Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over het toekomstperspectief van de Vlaamse Regering inzake de hartproblematiek
Verslag
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, regelmatig vernemen we dat topsporters tijdens een wedstrijd plots bezwijken aan hartfalen. Nochtans worden deze topsporters meermaals gescreend op hartafwijkingen. Er heerst op wetenschappelijk gebied een tweestrijd over het nut van screenings.
Hans Van Brabandt, cardioloog bij het kenniscentrum, noemt de huidige technieken in een recent persartikel ontoereikend, maar het enige alternatief. Hartscreenings zouden volgens hem geen effect hebben op het aantal plotse hartdoden of op hartfalen. Bovendien stelt de dokter dat de preventieve screenings veel overdiagnoses stellen, waarbij iets niet normaal is, maar dat hoeft niet noodzakelijk levensbedreigend te zijn. Deze mensen worden nodeloos bang gemaakt, krijgen vaak een overbodige behandeling en worden aangespoord te stoppen met zware inspanningen, terwijl deze helemaal geen bedreiging vormen.
Overdiagnose staat in contrast met de eerste strategische doelstelling in uw beleidsnota, minister, die benadrukt om enkel de noodzakelijkste ingrepen te laten plaatsvinden, zodat men een kosteneffectiviteit in de preventieve gezondheidszorg kan bereiken.
Andere mensen in de medische wereld zijn wel pro screening bij topsporters, meer bepaald bij duursporters. Hartscreenings zouden volgens de voorstanders belangrijker zijn bij de sporters dan bij de gewone burgers, hoewel dit niet helemaal wetenschappelijk bewezen is.
In het Vlaams Sportdecreet is er geen sprake van een verplichting van gezondheidsscreenings voor topsporters. Er wordt aan iedere actieve sporter wel gevraagd om vooraleer aan sport te doen, de huisarts te raadplegen voor een check-up.
Mijn vraag is gericht op een duidelijk standpunt. Het is aangewezen dat de Vlaamse overheid een duidelijk standpunt aanneemt en ook communiceert om de onrustige houding van de bevolking over dit thema te temperen.
Minister, wat is uw standpunt inzake screening op hartziekte bij de gewone burgers? Hoe staat u tegenover mogelijke overdiagnose? Plant u eventueel een gezondheidseconomische evaluatie inzake hartscreenings? Hebt u reeds overleg gepleegd met de minister van Sport over het standpunt van de Vlaamse Regering? Op welke wijze zal er worden gecommuniceerd aan de bevolking? Het is belangrijk dat er in de onduidelijkheid op het veld over wel of niet screenen, duidelijke lijnen worden getrokken. Er is ook een rapport uitgekomen van het kenniscentrum.
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, van 1 tot 5 juni 2015 vond de Week van het Hartritme plaats. Deze werd al voor de zesde maal georganiseerd en was een enorm succes. Het doel van deze week is aandacht te vragen voor de problematiek van hartritmestoornissen. Het initiatief werd genomen door de Belgische vereniging gespecialiseerd in hartritmestoornissen en haar partners. Het hoogtepunt was 4 juni 2015, toen de bevolking een gratis elektrocardiogram kon laten nemen en zo screenen op voorkamerfibrillatie.
Over het succes van deze campagne bestaat geen twijfel. De voorbije weken en maanden zagen we in Vlaanderen enkele jonge sporters sterven door hartproblemen. Veel ziekenhuizen waren al snel volgeboekt voor de gratis screening. Het thema leeft onder de bevolking en het debat of screening nuttig is, werd uitvoerig gevoerd in de media. Het gevolg was dat de bevolking het bos door de bomen niet meer zag.
Uit het advies van de Vlaamse werkgroep Bevolkingsonderzoek, dat u terugvindt op de website van het agentschap Zorg en Gezondheid, haal ik dat men het nog niet opportuun vindt om een bevolkingsonderzoek te starten naar hartproblematiek. Men geeft duidelijke, klare argumenten, die ik niet in vraag zal stellen. Het is niet mijn intentie om hier het debat over algemene hartscreening te starten. Wel wil ik aantonen dat, net zoals voor de meeste ziektes, er vanuit het preventieve luik belangrijke stappen ondernomen kunnen worden.
