Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Op 20 maart 2014 maakte de VRT de resultaten bekend van de ‘Diversiteitsmonitor VRT-televisie 2014’. Het gaat om een onderzoek dat is uitgevoerd door de Universiteit Antwerpen en de KU Leuven in opdracht van de VRT-studiedienst waarin het Vlaams aanbod van de VRT-televisienetten een jaar lang onderzocht werd.
In antwoord op een schriftelijke vraag van de heer Verstreken citeerde u de summiere resultaten uit het VRT-persbericht: “In 2014 kwamen op de VRT-televisiekanalen 7,6 procent nieuwe Vlamingen en 35,3 procent vrouwen aan bod, tegenover respectievelijk 6,8 procent en 36,6 procent in 2013. De aanwezigheid van personen met een handicap op de VRT-televisienetten steeg in 2014 van 0,7 naar 1,1. De VRT haalt met deze cijfers de streefcijfers die door de beheersovereenkomst aan de Openbare Omroep worden opgelegd: 33 procent vrouwen en 5 procent nieuwe Vlamingen.”
Voor 2011 werd de diversiteitsmonitor volledig ter beschikking gesteld, wat tot een aantal inzichten leidde. De VRT deed het in 2011 zowel op het vlak van etnisch-culturele diversiteit, genderdiversiteit als op het vlak van zichtbaarheid van mensen met een functiebeperking minder goed dan de private zenders. In 2011 klokte de diversiteit naar functiebeperking nog af op 2,1 procent. De cijfers die de VRT voor 2014 naar voren schuift, namelijk 1,1 procent, maken dus eigenlijk deel uit van een dalende trend die na 2009, met 2,4 procent, lijkt te zijn ingezet.
Voor de jaren 2012 en 2013 maakt de summiere rapportering over de diversiteitsmonitor op de VRT-website overigens geen gewag van diversiteit naar functiebeperking.
Deze vaststellingen illustreren de noodzaak om de Diversiteitsmonitor VRT-televisie 2014 en die van de voorgaande jaren volledig en publiek ter beschikking te stellen. Zeker met het oog op de besprekingen in het kader van de nieuwe beheersovereenkomst met de VRT moet de relatieve positie van de openbare omroep ten opzichte van de private spelers op het vlak van diversiteit op het scherm geduid worden, en dit tevens in een langetermijnperspectief.
Minister, waarom wordt de volledige studie Diversiteitsmonitor VRT-televisie 2014 evenals die van 2012 en 2013 niet openbaar gemaakt terwijl dit voor 2011 wel nog het geval was? Is het mogelijk om meer duidelijkheid te krijgen over de gehanteerde methodologie, zoals steekproefname en codering, voor de diversiteitsmonitor? Kan de VRT de cijfers verstrekken over diversiteit op het scherm voor de periode 2009 tot en met 2014, en dit zowel voor de VRT-kanalen als voor de private zenders? Welke beleidsmaatregelen plant u om te garanderen dat de diversiteit op de openbare omroep systematisch wordt gemonitord? Welke beleidsmaatregelen wilt u voortzetten en/of introduceren om diversiteit op de openbare omroep te garanderen?
De heer Vandaele heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de vraag van mevrouw Segers. Wij zien ook niet goed in waarom die cijfers niet zouden worden vrijgegeven. We vinden online wel een en ander terug over die diversiteitsmonitor, maar niet het volledige onderzoek, terwijl wij veronderstellen dat daar toch geen bedrijfsgeheimen in staan die aan het oog van de samenleving onttrokken moeten blijven. Wat ons betreft, graag transparantie. Dat is trouwens wat de VRT vorige week zelf zei: dat ze transparant willen zijn. Wij zien dan ook niet in waarom dat niet zou kunnen gebeuren met deze gegevens. Misschien omdat het in tegenstelling tot 2011 – toen was het een grootschalig onderzoek dat ook over de commerciële omroepen ging – nu veeleer gaat over resultaten die zij halen uit de reguliere metingen. Over dat grootschalige onderzoek van 2011 gaven zij wel volledige openheid.
Minister, ik hoor graag uw uitleg hiervoor. Wat ons betreft, is er in elk geval geen enkel probleem dat dit onderzoek ter beschikking wordt gesteld.
De heer Bajart heeft het woord.
