Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, sinds 1 januari 2012 is het mogelijk om een familiale onderneming aan heel goede voorwaarden over te dragen. De schenking van de familiale vennootschap is sindsdien vrijgesteld van schenkingsrechten. Dat geldt voor de volle eigendom, het vruchtgebruik of de blote eigendom van de aandelen van een vennootschap met zetel van werkelijke leiding in één van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte (EER). Er zijn nog voorwaarden aan gekoppeld, maar daarmee houd ik me niet bezig op dit ogenblik.
Er is een probleem dat opduikt, namelijk de vorderingen op de familiale vennootschap. Een bedrijfsleider kan geld in zijn vennootschap steken zodat die vennootschap middelen heeft om te leven en te werken. Hij kan het geld ook in de vennootschap steken als een vorm van belegging. Wanneer hij de overdracht doet van de familiale onderneming, zou hij 0 procent schenkingsrechten moeten betalen op de familiale vennootschap zelf, maar op zijn rekening-courant zou wel schenkingsrecht moeten worden betaald. De rekening-courant en de vorderingen op de vennootschap genieten immers niet de vrijstelling van schenkingsrechten bij overdracht van deze aandelen.
Het probleem wordt groter als we de schenking in België of Vlaanderen laten plaatsvinden. Dan moeten we via een Belgische notaris 3 of 7 procent betalen op die vorderingen. Wanneer de betrokken bedrijfsleider beslist om de overdracht van de familiale vennootschap te laten gebeuren in Vlaanderen, maar om de vordering te schenken in Nederland, dan zou daar geen schenkingsrecht op moeten worden betaald.
Minister, gaat u ermee akkoord dat het zinloos is om burgers te verplichten via een Nederlandse notaris hetzelfde voordeel van 0 procent schenkingsrechten te genieten voor vorderingen op vennootschappen, bij overdracht van familiale bedrijven? Overweegt u om uw beleid aan te passen en zo ook de vorderingen op vennootschappen te laten schenken aan het 0 procenttarief, zeker omdat de vorderingen op vennootschappen dikwijls ontstaan uit noodzaak voor de vennootschap zelf?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Om de problematiek goed te duiden, keer ik even terug in de tijd. In 2003 heeft de Vlaamse Regering het gunstregime voor schenkingen van ondernemingen hervormd. Op dat ogenblik bestond er al een voordelig tarief van 3 procent, maar de daaraan gekoppelde voorwaarden waren zo stringent dat de regeling amper werd gebruikt. In de oude regeling konden vorderingen op vennootschappen in geen geval het verminderd tarief genieten.
Toen Dirk Van Mechelen minister was van Financiën heeft hij het initiatief genomen om de regeling te versoepelen. Zo werd het tarief verlaagd van 3 naar 2 procent. Het werd ook mogelijk voor de schenker om zich het vruchtgebruik voor te behouden. De definitie van aandelen werd verruimd en ook de schenking van vorderingen werd voortaan mogelijk aan het voordelig tarief. Schenkingen van vorderingen kon vanaf 1 juli 2003 gebeuren aan het tarief van 2 procent, op voorwaarde dat die schenking gepaard ging met de schenking van aandelen, die waren gekwalificeerd voor het verlaagd tarief. Een schenking van aandelen, die minstens 10 procent van de stemrechten in de vennootschap vertegenwoordigen en van een vordering op dezelfde vennootschap, konden vanaf toen het verlaagd tarief van 2 procent genieten. Ook certificaten van vorderingen werden uitdrukkelijk in het decreet opgenomen.
Die regeling was toen zeer vooruitstrevend, zeker in een internationale context. De achterliggende redenering was dat er economisch gezien weinig onderscheid bestaat tussen twee vormen van financiering, aandelenbezit enerzijds en schuldvorderingen anderzijds. Voor de ondernemer biedt een schuldvordering natuurlijk meer souplesse, een kapitaalsverhoging is altijd wat omslachtiger.
