgegaan.
Minister, op welke manier werd bij de hervormingen binnen de Taalunie ook rekening gehouden met changemanagement en HR-beleid? Klopt het dat er in 2014 klachten werden ingediend bij een vertrouwenspersoon om de aangehaalde redenen? Is dit enkel te wijten aan de hervorming en besparing bij de Taalunie of speelt hier toch meer?
Mevrouw Segers heeft het woord.
We hebben het inderdaad al meermaals over deze kwestie gehad. Ik heb ook aan minister-president Bourgeois rechtstreeks de vraag gesteld. Verschillende parlementsleden hebben dat gedaan op 26 mei. De bottomline is altijd dezelfde. Als gevolg van de beslissingen van de Nederlandse en Vlaamse Regering wordt er nu echt een hiaat geslagen in een van de kernopdrachten van de Nederlandse Taalunie en in een van de ambities van deze Vlaamse Regering, met name het versterken van de positie van het Nederlands in Europa en in de wereld.
Minister, vindt u dat de juiste keuzes zijn gemaakt om ook daar te besparen? Hebt u daarover al overleg gehad met uw Nederlandse collega’s?
Ik wil me graag heel kort namens mijn eigen fractie aansluiten. Ik zal het hoofdaandeel sparen voor maandag op de interparlementaire commissie (IPC). Ik wil me graag aansluiten bij de bekommernissen die de voorgaande sprekers hebben verwoord, zowel over het inhoudelijke, het financiële, als over personeelsmanagement en de internationale relaties. Het is te ver gegaan.
Minister, ik benadruk dat ik me bij elk van de drie dimensies van de vraagstellers aansluit. Wat de heer Bajart vertelt, is ook mij ter ore gekomen. Het is heel erg moeilijk om als politicus met dit soort dingen om te gaan. Laten we het maandag verder hebben over het communicatiebudget en de inhoudelijke keuzes.
Ik deel de bekommernis absoluut. Ik wil graag hardop vertellen dat voor mij de Nederlandse Taalunie een heel belangrijke instelling is. Er mocht inderdaad misschien een en ander in gebeuren, maar over het proces dat nu gebeurd is, kunnen we ons afvragen of het dat was dat het huis nodig had.
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, ik ben inderdaad blij dat er wordt gesteld dat het debat komende maandag multilateraal – zoals dat dan heet – op de IPC-vergadering zal kunnen worden voortgezet. In afwachting zal ik proberen om zo goed mogelijk te antwoorden op de gestelde vragen.
Bij de afweging van de invulling van de bezuiniging is rekening gehouden met het overeind houden van alle kerntaken en doelstellingen van de Taalunie. Daarom zijn de bezuinigingen evenredig over de drie inhoudelijke doelstellingen, met name taalbeleid, taalinfrastructuur en taalgebruik, gespreid. Daarbij zijn de kerntaken van de Taalunie nadrukkelijk overeind gebleven. Dat geldt dus ook voor het onderwijs van het Nederlands als vreemde taal en de internationale neerlandistiek, waarover onrust is ontstaan. Aan de basisfinanciering voor afdelingen Nederlands buiten het taalgebied en de didactische ondersteuning voor docenten wordt niet getornd.
De door het management voorgestelde bezuinigingen op de zomercursussen en op de loontoeslagen voor docenten die als moedertaalsprekers buiten het taalgebied werken, waren echter te drastisch. In overleg met de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN) is inmiddels afgesproken om de zomercursussen op een alternatieve, goedkopere manier voort te zetten en breder te oriënteren, in aansluiting op de behoeftes van deze tijd. Ook wordt de suppletieregeling – met een beperking van de middelen – overeind gehouden. Deze zal evenwichtiger gespreid over de wereld worden ingezet, zodat ze ook de neerlandistiek in andere regio’s van de wereld ten goede komt en daarmee een eerlijker instrument wordt.
Naar aanleiding van de artikelen waarnaar de vraagstellers verwezen, is er meerdere malen overleg geweest tussen de medewerkers van de ministers uit het Comité en de algemeen secretaris van de Taalunie en ook tussen de ministers zelf. Daar is geconstateerd dat de ontevredenheid en onrust vooral zijn terug te voeren tot een combinatie van veranderingen en bezuinigingen. Uiteraard neemt het Comité van Ministers de onrust ernstig en moet er worden gewerkt aan oplossingen.