Het uitbouwen van een permanent meetsysteem zou ervoor kunnen zorgen dat de key performance indicators (KPI’s) die net niet worden gehaald, tijdig kunnen worden opgepikt en dus tijdig kunnen worden rechtgezet. Dat lijkt me een goed idee, maar ik vraag me af of dit niet de zaak is van de VRT zelf. Eigenlijk is het permanent monitoren een zaak voor de VRT. Zij moeten die KPI’s – of het dan gaat over diversiteit of andere zaken – halen en zij moeten ervoor zorgen dat ze die halen. De VRT moet daar misschien zelf verantwoordelijkheid in nemen. Het gaat niet op dat er streefcijfers worden vastgelegd en er dan meer ingrepen nodig zijn om die cijfers te halen. Dat is een onderdeel van de beheersovereenkomst van de VRT, en de VRT moet er dan ook binnen de grenzen van het haalbare alles aan doen om de doelstellingen te halen. Een permanent meetsysteem kan daar een onderdeel van zijn, maar de rest moeten ze volgens mij zelf uitwerken.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik wil beginnen met de beginselen van de beheersovereenkomst te schetsen met betrekking tot diversiteit. Operationele doelstelling (OD) 2.1 van de beheersovereenkomst stelt: “De VRT ontwikkelt jaarlijks een actieplan met betrekking tot de vertegenwoordiging van specifieke doelgroepen, vertaald in streefcijfers voor de vertegenwoordiging van vrouwen (33 procent in het gehele intern en extern geproduceerde tv-aanbod, uitgezonderd programma-aankoop) en van nieuwe Vlamingen (5 procent in het gehele intern en extern geproduceerde tv-aanbod, uitgezonderd programma-aankoop) en met betrekking tot bereik.”
OD 2.2 vult aan: “De VRT organiseert een jaarlijkse monitoring via een externe, onafhankelijke partij met betrekking tot de evenwichtige vertegenwoordiging en genuanceerde beeldvorming van de doelgroepen vrouwen, nieuwe Vlamingen, personen met een handicap en senioren in sleutelprogramma’s op ieder tv-net, meer bepaald Vlaamse primetimeprogramma’s.”
De VRT heeft in 2014 de vooropgestelde streefcijfers uit de beheersovereenkomst gehaald: 7,6 procent van de sprekende actoren in de programma’s van Eén, Canvas, OP12 en Ketnet, behalve de aangekochte programma’s, waren nieuwe Vlamingen. 35,3 procent waren vrouwen.
De VRT kiest ervoor om de belangrijkste resultaten van zijn jaarlijkse diversiteitsmonitor publiek bekend te maken via een persbericht. Voor de belangrijkste resultaten van 2014 gebeurde dat op 20 maart 2015.
De VRT is van mening dat indien de gedetailleerde resultaten van de diversiteitsmonitor publiek werden bekendgemaakt zonder een gepaste toelichting vanwege de omroep, dit kon leiden tot onvolledige en onjuiste conclusies. Indien er geen duiding bij de resultaten kon worden gegeven, leverde dit immers onvolledige informatie op die op verschillende manieren zou kunnen worden geïnterpreteerd.
Iedereen die de resultaten van de monitor wil inkijken, kan terecht bij de VRT. De VRT-Studiedienst licht dan de gedetailleerde resultaten van de monitor toe en duidt ze met context. De resultaten zijn ook beschikbaar voor academisch onderzoek.
De meer gedetailleerde resultaten van de diversiteitsmonitor werden door de externe partner die de studie had uitgevoerd, Elektronisch Nieuwsarchief (ENA), wel aan de belangenverenigingen diversiteit voorgesteld. Daarop besprak de VRT de resultaten van de monitor met de verenigingen.
De VRT zal onderzoeken hoe in de toekomst de resultaten van volgende diversiteitsmonitoren publiek kunnen worden bekendgemaakt. Daarbij willen ze naast de feitelijke resultaten ook voldoende duiding kunnen geven.
Het diversiteitsonderzoek wordt uitgevoerd door Elektronisch Nieuwsarchief, in samenwerking met Universiteit Antwerpen en KU Leuven, nu ondergebracht onder het Steunpunt Media. Het onderzoek gebeurt in opdracht van en in overleg met de VRT-Studiedienst.
