Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, deze vraag moet u plezieren want het raakt aan de sport en de ploeg die ons allebei zeer na aan het hart liggen.
Ik wou u vragen naar de stand van zaken van de bouw van het nieuwe stadion op parking C. het wordt een beetje het Cplacedossier, naast Uplace. Midden mei heeft de stad Brussel beslist om verder te onderhandelen met het consortium rond Ghelamco en BAM voor de bouw van het nieuwe stadion op Parking C. De timing is vrij strikt: tegen 2018 moet het stadion er staan. Brussel zou de bouw willen laten starten begin 2016.
Tijdens de plenaire vergadering van 18 maart antwoordde u, minister: “Het project baart me enigszins zorgen. (…) ik ben daaromtrent nog nooit door de initiatiefnemers gecontacteerd – noch door de stad Brussel, noch door de Voetbalbond of een andere partner.” Er zou een werkgroep, voorgezeten door uw kabinetschef, zich wel over de plannen buigen en u zou dan met minister Smet overleg plegen.
Van op de R0 dient er een tunnel te komen richting het NEO-project, met tevens een verbinding richting de geplande ondergrondse parking onder het mooie, nieuwe stadion. Dit is de visie van de projectontwikkelaars waarmee voorlopig onderhandeld wordt.
Minister, zijn de plannen met betrekking tot een mogelijke tunnel vanaf de R0 met de Vlaamse overheid besproken? Zal de Vlaamse overheid verder betrokken worden bij de huidige en toekomstige besprekingen rond het nieuwe voetbalstadion? Wie betaalt de aansluiting van dit project op de R0?
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, ik weet dat deze vraag specifiek gaat over het mobiliteitsthema. Ik heb een tijdje geleden in de commissie Algemeen Beleid een vraag om uitleg ingediend, gericht aan de minister-president over het voetbalstadion op parking C. Dat werd jammer genoeg – en ik begrijp nog altijd niet waarom – afgewezen. Wie het dossier volgt, weet dat in september 2013 de Vlaamse Regering een intentieovereenkomst heeft getekend met onder andere het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest over de bouw van een nieuw voetbalstadion op parking C.
Er waren een aantal voorwaarden aan verbonden. Ik hoor de heer Doomst graag vragen hoe het zit met de financiële afwikkeling van een en ander. Een van de voorwaarden was, volgens mij, dat er vanuit Vlaanderen geen financiële inbreng mocht zijn. Er waren nog andere, maar daar ga ik niet over uitweiden omdat het niet in deze commissie thuishoort, maar ik denk bijvoorbeeld aan de atletiekpiste en dergelijke.
De heer Doomst, en de meeste mensen blijkbaar, gaan ervan uit dat het stadion er komt. De bouw zou starten in 2016 en afgewerkt worden in 2018. U weet dat wij, net zoals een aantal Brusselse en Vlaams-Brabantse gemeenten, niet gelukkig zijn met het nieuwe voetbalstadion. Ik weet niet over welke ploeg de heer Doomst het juist had, ik ben eerder supporter van een andere ploeg, die niet zo gelukkig is met het stadion, omdat het een soort van concurrentievervalsing zou betekenen voor de nationale ploeg. Maar dat doet hier niet ter zake.
Enkele weken geleden – en dat was de aanleiding voor mijn vraag in de commissie Algemeen Beleid – was er een debat in het Brussels Parlement over de resultaten van een nieuwe studie van een architectenbureau waaruit blijkt dat de renovatie van het Koning Boudewijnstadion heel wat meer voordelen zou bieden ten opzichte van een nieuw stadion op parking C. Het zou goedkoper zijn, ecologischer en sneller, waarbij de Memorial Van Damme zou kunnen blijven. Ik dacht dat ook een aantal partijen, waaronder de uwe, minister, in Brussel dit standpunt volgen en vinden dat er geen nieuw stadion op parking C moet komen, maar dat inderdaad het huidige stadion moet worden gerenoveerd.
Dat is mijn vraag naar aanleiding van de vraag van de heer Doomst. Heeft de mogelijkheid dat er geen nieuw stadion komt, zijn impact op de vragen van de collega? We kunnen nu moeilijk initiatieven nemen, wetende dat het stadion er misschien niet komt. Het lijkt me logisch dat we zekerheid moeten hebben dat het stadion er komt of niet, alvorens maatregelen te nemen.
De heer Parys heeft het woord.
