Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Ik wil hier een vraag stellen waarmee heel wat mensen vandaag in de problemen zitten.
Destijds werden de registratierechten volledig federaal geregeld en geïnd. Toen bestond in geval van een klein beschrijf de mogelijkheid om bij de aankoop van een onroerend goed, wanneer men al een ander onroerend goed had, in de akte te laten vermelden dat men de bedoeling had om het door te verkopen. Die verkoop moest dan gebeuren volgens de tolerantie van dat moment, namelijk twee jaar. Daarnaast moest er een causaal verband bestaan tussen de verkoop en de aankoop.
Wanneer we het hebben over klein schrijfgeld, dan spreken we over 5 procent. Wanneer men niet aan die voorwaarde voldoet, zal men moeten bijbetalen. De federale overheid betaalde die 5 procent terug, op voorwaarde dat de doorverkoop van het onroerend goed plaatsvond binnen de twee jaar. De Vlaamse Regering heeft die termijn teruggebracht naar één jaar, maar er is niet voorzien in een overgangsperiode. Ik zal paragraaf 3 van artikel 2.9.4.2.1 hier niet volledig voorlezen, u kent het wellicht.
Veel mensen worden momenteel geconfronteerd met het feit dat zij eind 2014 een onroerend goed hebben verkocht en in 2015 de aanvraag hebben ingediend om die 5 procent terug te vorderen. De termijn van twee jaar is immers nog niet verstreken. De Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) hanteert echter de termijn van één jaar.
Die periode van twee jaar was een administratieve toelating die niet afdwingbaar is via de rechtbank. De periode van één jaar die nu is ingeschreven, bindt wel degelijk alle partijen, maar het is helaas geen goede oplossing aangezien er een ongelijkheid is ten opzichte van mensen die zich in dezelfde situatie bevonden voor het wijzigingsdecreet van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van toepassing werd.
Heel wat mensen hadden terecht de indruk dat er geen wijziging zou komen, zij wisten eind 2014 niet dat er een wijziging zou komen en hadden rekening gehouden met de tolerantieperiode van twee jaar. Zij lijden op dit moment zware financiële schade.
Klopt het dat gezinnen die op het moment van aankoop in de periode 2013-2014 dachten recht te hebben op deze korting, ineens rekening moeten houden met een kortere verkoopstermijn? Wat is uw visie op deze problematiek?
Welke termijn hanteert VLABEL voor de geregistreerde verkopen van eind 2014, maar waarbij de aanvraag tot het klein beschrijf pas begin 2015 kon worden aangevraagd bij de Vlaamse Belastingdienst? Het zou logisch zijn indien voor de dossiers waarin de verkoop al voor 2015 was afgehandeld maar de teruggave van de registratierechten pas in 2015 kon worden opgestart, nog altijd een termijn van twee jaar wordt gehanteerd om de rechten op het klein beschrijf te behouden. We hebben echter signalen gekregen dat dit niet het geval was. Hopelijk kunt u die gezinnen alsnog geruststellen.
Is het opportuun om in een bijkomende overgangsperiode te voorzien met een termijn van één jaar voor het terugvorderen van het klein schrijfgeld indien de woning in 2013 of 2014 werd aangekocht, maar de andere woning pas in 2015 kon worden verkocht?
Is VLABEL op de hoogte van deze problematiek en was er al overleg tussen VLABEL en uzelf? Zo ja, tot welke conclusies heeft dit overleg geleid?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Om bij de aankoop van een zogenaamd bescheiden woning van het verlaagd tarief van het registratierecht op verkopen te kunnen genieten mag de koper geen andere woning hebben. Bovendien mag het totaal kadastraal inkomen van het verkregen goed en van de goederen die de koper en zijn echtgenote op het ogenblik van de aankoop al bezitten, een maximumgrens niet overschrijden. Op dat principe bestaan uitzonderingen die ik nu terzijde laat. De voorwaarden staan vermeld in het Wetboek der registratierechten en zijn vanaf 1 januari 2015 overgenomen in de Vlaamse Codex Fiscaliteit.