Het is op zich goed dat de bevolking inzit met haar gezondheid, maar het mag niet overgaan in paniek. In de meeste gevallen zijn hartproblemen te voorkomen door een gezonde levensstijl aan te nemen. Voornamelijk coronaire hartziektes of hartinfarcten kan men hierdoor aanzienlijk verminderen.
Uit de cijfers die op de website van het agentschap Zorg en Gezondheid staan vermeld, blijkt dat in 2012 2654 mannen en 1899 vrouwen aan coronaire hartziekten zijn overleden. Dit betekent dat de prevalentie van hartinfarcten beduidend hoger moet liggen.
Er bestaat bij de bevolking enige onzekerheid in verband met de hartproblematiek en de screenings. Vaak schuift het preventieve gedeelte naar de achtergrond. Veel mensen weten niet hoe belangrijk een gezonde levensstijl is. Het punt dat ik hier wil maken, is dat preventie ook zijn nut heeft. De algemene preventieregel, die inhoudt dat men best gezond eet, niet rookt en voldoende beweegt, geldt hier volledig.
Minister, mijn concrete vragen omvatten twee aspecten. Wat de hartritmestoornissen betreft, vraag ik me af wat de Vlaamse overheid zal doen om de mensen gerust te stellen. Deze actie heeft veel succes gehad. Hartritmestoornissen kunnen ernstige gevolgen uitlokken. Zult u op basis van deze actie nieuwe initiatieven nemen? Welke visie heeft de Vlaamse overheid op de aanpak van de algemene hartproblematiek om het aantal gevallen van grotendeels door levensstijl veroorzaakte hartinfarcten te verminderen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, in eerste instantie wil ik meedelen dat ik heel goed kan begrijpen dat het overlijden van topsporters vanwege hartfalen ons niet onberoerd laat. Het zet ons, in het bijzonder minister Muyters en mezelf, ertoe aan over ons beleid na te denken.
De organisatie van een EKG-screening bij een groot gedeelte van de bevolking om plots hartfalen te vermijden, valt onder de toepassing van de regelgeving betreffende het bevolkingsonderzoek. Met uitzondering van de sportmedische begeleiding van topsporters, beroepssporters en bepaalde te definiëren risicosporters, is hiervoor een toestemming vereist. Tot nu toe is voor de organisatie van een dergelijk bevolkingsonderzoek onvoldoende evidentie gevonden.
Ik wil even herhalen waarom de regelgeving is ingevoerd. Het is duidelijk dat heel wat initiatieven niet wetenschappelijk zijn onderbouwd of worden voorgesteld op basis van argumenten die niet altijd de volksgezondheid tot doel hebben. Om die reden is er een regelgeving.
Voor sommige, maar niet alle aandoeningen biedt een screening onmiskenbaar een aantal belangrijke voordelen. Door de ziekte of het risico eerder vast te stellen, kunnen verwikkelingen of zwaardere behandelingen worden vermeden en is de kans op herstel groter.
Ik merk even op dat geen enkel screeningsinstrument voor 100 procent betrouwbaar is. Screenings hebben ook nadelen. De valsnegatieven stellen de mensen onterecht gerust en de valspositieven maken mensen onnodig ongerust over de diagnose, de behandeling en de bijbehorende kostprijs. Er zijn mogelijk verwikkelingen bij de toepassing van het screeninginstrument.
Het gevoel bestaat dat de zorgverleners tot nu toe te weinig rekening hebben gehouden met de bevolkingsbenadering, namelijk de afweging van de voor- en nadelen op het populatieniveau, bij het nemen van de beslissing of een screening aan een grote groep zou worden aangeboden. Dit is een van de redenen waarom de regelgeving over het bevolkingsonderzoek in Vlaanderen tot stand is gekomen.
