Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Uit een studie van het Europees Agentschap voor Fundamentele Rechten (FRA) blijkt dat het uitbuiten van werkkrachten een sterk groeiend probleem is in de Europese Unie, zowel voor EU-inwoners als voor migranten van buiten de EU. Volgens Blanca Tapia van het FRA neemt het fenomeen in sommige sectoren zelfs “endemische proporties” aan. Een van de zwaktes van buitenlandse werknemers is hun gebrekkige talenkennis, waardoor ze vaak niet op de hoogte zijn van hun rechten.
Minpuntje aan de studie is wel dat concrete statistieken ontbreken. FRA zelf beweert dat 1 op de 5 sociale inspecteurs of politieagenten minstens 2 keer per week in aanraking komen met zware vormen van uitbuiting. Het illustreert zijn bevindingen met 217 case studies, zoals Litouwers die op Britse boerderijen werken, maar gehuisvest worden in stallen zonder enige hygiëne, tot een Bulgaars echtpaar dat in Frankrijk in de fruitpluk 15 uur per dag werkt, maar slechts 5 van de 22 weken werd uitbetaald.
Behalve in de landbouwsector is het probleem ook erg prangend in de bouw, de horeca, de voedingsindustrie en in de huishoudsector. Migranten worden als erg kwetsbaar bestempeld, omdat ze de taal niet spreken en vaak niet op de hoogte zijn van hun rechten. En als ze die toch zouden opeisen, vrezen ze het slachtoffer te worden van ontslag of zelfs uitwijzing.
In Vlaanderen gaan we er graag van uit dat dergelijke wantoestanden niet veelvuldig voorkomen. Toch blijft ook bij ons waakzaamheid geboden, getuige de jaarlijkse verslagen van de sociale inspectiediensten.
Minister, hebt u kennis genomen van de studie? Hoe komt Vlaanderen daaruit? In welke mate en in welke sectoren komen de Vlaamse inspecteurs in aanraking met zeer zware vormen van uitbuiting? Zult u uit het rapport beleidsconclusies trekken voor de werking van de Vlaamse inspectiediensten? Deelt u de conclusie van FRA dat de versnipperde Europese regelgeving en de verschillende inspectiestandaarden de strijd tegen uitbuiting bemoeilijken? Zal er vanuit ons land op Europees niveau een initiatief genomen worden om deze toestanden aan te kaarten, meer bepaald om alle EU-lidstaten aan te manen om de problematiek met een gelijke intensiteit aan te pakken en steun te bieden aan de slachtoffers?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Talpe, uiteraard ken ik de studie waar u naar verwijst. In het rapport van FRA wordt wel geen opsplitsing gemaakt op het niveau van de regio’s. We hebben dus geen aparte cijfers en bevindingen voor Vlaanderen.
Economische uitbuiting komt uit de studie naar voren als iets wat in elke lidstaat voorkomt, dus ook in België. Ik vind dat we dat krachtdadig moeten aanpakken. Daar zullen we het allemaal over eens zijn.
In het rapport worden de gecoördineerde acties in arrondissementeel celverband gelauwerd. FRA vindt die samenwerking tussen gespecialiseerde politie-eenheden en verschillende inspectiediensten een veelbelovende praktijk. Die diensten, inclusief mijn inspectiedienst, voeren proactief gezamenlijke inspecties uit onder leiding van een arbeidsauditeur of procureur. De inspecties vinden vooral in de risicosectoren plaats, maar ook in nieuwe of minder risicovolle sectoren.
De Vlaamse sociaalrechtelijke inspecteurs werken nauw samen met de federale inspectiediensten wat betreft het opsporen en bestrijden van illegale arbeid en uitbuiting. De gezamenlijke controles in arrondissementeel celverband vinden plaats in allerlei sectoren, maar dus vooral in de risicosectoren, die u zelf ook al noemde. In 2014 voerde de afdeling Toezicht en Handhaving in totaal 214 controles uit in arrondissementeel celverband. Omdat de federale sociale inspectiediensten aanwezig zijn bij die controles, nemen zij het initiatief om inbreuken op loon- en arbeidsvoorwaarden te sanctioneren. Dat is logisch, want het is federale bevoegdheid.
Als mijn inspectie bij andere controles en eigen onderzoeken vaststellingen doet, worden die in een proces-verbaal van inlichting gegoten. Via dat proces-verbaal stellen wij onze federale collega’s op de hoogte van wat wij daar gevonden hebben.
Ik heb aan mijn inspectie gevraagd of zij al dergelijke zeer zware gevallen van uitbuiting vastgesteld hebben. Dat blijkt inderdaad zo te zijn, maar gelukkig in zeer beperkte mate. Statistieken houden wij niet bij. Het zijn de federale diensten die die cijfers bijhouden, onder andere in het kader van de strijd tegen mensenhandel.