De algemeen secretaris is verzocht om te investeren in het herstellen van het draagvlak, intern en extern. Daartoe is een plan van aanpak gemaakt, gebaseerd op een meer heldere communicatie. Intern wordt ingezet op extra betrokkenheid en begeleiding van de medewerkers en het herstel van vertrouwen. Ook extern wordt gewerkt aan het herstel van vertrouwen en het maken van goede afspraken. Met die aanpak zijn de afgelopen weken al positieve resultaten geboekt. Er is, zoals aangegeven, een voorlopig compromis met de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN) over de toekomst van de zomercursussen en de loontoeslagen voor docenten die als moedertaalsprekers buiten het taalgebied werken. Dit compromis zal de komende maanden verder worden uitgewerkt.
Ook met het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL) is afgesproken om de komende maanden tot goede gezamenlijke afspraken te komen. In onderling overleg worden de contouren voor een breder Instituut voor de Nederlandse Taal (INT) geschetst. Verder zullen de komende maanden diverse gesprekken worden gevoerd met sleutelfiguren en partijen uit het veld.
Uiteraard zijn de veranderingen niet van de ene op de andere dag ingezet. Nadat het Comité van Ministers in juni 2013 opdracht had gegeven om een nieuw strategisch plan voor de Taalunie uit te werken, zijn met externe begeleiding diverse werksessies georganiseerd, waarbij het voltallige personeel heeft kunnen meedenken over de nieuwe doelstellingen. Het nieuwe strategische plan dat daaruit voortkwam, werd eind 2013 door het Comité van Ministers vastgesteld.
Vervolgens werd een nieuwe organisatiestructuur geïmplementeerd met drie nieuwe inhoudelijke afdelingen, om het vernieuwde beleid vorm te geven. Aan het hoofd van deze drie nieuwe afdelingen kwamen drie nieuwe inhoudelijke afdelingshoofden te staan. Voor deze nieuwe functies kon iedereen van het Algemeen Secretariaat zich, ongeacht zijn of haar functie, kandidaat stellen. Op basis van professionele assessments zijn hiervoor twee interne kandidaten geselecteerd, en is er één kandidaat extern geworven.
In 2014 zijn de nieuwe hoofden met hun afdelingen aan de slag gegaan, om de overkoepelende strategie te concretiseren in een beleidsplan, dat het Comité van Ministers eind 2014 heeft vastgesteld. De nieuwe inhoudelijke strategie wordt momenteel nog verder geconcretiseerd in afdelingsplannen die aan het eind van dit jaar aan het Comité van Ministers zullen worden voorgelegd.
Boven op deze vernieuwingsoperatie kwam er eind 2014, na besluit hiertoe door het Comité van Ministers, een personele reorganisatie van het Algemeen Secretariaat. Ook hiervoor is externe begeleiding ingeroepen, zowel juridisch als op het vlak van human resources. Daardoor kon een juridisch sluitend plan van aanpak worden opgesteld, inclusief nieuwe functieprofielen met nieuwe competenties.
De combinatie van inhoudelijke veranderingen en de personele reorganisatie heeft bij medewerkers voor onzekerheid en onrust gezorgd. Die onrust wordt ernstig genomen. Om medewerkers in staat te stellen hun nieuwe functie in te vullen en het interne vertrouwen te herstellen, zal in persoonlijke begeleiding van medewerkers worden voorzien met behulp van een hr-deskundige. Er zullen persoonlijke ontwikkelingsplannen worden opgemaakt, waarmee medewerkers de nieuwe competenties die van hen worden verwacht, verder kunnen ontwikkelen en versterken.
Er werd ook een vraag gesteld met betrekking tot klachten bij een vertrouwenspersoon. Het Comité van Ministers heeft van de vertrouwenspersoon geen apart rapport ontvangen. Wel is er het reguliere verslag dat de vertrouwenspersoon met de algemeen secretaris heeft besproken. Aan de meldingen in het reguliere verslag hoefde geen opvolging te worden gegeven.
Tot zover de antwoorden die ik u momenteel kan geven, maar ik vind het goed om dit debat maandag voort te zetten.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, u zegt dat de didactische ondersteuning van de docenten Nederlands blijft, maar er is wel gemorreld aan de suppletie. Er is nu een tijdelijke overgangsmaatregel waarbij die suppletie wel blijft maar minder dan vandaag. U voegt er nu nog aan toe dat het ook zal worden gespreid over andere plaatsen dan nu het geval is. Hoger zullen de bedragen zeker niet worden. Ze zijn al lager en dan gaan we ze ook nog eens spreiden. Ik denk net dat we hiermee als Taalunie het verschil maken. Mensen die in het buitenland doceren, verdienen het zout op hun patatten niet. Die kleine suppletie – klein naar onze normen – maakt wel een verschil.
