Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, mijn vraag gaat over de wetgeving op de continuïteit van ondernemingen, de fameuze WCO-wetgeving. Deze wetgeving voorziet in artikel 8 en 11 in de mogelijkheid voor de gewesten om organisaties, hetzij publieke, hetzij private, aan te duiden die de informatie die in de kamers voor handelsonderzoek toekomt – bijvoorbeeld laattijdige RSZ-betaling, wanbetaling inzake btw –, onmiddellijk moeten doorsturen naar specifieke organisaties die door de gewesten zijn aangeduid. Dat is een belangrijke troef die Vlaanderen kan hebben voor een preventiebeleid inzake faillissementen. Dat is een topic dat op dit moment toch vrij actueel is. De meerderheid werkt ook aan een voorstel van resolutie hierover dat binnenkort zal worden voorgesteld.
Mevrouw Annemie Turtelboom heeft in 2013, toen ze federaal minister van Justitie was, op een vraag van oud-collega Karel Uyttersprot gezegd dat ze ermee bezig was en dat die twee artikels op korte termijn zouden worden omgezet in een koninklijk besluit. Dat is niet gebeurd. Minister Geens heeft dat ook aangekondigd in zijn beleidsnota. Het staat trouwens ook in het federaal regeerakkoord.
Minister, hebt u zicht op een verbetering? Komt dat er? Als het er nog niet is, bent u dan bereid actie te ondernemen zodat Vlaanderen die bevoegdheid volwaardig kan opnemen?
Mevrouw Turan heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, dit is een zeer terechte vraag. Minister, wij hebben vorige week de conceptnota voor faillissementspreventie en tweede kans voor ondernemers uitvoerig in de commissie besproken. Het was een zeer aangename en inhoudelijke bespreking. Ik zie collega Ronse de wenkbrauwen fronsen, maar de aanzet tot deze vraag zat ook een beetje in de conceptnota.
Een correcte informatie-uitwisseling is heel belangrijk. Bepaalde informatie-uitwisseling op tijd bij bepaalde organisaties krijgen om op tijd te kunnen optreden, is één ding. Zodra die informatie er is, moet ze ook toekomen bij organisaties die ermee aan het werk kunnen. Zodra er een handelsonderzoek bij de Kamer van Koophandel is – niet-betaling van RSZ-bijdragen (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) of neerleggen van jaarrekeningen –, is het kalf al verdronken. Meestal leidt dat niet tot een doorstart maar tot een faillissement.
Dat is ook de reden waarom wij in de conceptnota hebben voorgesteld om de organisaties die dichter bij de ondernemers staan, tijdig te informeren en hen een rol te laten spelen. Mijnheer Ronse heeft terecht gezegd dat dat daar al klaar ligt, alleen het KB ontbreekt. Ik ben uiteraard ook geïnteresseerd in de andere antwoorden, maar ik sluit mij vooral aan bij zijn derde vraag. Het gaat over de organisaties die Vlaanderen daarvoor zal aanduiden. Ik heb weet van één organisatie die daar hard mee bezig is: Dyzo, tijdens de vorige legislatuur ontstaan uit een samenvoeging van Tussenstap en Efrem. Die mensen staan zwaar onder druk omdat de vraag toeneemt. Dat is normaal, gezien het aantal faillissementen. Het potentieel van mensen die zij kunnen helpen, groeit elke dag. Anderzijds hebben ze 33 procent minder middelen. Vorig jaar hebben zij eenmalig meer geld gekregen om de fusie te doen lukken. Maar dat hebben ze bij Dyzo niet zo begrepen. Zij zeggen dat zij zich hebben georganiseerd met het oog op het grotere aantal taken. Ze werken veel met vrijwilligers. Maar zij hebben de structuur die zij nodig hebben om ondernemers in moeilijkheden te helpen, moeten afslanken. Zij hebben daar iemand uit Antwerpen moeten laten afvloeien.