Zoals we weten, is Brussel eigenaar van het stuk grond waarover het hier gaat. Brussel moet zich houden aan alle regels en wetgeving die van toepassing zijn aangezien de grond op Vlaams grondgebied ligt. Het is natuurlijk belangrijk dat we voldoende aandacht schenken aan de randvoorwaarden inzake mobiliteit. Daar is ook een intentieverklaring over afgesloten tussen de federale overheid en de gewesten in 2013. Er is ook een addendum van die overeenkomst.
Minister, hebt u al zicht op de maatregelen die Vlaanderen kan opleggen in die voorwaarden om de mobiliteitseffecten voor de omgeving tot een beheersbaar niveau terug te dringen?
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, mevrouw Moerenhout volgt dit dossier normaal gezien op. Ze heeft er al verschillende vragen over gesteld.
Minister, we hebben u al enkele keren gevraagd om een mobiliteitsvisie uit te werken voor heel die rand, omdat er verschillende projecten op stapel staan. Hebt u daarvan al werk gemaakt? Die projecten zullen heel wat effect hebben op de mobiliteit. Dan lijkt het mij geen overbodige luxe dat u als verantwoordelijk minister een mobiliteitsvisie neerlegt om daar alles in goede banen te leiden. Ik maak abstractie van het feit dat we een aantal projecten daar liever niet zien verschijnen, maar dat is nu niet het onderwerp van dit debat.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik kan u melden dat ik sinds 18 maart 2015 nog steeds geen contact heb gehad met de initiatiefnemer, zijnde de stad Brussel, wat ik betreur. Ik had wel wat signalen gegeven. Ik lees in de krant dat de voetbalclub zich intussen ook heeft teruggetrokken uit de gesprekken. Of is het herbegonnen? Dat is dan het meest recente.
Wel, en zo beantwoord ik meteen uw eerste vraag, is er contact geweest tussen het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) en de projectwinnaar Ghelamco/BAM. Dat gebeurde in aanloop naar het eerste biedingsmoment, nog voor de toewijzing. Er is trouwens ook overleg geweest met de andere twee kandidaten om de impact op de mobiliteit te bekijken in die ontwerpfase. Op deze overlegmomenten werden de eerste voorontwerpschetsen voor het project van de optimalisatie van de ring om Brussel toegelicht. De verschillende consortia hebben op hun beurt ook kort hun plannen toegelicht. Na 19 maart 2015 is er geen overleg meer geweest tussen het AWV en Ghelamco/BAM, omdat zij nog in bespreking zijn met voetbalcub Anderlecht en ongetwijfeld ook met de stad Brussel, de initiatiefnemer.
Het voetbalstadion bevindt zich op het grondgebied van de gemeente Grimbergen, wat automatisch betekent dat de Vlaamse overheid verder betrokken zal worden in het vergunningstraject, vooral via minister Schauvliege dan. Maar het is evident dat ook mijn diensten worden betrokken, het AWV en het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, zodra men zeker weet wat men wil, bij de verdere besprekingen over de mobiliteit en de afstemming op het project van de ring om Brussel.
Eerst was er een intentieverklaring, vervolgens een addendum. Dat is ondertekend door de toenmalige ministers-presidenten en de secretaris-generaal van de Koninklijke Belgische Voetbalbond. Daarbij werd uitdrukkelijk vermeld: “De inplanting van zo’n stadion op het grondgebied van de gemeente Grimbergen vereist een voorafgaand akkoord tussen het Vlaamse en het Brusselse Gewest over de afwikkeling van de mobiliteit en de Ring R0.” Ik verwacht dat men, gelet op die conditio, die vrij duidelijk is, zich ook tot ons richt.
Bij de uittekening van het nieuwe voetbalstadion werd door Ghelamco/BAM de heringerichte ring als uitgangspunt meegenomen. Onze diensten hadden dat al meegegeven, in het stadium van toen toch, want het voorontwerp wordt nu afgewerkt. De verdere afstemming van het project van Ghelamco/BAM en het project van de ring om Brussel moet nog in detail worden uitgewerkt.
Als u vraagt welk stuk wij gaan betalen, geldt, net zoals voor andere projecten die werden vermeld, dat Vlaanderen niet zal opdraaien voor projectspecifieke investeringen. Dat lijkt me evident. Het is zelfs nog niet duidelijk of er infrastructuurwerken worden gepland die een impact zouden kunnen hebben op bijvoorbeeld een gewestweg, of erop aansluiten of een betere ontsluiting geven. In dat geval kun je een verdeelsleutel bekijken. Maar wij dragen niet bij aan projectspecifieke investeringen.