Met de zesde staatshervorming hebben we het wettelijk kader van het arbeidsmigratiebeleid overgekregen. De wetgeving van 1999 bestaat uit heel wat diverse bepalingen. We willen die wetgeving daarom herbekijken. De doelstelling moet zijn dat zo’n arbeidsmigratiebeleid wordt gevoerd vanuit het arbeidsmarktbeleid, dus vanuit de noden van de arbeidsmarkt. Samenwerking met de andere gewesten, de buurlanden en de rest van Europa is daarbij aangewezen. De naleving van de wettelijke arbeidsvoorwaarden en correcte arbeidsomstandigheden zijn een absolute voorwaarde om toegang te krijgen tot onze arbeidsmarkt.
Het aantal controles dat de afdeling Toezicht en Handhaving in samenwerking met de federale diensten heeft uitgevoerd, is de laatste jaren systematisch gestegen. Ik ben er zeker van dat die ook in de toekomst nog in belang zullen groeien. De Vlaamse sociale inspectie heeft de mogelijkheid om bij vaststellingen van zwaarwichtige inbreuken repressief op te treden en de gerechtelijke instanties op de hoogte te brengen van de feiten.
Ik ben voorstander van meer coördinatie en samenwerking op Europees niveau, maar een eigen invulling op lidstaatniveau moet wel mogelijk blijven, gezien het feit dat de arbeidsmarktsituatie sterk kan verschillen van land tot land. Als ik mij niet vergis, zijn er recent twee belangrijke Europese richtlijnen goedgekeurd om uitbuiting tegen te gaan. De richtlijn van april 2014 om het vrij verkeer van Europese werknemers te vergemakkelijken, wil een eenvormige toepassing en afdwinging van het recht op vrij verkeer verzekeren en mogelijke hindernissen of discriminatie opheffen. Daarnaast is er de Handhavingsrichtlijn, goedgekeurd in mei 2014. Die beoogt de omzeiling en het misbruik van de toepasselijke regels inzake vrijheid van dienstverrichting en detachering te voorkomen en te bestrijden.
Beide richtlijnen leggen een informatieverplichting, een klachtenprocedure en de bescherming van mogelijke slachtoffers vast. Als je kijkt naar de bevoegdheidsverdeling zijn het twee richtlijnen die door de federale overheidsdiensten moeten worden omgezet in wetgeving of reglementering in België.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik had geen ander antwoord verwacht dan dat u zich uiteraard maximaal wilt inspannen om dit te voorkomen enerzijds en dat u anderzijds wilt controleren en sanctioneren en een samenwerking met het federale en Europese niveau als nodig bestempelt, met uiteraard een eigen invulling per lidstaat.
Nu, het rapport toont aan dat we de groepen die het al moeilijk hebben om werk te vinden, door hun taalachterstand, hun gebrek aan informatie en dergelijke ook niet uit het oog mogen verliezen wanneer ze effectief aan het werk zijn. De zaken die het moeilijker maken om werk te vinden, zijn natuurlijk ook de zaken die hen aantrekkelijk maken om tot die uitbuiting over te gaan. Een coherent en overkoepelend beleid dringt zich zeker op.
In tweede orde wil ik bijzondere aandacht vragen voor de groep van de hooggeschoolde migranten. Een tijd geleden hebben we kennisgenomen van het advies van de SERV. De kloof tussen de autochtone en allochtone werknemers werd aangeduid, zowel inzake werkzaamheidsgraad als werkloosheidsgraad. Die kloof is zeer groot. Minister, beschikt u over indicaties in hoeverre er ook een verschil is in uitbuiting op de arbeidsmarkt tussen die hooggeschoolde versus laaggeschoolde migranten?
In tweede orde wil ik even polsen in hoeverre u al opvolging hebt gegeven aan dit bewuste advies. Want ook hier geldt de regel dat hoe minder kwetsbaar migranten op de arbeidsmarkt zijn, hoe minder onderhevig ze zijn aan uitbuiting.
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Talpe, ik vind dat u een rare sprong maakt. Het gaat hier over de zeer zware uitbuiting van werkkrachten. U maakt de sprong naar een vrij algemene vaststelling dat allochtonen in het algemeen en hooggeschoolde allochtonen het nog altijd moeilijker hebben op onze arbeidsmarkt. De stap van dit naar het spreken van uitbuiting is voor mij heel groot. Voor mij is dit echt een ander onderwerp.
Ook wat in het SERV-advies is opgenomen rond de arbeidsmarktdeelname, is voor mij een ander onderwerp dan uitbuiting. Het gaat erover ervoor te zorgen dat die mensen dezelfde kansen krijgen. We mogen dat niet mengen met zeer zware uitbuiting. We werken in verband met het advies van de SERV aan een conceptnota. Met zo’n conceptnota zal ik opnieuw in overleg treden met de sociale partners.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Ik vat even kort samen. In Vlaanderen hebben we dan wel geen of in mindere mate dergelijke vormen van zware uitbuiting zoals in het rapport werd gesignaleerd, maar toch moeten we behoedzaam zijn en voldoende bescherming en nazicht plannen om die wanpraktijken geen kans te geven. Het informeren van werknemers, van welke origine dan ook, over hun rechten is uiteraard een belangrijke sleutel tot de oplossing.
De vraag om uitleg is afgehandeld.