Ik ben er absoluut een voorstander van dat onze Vlaamse organisaties die dicht bij de mensen staan, erkend moeten worden in het kader van de wet op de continuïteit van ondernemingen, maar dan moeten er wel middelen zijn. Minister, als u straks Dyzo gaat aanduiden – naast Voka en UNIZO en dergelijke – als een van die organisaties, wat ik hoop, dan zit u met een probleem omdat ze daar de werktoevloed nu al niet aankunnen. Hoe gaat u hen klaarmaken om ten dienste te staan van de ondernemers in moeilijkheden?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Turan, ik ga daar natuurlijk niet op antwoorden. Naar aanleiding van een eenvoudige vraag van de heer Ronse vraagt u of ik nu eventjes heel mijn beleid inzake faillissementspreventie, waarover u toevallig vorige week een goede gedachtewisseling hebt gehad, helemaal ga uitklaren en of ik Dyzo wel of niet ga steunen. Ik ben het met één ding fundamenteel oneens: zij hebben niet 33 procent minder middelen. Twee organisaties fusioneren om redenen van efficiëntie. Ze moeten na de fusie efficiënter zijn dan voor de fusie de twee apart. Ze krijgen, als overgangsmaatregel, extra middelen om die fusie te kunnen waarmaken, en dan vallen ze terug op de middelen die er tevoren waren voor de twee organisaties. Ik vind dat de max. Mijn excuses, maar ik ga hierover niet verder discussiëren. U hebt het er al over gehad en u mag het nog herhalen, maar dat is de informatie die ik daarover heb.
Mijnheer Ronse, ik ben hiervan in elk geval op de hoogte. UNIZO heeft mij recent nog op de hoogte gebracht met het ‘Tienpuntenplan voor minder faillissementen’. Dit is daarvan een element. U zei al dat dit een onderdeel is van het federaal regeerakkoord. Ik moet wel die KB’s hebben vooraleer wij daar iets kunnen doen. Ik heb nog geen oproep geplaatst, want ik heb de KB’s nog niet. Ik heb er ook geen zicht op en ik ga dus niet zeggen wie daarvoor in aanmerking komt. Dat moeten wij daarna bekijken. Een eerste gedachte is natuurlijk dat Dyzo daarvoor een partner zou kunnen zijn, maar laat ons dat even afwachten.
Ik heb geen zicht op de planning van die KB’s. Ik zal graag aan minister Geens een brief schrijven om te vragen welke planning hij daarvoor voorziet.
De heer Ronse heeft het woord.
Dank u, minister. Mijn derde vraag ging helemaal niet over wat uw financiering zal zijn van deze of gene organisatie. Ze was enkel indicatief bedoeld: welke organisaties zouden in aanmerking kunnen komen?
Het is ten eerste zeer belangrijk dat eerst die twee artikels in een KB worden omgezet. Ten tweede moeten wij een duidelijke evaluatie kunnen maken. U bent daarmee bezig. Het zal, denk ik, straks in de vraag van mevrouw Turan aan bod komen – het was toch een van haar deelvragen –: de call met betrekking tot faillissementspreventie. Er zijn daar heel wat projecten geweest. Dyzo was niet de enige speler op dat terrein. Mevrouw Turan, Dyzo begeleidt vooral ondernemers met een rood knipperlicht. Verwante projecten zoals Ondernemershorizon begeleiden vooral ondernemers waar het knipperlicht op oranje staat. Er is daar een hele verdeling van taken en competenties. Nu zomaar in het wilde weg zeggen dat het fusiebudget in het budget van Dyzo behouden moet blijven, vind ik niet wijs. We moeten eerst het faillissementspreventiebeleid duidelijk maken, en scherp stellen hoe de middelen daar kunnen worden gealloceerd.