De VRT heeft al zeven keer een dergelijke diversiteitsmonitor laten uitvoeren. De laatste drie keer gebeurde dat volgens een nieuwe meetmethode, aangepast aan de beheersovereenkomst 2012-2016. Ik licht de methodologie van de voorbije drie diversiteitsmonitoren even toe. Er gebeurt een meting van enkel Vlaamse programma’s en dus geen aangekochte buitenlandse programma’s. Alle programma’s tussen 12 en 24 uur worden gemonitord op de aanwezigheid van vrouwelijke actoren en nieuwe Vlamingen. De programma’s in primetime, tussen 18 en 23 uur, worden ook gemonitord op leeftijd en handicap. In het weekend gebeurt hetzelfde voor Ketnet, ook tussen 8 en 12 uur omdat dit als primetime wordt beschouwd.
Men doet het enkel voor de eigen VRT-televisienetten: Eén, Canvas, Ketnet en OP12. En er is een ruime steekproef van gescreende programma’s verspreid over een volledig jaar.
Het voorbeeld dat voor 2014 wordt gegeven is het volgende. Het betreft 90 dagen verspreid over alle maanden. Er is een screening van 1600 uitzendingen waarbij 16.828 actoren in rekening worden gebracht, met name 7292 op Eén, 3393 op Canvas, 4845 op Ketnet en 1658 op OP12. De actoren moeten aan het woord komen en worden gecodeerd aan de hand van zichtbare en hoorbare kenmerken. Ik kan me voorstellen dat hier de context, duiding en methodologie van belang kunnen zijn voor de cijfers. Het gaat onder meer over huidskleur, taal, naam en context.
De codering gebeurde in 2014 door 13 codeurs die een uitgebreide opleiding kregen. Er werd gebruikgemaakt van dubbelcodering om “intercodeurbetrouwbaarheid” na te gaan.
Zoals u weet meet ENA sinds 2011 niet meer de schermaanwezigheid – dat zijn afkomst, gender, leeftijd en handicap – bij de Vlaamse private zenders. In plaats van ook codering toe te passen op het aanbod van de private zenders, kiest de VRT ervoor om de beschikbare middelen van dit diversiteitsonderzoek te gebruiken voor een ruime en betrouwbare steekproef en een kwaliteitsvolle analyse van de eigen zenders.
Ik kom tot de diversiteit op het scherm in de periode 2009-2014. Eerst geef ik enkele opmerkingen. Vóór 2012 werd de diversiteitsmonitor tweejaarlijks uitgevoerd. Sinds 2012 wordt er jaarlijks gemonitord, conform de beheersovereenkomst. De resultaten van 2009 en 2011 zijn niet te vergelijken met de resultaten van 2012, 2013 en 2014. De vergelijkingsbasis verschilt immers sterk.
De belangrijkste verschillen situeren zich op diverse vlakken, ik geef u er enkele. In de diversiteitsmonitoren 2009 en 2011 werden de sprekende ‘niet-blanke’ personen gemonitord. Voor de jaren 2012, 2013 en 2014 werden conform de beheersovereenkomst ‘nieuwe Vlamingen’ gemonitord. De definitie is: “niet afkomstig uit landen van de Europese Unie per 1 januari 1995”.
Een tweede methodologisch verschil is dat in de diversiteitsmonitoren 2009 en 2011 alle programma’s werden gecodeerd. Dat betekent dat naast de Vlaamse programma’s ook de aangekochte buitenlandse programma’s, waaronder bijvoorbeeld buitenlandse series en films, werden gecodeerd. Voor de jaren 2012, 2013 en 2014 gaat het – ik heb het al gezegd – enkel over de Vlaamse programma’s.
In de diversiteitsmonitoren 2009 en 2011 werden de programma’s tussen 16 en 24 uur gecodeerd. In de daaropvolgende jaren 2012, 2013 en 2014 werden, conform de beheersovereenkomst, alleen de programma’s in primetime gemonitord. Primetime wil zeggen tussen 18 uur en 23 uur, en voor Ketnet ook tussen 8 uur en 12 uur in het weekend.
De huidige beheersovereenkomst bepaalt in de door mij al voorgelezen operationele doelstelling 2.2 dat de VRT jaarlijks een monitor moet laten uitvoeren inzake de schermaanwezigheid van doelgroepen. Die garantie is er dus nu al. Extra monitoring ten laste van de VRT lijkt dan ook niet nodig te zijn. De VRT moet de omroep zijn van alle Vlamingen, en diversiteit is daar een onlosmakelijk onderdeel van. De VRT is zich daar ten volle van bewust. Ook bij de opmaak van de nieuwe beheersovereenkomst zal er voldoende aandacht voor dit thema zijn. De VRT zelf wil alvast ook haar inspanningen voortzetten, zodat de diversiteit zowel op als achter de schermen verder verbetert.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik moet in de eerste plaats zeggen dat ik het antwoord van de VRT nogal merkwaardig vind. De studie wordt besteld bij academische experts, het is een wetenschappelijk onderzoek ‘up to standard’ voor gevalideerde methodes. Ik zie niet in hoe het publiek verkeerde conclusies zou kunnen trekken. Wij kunnen best wel wetenschappelijke studies duiden. Je moet zelfs nog niet eens de besluiten van de onderzoekers erbij nemen; dat is het enige punt waarover we zouden kunnen zeggen dat er discussie over bestaat.