In 2011 zijn bij de hertekening van de regeling voor de overdracht van ondernemingen en vennootschappen de vorderingen uitgesloten. Er zijn toelichtingen over gegeven in de toenmalige commissies, waarbij de toenmalige minister zei dat we gelijk hadden om dat bewust uit te sluiten. We hebben een studie laten maken over het mogelijk oneigenlijk gebruik van verschillende aspecten van familiale ondernemingen. Uit die studie blijkt dat de schenking van vorderingen, de zogenaamde rekening-courant, eigenlijk wat oneigenlijke gebruiken kent. Als dat zo is, begrijp ik dat men die oneigenlijke gebruiken wil aanpassen.
Toen heeft men aangegeven dat de rekening-courant niet is onderworpen aan de risico’s waaraan bijvoorbeeld aandelen wel zijn onderworpen, en dat daardoor het verlaagde tarief voor aandelen eigenlijk niet van toepassing is op een rekening-courant.
Als we nu zeggen dat die misbruiken toch wel beperkt waren, en dat die in aanmerking kunnen komen voor een vernieuwd verlaagd tarief, dan moeten we dat debat opnieuw openen in de schoot van de regering en van het parlement om na te gaan of het nuttig is om van 3 naar 2 procent te gaan. Dan moeten we natuurlijk een aanpassing doen van de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Dit is de historiek van wat er is gebeurd. Als we samen vinden dat de verlaging beter kan worden ingevoerd, dan sta ik altijd open voor dat debat in de schoot van de regering. Ik ben dan bereid om uit te zoeken wat de budgettaire impact is van zo’n maatregel. Het is goed dat we het debat opnieuw aantrekken.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Minister, uw antwoord laat een opening toe om het debat te voeren. Ik zou dat debat graag openen, en we zullen wel zien op welke manier we daaruit geraken. De historiek ken ik, maar in de eerste plaats mogen we niet alles weggooien omdat sommigen oneigenlijk misbruik maken van de situatie. We moeten nagaan in welke situaties het wel mogelijk moet zijn om aan het verlaagde schenkingsrecht – nu 0 procent – de vordering op vennootschap te kunnen overdragen. Ik maak een onderscheid tussen degenen die oneigenlijk gebruik maken en degenen die terecht gebruik maken van deze situatie. We zullen dat later uitklaren.
Een zeer belangrijk argument is dat als men in Nederland schenkt, dat aan 0 procent is. De Nederlandse notaris steekt de centen daarvan in zijn zak en die gaan verloren voor de Vlaamse economie. Als dat in Vlaanderen gebeurt, moet er wel schenkingsrecht worden betaald. We moeten erover nadenken om alle aktes in ons land te laten verlopen, en niet alleen degenen die de middelen en de kennis hebben te laten profiteren van het systeem.
Ik wil een aanvulling doen van wat ik daarnet niet heb vermeld, maar dat wel van belang is. Het is niet zo zwart-wit dat je in Nederland niet moet betalen en bij ons wel. Het vlakke tarief van 3 of 7 procent brengt voor de schenker en de begiftigde gemoedsrust, omdat de verdachte periode van drie jaar niet speelt. Wanneer een schenking van vorderingen plaatsgrijpt voor een Nederlandse notaris en de schenker overlijdt binnen de drie jaar, dan zal de waarde van de vordering uiteraard onderhevig zijn aan een schenking in erfbelasting. Je kunt wel naar Nederland gaan, maar je hebt de periode van drie jaar, waarbij je het risico of de onzekerheid hebt dat je nog in een andere belasting valt. Deze nuance wilde ik nog aanbrengen in de volgende van de twee systemen.
Dat klopt inderdaad, minister, maar het risico is nul. Men betaalt nul en men mag wat ongerust zijn, maar het risico is er amper voor de erfbelasting. De meeste mensen lopen dat risico met plezier, en de Nederlandse notaris steekt met evenveel plezier het ereloon in zijn zak, en dat gaat naar de Nederlandse staat. (Opmerkingen van minister Annemie Turtelboom)
De vraag om uitleg is afgehandeld.