Ik ben blij dat de brief wordt gestuurd. Ik hoop dat men op federaal niveau snel gevolg geeft aan die terechte vraag en Vlaanderen daarvoor een bevoegdheid geeft.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister, als een collega vraagt welke organisatie Vlaanderen daarvoor zal aanduiden, is het logisch dat ik aan Dyzo denk, want Dyzo wordt door u gesubsidieerd en gefinancierd om dienstverlening te bieden aan ondernemers in moeilijkheden, ter preventie van faillissementen. Dat lijkt mij een logische partner. U hebt hun eenmalig een verhoogde subsidie gegeven, maar ze hebben ook veel meer taken gekregen. Ze moesten heel het Vlaamse landschap gaan afdekken. De bedoeling is dat zij laagdrempelig bij bedrijven gaan.
Rood knipperlicht, oranje knipperlicht, mauve knipperlicht, ik ben benieuwd welk knipperlicht we gaan invoeren. Ik vernoem die organisatie net om niet te wachten tot men bij een handelsonderzoek komt, want dan heb je sowieso een faillissement en geen doorstart.
OndernemersHorizon doet ook zijn werk, maar dat doet geen afbreuk aan het feit dat deze Vlaamse Regering DYZO heeft ondersteund en meer taken heeft gegeven. U zegt dat u de financiën daarvan niet uit de doeken gaat doen. Ik hoor dat dat blijkbaar ook geen grote liefde is. Voorlopig is dat wel uw enige vorm van laagdrempelige preventie ten aanzien van de bedrijven.
Ik ben hier enkel de boodschapper. Dit is wat de organisatie zegt. Zij hebben verhoogde middelen gekregen om te fusioneren, om meer te gaan doen, om laagdrempeliger te zijn en om naar de mensen te gaan. Vandaag kunnen ze niet anders dan vaststellen dat ze bijvoorbeeld al een grote provincie als Antwerpen moeten laten vallen. U hebt daar een probleem, minister. Ik noteer dat u bezig bent met faillissementspreventie. Mijn vraag om uitleg zal daar straks op aansluiten. Wij hebben een voorstel van resolutie ingediend, ook de meerderheid zal met een voorstel van resolutie komen. U zult waarschijnlijk met een aanpak komen. Ik zal die dan wel lezen in Het Belang van Limburg of Gazet van Antwerpen. Ik zal ondertussen een cursus begrijpend lezen volgen, collega Ronse. Dan zijn we wel waar we eindigen.
Maar weglopen gaat het probleem niet oplossen, minister.
Ik heb begrepen dat de minister een brief gaat schrijven naar minister Geens. Wij hebben geen brief geschreven, maar hebben eens gebeld naar het kabinet-Geens. De brief kan heel nuttig zijn, zeker omdat men daar aangaf dat men bezig is met een globale evaluatie en modernisering van de insolventiewetgeving, met de BCO daar ingepast. De bedoeling is dat dat dit jaar nog landt. Men zoekt daar ook samenwerking met de gewesten, onder andere ook met het oog op het nodige instrumentarium rond faillissementspreventie. Dus niet alleen met betrekking tot die twee KB’s, maar ook rond de globale aanpak zal overleg zijn nut hebben.
Bedankt, mijnheer Bothuyne, voor die informatie. Het is sowieso interessant om overleg te hebben tussen de verschillende niveaus om een gezamenlijke aanpak mogelijk te maken. Ik ben daar uiteraard ten volle toe bereid. Ik zal dat zo meenemen in het schrijven, dat ik hoop dat we in dat bredere kader kunnen samenwerken.
Mevrouw Turan, ik zou op alles kunnen reageren wat u zegt, maar we verschillen hier duidelijk van mening. Wat helemaal niet juist is, is dat wij daar blind voor zouden zijn. Ik ben hier helemaal niet blind voor. We moeten wel naar een effectieve aanpak gaan. Op uw vraag zal ik nog eens aantonen dat er veel meer dan één organisatie is die hiermee bezig is.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik wil naast de minister ook de heer Bothuyne bedanken voor zijn voorbereidende telefoontje, om de slagkracht van de brief te versterken. (Gelach)
De vraag om uitleg is afgehandeld.