Ik vind dit eigenlijk heel merkwaardig. Nu moet het grote publiek het doen met een persbericht op basis van conclusies en een contextualisering die de VRT maakt. Daar moeten we het mee doen. Ik meen dat we beter onze eigen conclusies kunnen trekken. Trouwens, de studie van 2011 die wel beschikbaar is, is eigenlijk heel duidelijk uitgelegd.
Ik vind de methode om alle programma’s mee te nemen, net een goede methode. We moeten wel een onderscheid maken, maar het totaalplaatje op het scherm is natuurlijk wat telt. Het maakt niet uit door wie of waar een programma gemaakt is.
Ik vind de summiere manier van communiceren door de VRT eigenlijk symptomatisch. De openbare omroep zou veel ambitieuzer zou moeten zijn op het vlak van diversiteit, zowel voor als achter de schermen. We willen er graag op aandringen om dit te laten reflecteren in de streefcijfers die nu worden vastgelegd voor de beheersovereenkomst.
Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een Handicap (GRIP) pleit voor 1,5 procent personen met een functiebeperking tegen 2018 en 2 procent tegen het einde van de beheersovereenkomst. Ons lijkt dat de absolute ondergrens te zijn.
We stellen ook vast dat de VRT het streefcijfer voor vrouwen op het scherm van 33 procent wel met gemak haalt, maar dat er geen stijgende tendens is. We zijn echter wel met 51 procent vrouwen in deze maatschappij. Wat mij betreft mag dit streefcijfer worden opgetrokken naar 50 procent en zelfs naar 51 procent, dat zou een reële reflectie van onze maatschappij zijn.
Ik zou echt willen dat we dit meenemen, dat we aan de VRT vragen om meer ambitie aan de dag te leggen.
Hetzelfde geldt voor de nieuwe Vlamingen. Ook daar moet het streefcijfer het bevolkingsaandeel van 15 procent veel beter benaderen.
Essentieel is volgens mij dat de gangbare kwantitatieve evaluatie kan worden aangevuld met een kwalitatieve evaluatie. De VRT besteedt dit toch uit. We zouden evengoed vanuit de overheid de opdracht kunnen geven aan het Steunpunt Media om dit systematisch te doen, en om het te doen voor de hele sector zodat we de verschillende oproepen tegen elkaar kunnen afwegen. We moeten het ook doen voor alle programma’s, weliswaar met een onderscheid tussen eigen programma’s en aangekochte programma’s. En we moeten de resultaten vooral ook publiek maken. Publiek maken is immers een eerste stap naar sensibilisering voor het volwaardig erkennen van de minderheden in onze maatschappij.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, ik schrok toch ook even bij het begin van het antwoord van de minister. Ik begon opstandig te zweten – ik weet niet of dat kan opstandig zweten, maar ik heb het in elk geval gedaan.
Minister, eigenlijk zei de VRT in het begin van het antwoord: jullie zijn te stom om dat te begrijpen en daarom maken we dit niet bekend. Ik vind het dan weer heel stom van de openbare omroep om de minister zo’n antwoord te laten voorlezen in het parlement. De VRT zegt eigenlijk dat wij allemaal te stom zijn, dat we, indien het zou worden gepubliceerd, er toch niets van zouden begrijpen. Als dat zo is, moet de VRT er maar voor zorgen dat we het wel begrijpen, dan moet ze bij dat rapport maar enige uitleg zetten zodat zelfs de meest idiote collega weet waar het over gaat.
Met de rest van het antwoord hebben we inderdaad wel wat informatie gekregen. Toch ga ik concluderend akkoord met mevrouw Segers dat er geen enkele reden is om die zaken niet openbaar te maken, desnoods met wat uitleg erbij. Er is geen reden om dat niet te doen.