De mate van overdiagnosticering is eveneens een criterium dat systematisch in de afweging van de voor- en nadelen van een bevolkingsonderzoek op populatieniveau wordt opgenomen. Het vormt, samen met de andere criteria die in de regelgeving betreffende het bevolkingsonderzoek staan vermeld, een belangrijke aanwijzing van de doelmatigheid van de screening en van de kwaliteit van een bevolkingsonderzoek. Een overdiagnosticering moet zo veel mogelijk worden vermeden.
In een bevolkingsonderzoek wordt de hele doelgroep aan de eventuele nadelen van een screening blootgesteld. Indien de kans substantieel is dat het onderzoek nadelen kent, kunnen meer personen nadeel ondervinden dan personen uit de doelgroep voordelen ondervinden. Indien het een aanbod voor een screening op populatieniveau betreft, gaat het om een grote groep personen zonder symptomen of klachten. De voordelen moeten tegen de nadelen opwegen. Indien dit niet het geval is, is het niet aangewezen het bevolkingsonderzoek te starten.
De wijze waarop de initiatiefnemers over hun plannen communiceren en de mate waarin de communicatie de doelgroep toelaat op een geïnformeerde wijze te beslissen al dan niet deel te nemen, wordt voorafgaand aan de verlening van de toestemming mee beoordeeld. De initiatieven die niet aan de kwaliteitscriteria voldoen, zullen geen toestemming krijgen.
De adviezen van de Vlaamse werkgroep bevolkingsonderzoek en de toestemmingen worden op de website van het agentschap Zorg en Gezondheid gepubliceerd.
Tot op vandaag volgen we in het Vlaamse beleid het advies van het federaal kenniscentrum en de Vlaamse werkgroep Bevolkingsonderzoek hierover. Dat wil zeggen dat we een dergelijk bevolkingsonderzoek niet organiseren. Wel wordt al jaren ingezet op het bevorderen van een gezonde levensstijl in het kader van het voorkomen van een aantal chronische en vermijdbare aandoeningen, waaronder hart- en vaatziekten. Gezonde voeding, voldoende beweging, het beperken van sedentair gedrag, niet roken en matig alcoholgebruik zijn voor de hand liggende bepalende leefstijlfactoren. Daarom zijn dit al jaren belangrijke thema’s binnen het Vlaamse preventieve gezondheidsbeleid, geconcretiseerd in de gezondheidsdoelstellingen en actieplannen. Momenteel wordt het voortraject voor een nieuwe gezondheidsconferentie voorbereid, zodat de in 2015 aflopende gezondheidsdoelstellingen ‘voeding en beweging’ en ‘tabak, alcohol en drugs’ kunnen worden hernieuwd tegen eind 2016. Die thema’s zullen met andere woorden ook in de toekomst een centrale rol blijven innemen in het Vlaamse preventieve gezondheidsbeleid. Door die ‘brede’ aanpak wordt ingezet op de preventie van meerdere ziektebeelden tegelijk.
Een gezondheidseconomische evaluatie van hartscreenings is niet evident. In de KCE-studie (Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg) ‘Moeten jonge sporters een hartscreening ondergaan?’ werd de onderzoeksvraag gesteld wat zou de kosteneffectiviteit van een sportmedische hartscreening zou zijn. Het KCE concludeerde: “In de Belgische context zou een systematische sportmedische hartscreening heel duur zijn, terwijl er geen harde bewijzen zijn van de voordelen ervan en de nadelen aanzienlijk zijn. De kosten-batenverhouding zou dus zeer nadelig zijn.” In die context werd ter zake tot op vandaag dan ook geen initiatief genomen.