Iets anders zijn de zomercursussen. Ik begrijp dat er naar alternatieven wordt gezocht, onder meer via privéfondsen of ondersteuning door bedrijven. Het is een nuttige piste, maar we moeten er wel voor zorgen dat we onszelf niet voorbijhollen. Ik hoor dat taalvervolmaking ook op tal van andere manieren kan en dat de markt dat ook doet. Ja, maar die zomercursussen hebben niet als eerste doel om aan taalvervolmaking te doen. Het is een extraatje dat erbij komt, maar kennismaking met de samenleving hier en in Nederland is de eerste opdracht. Wordt ongetwijfeld vervolgd.
U zegt dat het draagvlak intern en extern wordt hersteld en dat er intussen vooruitgang wordt geboekt. Ik hoop het. Het is heel moeilijk voor een parlement of voor een politicus om zich te mengen in hoe een organisatie of een secretariaat draait. Dat is niet onze taak, evenmin als het personeelsbeleid, zolang er natuurlijk geen onrechtvaardigheden gebeuren. Dan zou het wel onze taak kunnen worden.
Mensen moeten op een normale manier worden behandeld. Daar zit misschien een pijnpunt. In oorsprong was het toch ook de bedoeling om op het apparaat te bezuinigen, maar dat lijkt zeer moeilijk te zijn, ook door het zware statuut. Intussen werken er een aantal mensen minder, maar worden er ook nieuwe mensen aangenomen. Het is een beetje een verwarrend verhaal. Men wil op het apparaat bezuinigen, maar is het de goede manier zoals het nu gebeurt?
Minister, u hebt gezegd dat in 2013 een nieuw strategisch plan is uitgewerkt. Dat was een opdracht van het Comité van Ministers. Wat me af en toe ergert, is dat er wel degelijk een goedgekeurd meerjarenbeleidsplan was voor 2013-2017 met ook besparingen, dat een stille dood is gestorven. Het is vervangen door een veel ingrijpender traject. Ook in Vlaanderen is het al zo geweest dat we meer moesten besparen dan we dachten. Maar hier liggen de percentages toch veel hoger dan wat we in Vlaanderen hebben gedaan.
De heer Bajart heeft het woord.
Ik hoor dat het draagvlak intern en extern zou worden hersteld. Ik weet dat dat niet eenvoudig is. Minister, ik begrijp dat u daarover niet meer kunt zeggen. Ik volg dit op.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik kom even terug op het debat hierover met de minister-president. Hij heeft ons toen echt verzekerd dat hij kwaliteitsvol onderwijs Nederlands binnen en buiten het taalgebied een prioriteit vond, net als de promotie van taal en talige cultuur. Hij heeft toen ook aangegeven dat hij zelf een overleg ging houden met Geert Joris. Ik ga ervan uit dat de minister-president bij het overleg met het Comité van Ministers was. Dat is een belangrijk signaal. Eerlijk gezegd, ben ik heel bezorgd over de Vlaams-Nederlandse samenwerking. De spiraal gaat naar beneden. Eerst werd de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland (CVN) gekortwiekt. Nu is er gerommel bij de Taalunie. Dat zijn keuzes die toch wel ingrijpend zijn. Ik denk dat er maandag eens goed moet worden gedebatteerd over waar we in de toekomst naartoe willen met de Vlaams-Nederlandse samenwerking die we toch zeer erg genegen zijn.
Minister Gatz heeft het woord.
Het is evident dat iedereen kan vaststellen dat de transitie waarin we nu zitten, moeilijker verloopt en langer duurt dan we hadden verwacht en misschien ook wel goed is voor zo’n proces. We zitten er nu middenin en moeten er dus voor zorgen dat we er op een degelijke manier uit geraken. De combinatie van zowel de besparingen als de hervormingen maakt dat de moeilijkheidsgraad nog wat wordt verhoogd. Er is een gesprek geweest tussen de voorzitter van het Comité van Ministers, dat bestaat uit mevrouw Bussemaker, mevrouw Crevits en mezelf, en de algemeen secretaris om de uitgangspunten van de hervorming te herbevestigen, maar ook met de vraag om in een stijl van redelijkheid en dialoog de hervorming verder te zetten. De eerste voorzichtig positieve signalen zijn er. We zullen dit van nabij opvolgen. Het is goed om met de betrokkenen er maandag verder op door te gaan.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, we zullen er maandag zeker op doorgaan. Dan zijn ook de Nederlanders erbij, wat het wat pittiger kan maken.
De N-VA blijft voorstander van een sterke Vlaams-Nederlandse samenwerking. De instrumenten die er zijn, moeten we koesteren. De Taalunie is toch een uniek instrument dat iedereen ons benijdt. Zelfs de francofonie heeft dat niet, net zomin als het Duitse taalgebied of het Engelse taalgebied. We moeten dit koesteren en ervoor zorgen dat het niet in de fameuze neerwaartse spiraal terechtkomt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.