Mijnheer Rzoska, u vraagt naar een mobiliteitsvisie en de samenwerking met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. We hebben een ontwerp van memorandum of understanding gekregen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, waarop wij wel bemerkingen hebben. Dus dat is intussen teruggegaan. Ik hoop dat we snel kunnen afkloppen en zo meer geïntegreerd de hele reeks ingrepen op de ring kunnen doen. Het gaat bijna altijd over dat hele stuk noordelijke ring, van de E40 tot aan de andere aansluiting met de E40. Daar willen we duidelijke afspraken over maken, al was het maar in functie van de timing van bepaalde werken. We hebben nu een steppingstone, zijnde het memorandum of understanding. Van die basis kunnen we alleszins vertrekken voor verdere besprekingen.
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de stand van zaken voor zover die u bekend is. We moeten dat dossier blijven opvolgen. Wanneer we kritisch zijn voor projecten als Uplace, NEO enzovoort, moet dit ons ook blijven beroeren. Normaal gezien zal die kalender en dus ook de druk vanuit het voetbal blijven. Mijnheer Sintobin, u hebt het over het renoveren van het Koning Boudewijnstadion. Het doet me wat dat u daarvoor pleit, ik verwachtte eerder dat u het zou consecreren.
Wat ik weet van dit project via contacten, is dat zij een vrij ingenieus plan hebben inzake afwikkeling van een aantal mobiliteitsproblemen. Vooral de manier van inrichten van de parking zou een aantal problemen kunnen oplossen waar wij nu mee zitten. Ik vind dat het parlement attent moet blijven voor en op de hoogte moet blijven van de evolutie van het dossier. We moeten op de hoogte blijven van de concrete inplanting van dit project. Het gevaar bestaat er immers in dat dit project er komt, dat een ander project volgt en dat het project wordt gesaucisonneerd. Die aanpak zou ons op termijn wel eens kunnen ambeteren.
De heer Sintobin heeft het woord.
Mijnheer Doomst, als u het verslag erop naleest, zult u kunnen lezen dat ik absoluut niet heb gepleit voor de renovatie van het Koning Boudewijnstadion. Ik heb gewoon verwezen naar de discussie in het Brussels Parlement en naar de resultaten van een nieuwe studie waarin staat dat een eventuele renovatie beter zou zijn dan een nieuw stadion op parking C. Meer heb ik niet gezegd.
Minister, ik verwijs nogmaals naar de intentieovereenkomst die de Vlaamse Regering heeft ondertekend en waar zes voorwaarden aan verbonden zijn. Ik dacht dat het de taak was van de Vlaamse Regering op erop toe te zien dat die zes voorwaarden worden nageleefd. Ik heb echter de indruk dat wij ons neerleggen bij het feit dat dat stadion er komt. We hebben het hier vandaag over mobiliteit, maar er zijn nog vijf andere voorwaarden waar voor zover ik weet, niet aan voldaan wordt wanneer er een nieuw stadion komt. Ik vind het dan ook bijzonder eigenaardig en ook een beetje vervelend dat u sinds 18 maart niet meer bent gecontacteerd of op de hoogte gebracht van de evolutie in dit dossier. U zegt wel dat er een voorontwerp is dat definitief zal worden afgewerkt. In dat voorontwerp is de mobiliteitsafwikkeling al opgenomen maar de Vlaamse Regering wordt daar zelf niet bij betrokken, en dat betreur ik.
De bedoeling van mijn vraag in de commissie Algemeen Beleid was te informeren of de minister-president nog overleg heeft gepleegd over dit dossier, maar misschien kunt u daar vandaag op antwoorden. U zegt dat u sinds 18 maart geen contact meer hebt gehad, maar geldt dat dan voor de volledige Vlaamse Regering? Of is er nog overleg? Als er geen overleg is, dan zullen wij, zoals de heer Doomt enigszins afgezwakt zei, daarnaar staan kijken en alles ondergaan en dan zal het stadion er in 2018 effectief staan, met de factuur voor Vlaanderen en met het niet vervullen van de zes voorwaarden van de intentieovereenkomst.
De heer Parys heeft het woord.
Ik heb als positief punt gehoord dat de minister aan een algemene aanpak werkt via een memory of understanding en dat de saucisse waarnaar de heer Doomst verwijst, zich niet zal materialiseren. Het is goed om op die weg verder te gaan. En uiteraard moet het parlement de minister blijven bevragen over dat overleg met Brussel en de resultaten die dat eventueel oplevert.
De vraag om uitleg is afgehandeld.