Zoals al werd aangegeven, is een gezonde leefstijl essentieel bij de preventie van een aantal chronische aandoeningen, waaronder hartaandoeningen. Op het vlak van gezondheidsbevordering richten we ons beleid prioritair op het bevorderen van beschermende factoren en het vermijden van factoren die risico’s vergroten. Door die ‘brede’ aanpak wordt ingezet op de preventie van meerdere ziektebeelden tegelijk. Zoals ik reeds aangaf, zijn gezonde voeding, voldoende beweging, het beperken van sedentair gedrag, niet roken en matig alcoholgebruik voor de hand liggende bepalende leefstijlfactoren, waarop we met het Vlaamse preventieve gezondheidsbeleid al jaren inzetten en zullen blijven inzetten, onder andere met het oog op de aanpak van de prevalentie van hartinfarcten.
In tweede orde kan door ziektepreventie, met name het vroeg opsporen van risicofactoren of beginnende hartaandoeningen, uiteraard ook gezondheidswinst worden geboekt. Tot nu toe is er geen evidentie die aantoont dat het nodig of zelfs zinvol is om systematisch op grote schaal hartaandoeningen, waaronder hartritmestoornissen, op te sporen. Wel is het nuttig dat via normaal voorziene contacten bij de huisarts aandacht gaat naar hart- en vaataandoeningen. Domus Medica ontwikkelde een instrument, de Gezondheidsgids, waarbij de huisarts in functie van het individuele risicoprofiel van de burger gericht aan preventie doet. Hij brengt leefstijlfactoren en biologische factoren in kaart en maakt dan een individueel preventieplan op. De meeste experten oordelen dat binnen onze gezondheidszorg die geïndividualiseerde aanpak voor hartaandoeningen het meest raadzaam is.
Het initiatief van de Belgian Heart Rhythm Association (BeHRA), waarbij de bevolking een gratis elektrocardiogram kon laten afnemen om te screenen op voorkamerfibrillatie, valt op het eerste gezicht onder de regelgeving van het bevolkingsonderzoek, waarvoor in principe mijn toestemming nodig is. Het is ons niet duidelijk in hoeverre de actie van BeHRA, de hele doelgroep in acht genomen, tot gezondheidswinst zal leiden. Het initiatief van BeHRA werd zonder mijn toestemming georganiseerd en kreeg bovendien eerder al, in 2012, een negatief advies van de Vlaamse werkgroep Bevolkingsonderzoek. We betreuren dan ook de gevoerde communicatie en het feit dat er geen initiatief werd genomen om dit met ons te bespreken, of het opnieuw op de agenda van de Vlaamse werkgroep Bevolkingsonderzoek te brengen. Alvorens we verdere maatregelen overwegen, zullen we, uiteraard samen met minister Muyters, met wie ik daarover uiteraard ook heb overlegd, de mensen van BeHRA, de vertegenwoordigers van de ziekenhuizen, het KCE en de werkgroep Bevolkingsonderzoek rond de tafel brengen, om de problematiek te bespreken en naar oplossingen te zoeken die wetenschappelijk onderbouwd zijn en in de lijn liggen van wat ik heb aangegeven. Op basis daarvan zullen we ook verder communiceren aan de bevolking.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer duidelijke antwoord, en ook voor de initiatieven die jullie onderling nemen, want dat was de grootste bekommernis, namelijk de uitspraken die worden gedaan door de sector zelf en die inderdaad de twijfels doen toenemen bij de bevolking. Het is zeer terecht dat men bij het maken van keuzes met betrekking tot bevolkingsscreenings overdiagnose moet vermijden, en dat men dat moet doen op basis van reglementering. Dat lijkt me zeer duidelijk. Zeker wat dat laatste betreft, was uw antwoord zeer duidelijk. We kijken in elk geval uit naar het vervolg van de rondetafel die u daarover met de mensen zult hebben.
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Zoals u zei, was dat zonder uw toestemming. Ik vernam uit diverse bronnen dat deze actie wordt gesteund door bloedverdunnersbedrijven, wat de opzet van deze campagne in feite niet ten goede komt. Zoals ik al zei in mijn vraag en u me antwoordde, zijn gezond eten, niet roken en voldoende beweging nog altijd het belangrijkst om hartziekten te voorkomen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.