Ik wil me namens mijn fractie ook even aansluiten. Het antwoord verbaast me ook een beetje, minister. Ook ik vind dit een vreemde reactie van de VRT. Misschien moeten wij een cursus volgen. Misschien moeten we vorming krijgen over het lezen van rapporten. Weet ik veel. Nu pas word ik nieuwsgierig naar het rapport! We krijgen de indruk dat er iets te verbergen valt. Als men het op die manier doet, vind ik dat stom. Dat is mijn samenvatting hiervan.
Minister, het is altijd mogelijk om van een rapport een samenvatting te maken die beter leesbaar is. Het is niet de eerste keer, ook in de vorige legislatuur was er al discussie over het vrijgeven van de cijfers. Dat zou echt moeten stoppen.
Ten slotte sluit ik me aan bij mevrouw Segers en de oproep die enkele organisaties deden in de hoorzitting voor voldoende ambitieuze streefcijfers. Het is waar, mijnheer Bajart, ze zouden er zelf werk van moeten maken. Dat vind ik ook. Ik vind het niet kunnen dat de openbare omroep slechtere cijfers haalt dan de commerciële zenders. Hoe graag we ze ook zien, het is net daarom dat we kritisch mogen zijn. Het is niet in orde, minister.
Minister Gatz heeft het woord.
Dames en heren, het verbaast me dat we het debat voeren over de methodologie en niet over de inhoud. Ik heb alle begrip voor uw opmerkingen. De VRT zal zelf ook wel beseffen dat het niet helder communiceren over bepaalde rapporten tot dit soort van debatten kan leiden, wat onwillekeurig de aandacht afleidt van de grond van de zaak. De VRT heeft me ook verzekerd dat zij daarover in de toekomst andere communicatiestrategieën zal ontwikkelen. De streefcijfers die nu in overleg met de openbare omroep door het beleid zijn opgelegd, worden gehaald. (Opmerkingen)
– Miranda Van Eetvelde treedt als voorzitter op.
Jawel, de cijfers worden gehaald. Met 7,6 procent nieuwe Vlamingen zit men boven 5 procent en met 35 procent boven 33 procent voor vrouwen. Dat betekent niet noodzakelijk dat alles in orde is. Maar de VRT doet inspanningen en monitort. Blijkbaar is er een probleem om daarover helder te communiceren, waardoor er allerlei intentieprocessen ontstaan. Ik wil u toch waarschuwen, beste parlementsleden, om daarvan weg te blijven. Dat heeft geen enkele zin. De dialoog met de VRT is voor mij permanent en ook voor u steeds mogelijk. Laten we toch enigszins de rust doen neerdalen over dit debat.
Het is beter dat de VRT hierover helder communiceert. De conclusies die in de commissie worden getrokken over domme mensen die geen conclusies trekken, laat ik voor de commissieleden. De cijfers worden gehaald. De cijfers moeten omhoog, ik ga akkoord. De VRT is er zich ook van bewust. Dat zal ook in de nieuwe beheersovereenkomst zitten.
Ik verwonder me erover dat we nog maar een week na een uitgebreid debat tussen u en de VRT, waarbij ik zelf niet aanwezig was, vervallen in dezelfde mechanismes waarbij – misschien door ‘ondercommunicatie’ van de VRT, dat kan zijn – telkens nieuwe verdachtmakingen of theorieën ontstaan. Dit is een onrechtstreekse boodschap voor de VRT. We moeten de lat hoog leggen voor de openbare omroep, maar laat ons ook in redelijkheid de streefcijfers – die zijn gehaald, dat herhaal ik –verder aanscherpen, en het debat over methodologie en inhoud niet volledig vermengen. Ik wens de kerk toch een beetje in het midden te houden.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Het klopt dat de streefcijfers worden gehaald, maar niet voor mensen met een functiebeperking op de werkvloer. Daar worden ze niet gehaald.
Ik heb deze vraag opnieuw aangegrepen, omdat we in de hoorzitting een heel duidelijke boodschap hebben gekregen. Er is binnen de organisatie ook geen begrip voor waarom er niet open over wordt gecommuniceerd. Ik heb het ook gehad over de grond van de zaak. We moeten meer ambitie vragen van de VRT, en mijn boodschap aan u is om dat mee te nemen bij de opmaak van de nieuwe beheersovereenkomst, zowel voor vrouwen, als voor mensen met een andere etnisch-culturele achtergrond en als voor mensen met een functiebeperking.
De vraag om uitleg is afgehandeld.