De FOD Financiën heeft bij een interpretatie van de regelgeving aangenomen dat het onroerend bezit mag worden verwaarloosd wanneer het ten bezwarende titel wordt vervreemd binnen een redelijke termijn na de aankoop. Die termijn mag niet langer dan twee jaar zijn en er moet een causaal verband zijn tussen de aankoop en de vervreemding. Dit wordt al sinds 1938 zo toegepast, kort na de invoering van het wetboek.
Bij de aankoop werd het volledige recht gegeven. Na de tijdige wederverkoop kon een teruggave van het deel dat was gegeven boven het verlaagd tarief, worden bekomen.
Het gedoogbeleid werd enkele keren bijgesteld. De meest recente formaliteiten en voorwaarden werden toegelicht in een omzendbrief van 18 maart 2003. In de rechtspraak werd meermaals gesteld dat de belastingplichtige zich niet tot de rechter kan wenden om de toepassing van deze administratieve tolerantie af te dwingen wanneer de administratie heeft gemeend in een concreet geval de verzachting niet te kunnen toepassen. Een administratieve mildering kan immers geen voorrang krijgen op een duidelijke wettekst.
De situatie was dus op zijn minst gezegd ambigu. De tolerantie is op zich verdedigbaar, maar rechtszegels die niet afdwingbaar zijn, komen de rechtszekerheid op geen enkel moment ten goede. Daarom werd er bij de opmaak van de nieuwe Vlaamse Codex Fiscaliteit voor geopteerd de tolerantie naar het decretale niveau te tillen. Het verlaagd tarief wordt sinds 1 januari 2015 onmiddellijk toegepast wanneer de koper zich ertoe verbindt om de reeds bezeten woning uiterlijk één jaar na datum van de akte van verkrijging volledig en ten bezwarende titel te vervreemden. Het causaal verband tussen die vervreemding en de verkrijging tegen het verlaagde tarief moet uiteraard ook worden bewezen.
De termijn voor wederverkoop werd dus teruggebracht van twee naar één jaar. De voordelen hiervan zijn duidelijk in die zin dat het verlaagd tarief onmiddellijk wordt toegekend. De koper moet het verschil dus niet meer voorfinancieren en hij moet nadien ook geen teruggave meer vragen. Het gaat nu niet langer over administratieve tolerantie, maar over een decretale bepaling waarvan de rechter de toepassing kan opleggen. Wij hebben de rechtszekerheid hersteld met die nieuwe regeling.
Voor nieuwe aankopen die dateren van 1 januari 2015 of later is er uiteraard geen enkel probleem. Die worden geregeld in de nieuwe Vlaamse Codex Fiscaliteit. Er stelt zich echter wel een probleem voor akten die zijn afgesloten voor 1 januari 2015 en waarin een engagement van de koper en het vooruitzicht op een teruggave zijn vermeld.
Van een fiscale administratie mag worden verwacht dat ze de rechtsregels heel strikt toepast. VLABEL is op zich niet gebonden door interpretaties die andere administraties op een bepaald moment hebben gegeven.
VLABEL besliste dus eind 2014 om voor de aankopen van voor 1 januari 2015 de teruggave te behandelen en om daarbij meteen rekening te houden met de nieuwe termijn van één jaar tussen aankoop en verkoop. Daarmee kan dus een deel van de aanvragen tot teruggave al worden ingewilligd. Maar bij het overschrijden van de termijn van één jaar dreigt men dus uit de boot te vallen.
Ik meen dat er natuurlijk wel een heel aantal argumenten zijn om de vroegere tolerantie van de FOD, ook al is het niet onze administratie, met de termijn van twee jaar, toch nog te honoreren voor een periode van voor 1 januari 2015. Natuurlijk kunnen we van een burger niet verwachten dat hij exact weet dat wegens een staatshervorming zijn dossier wordt overgedragen en hij bij een andere administratie zit waar hij niet toe gebonden is, terwijl hij al een akkoord heeft gekregen van een eerdere administratie.
Ik heb al gezegd de oude toleranties niet voor de rechtbank af te dwingen. Dat betekent natuurlijk ook niet dat hoven en rechtbanken de tolerantie zonder meer afkeuren. Het is een beetje een ambigue situatie. Ik verwijs daarvoor, want ik vind het belangrijk om wat door te gaan op het juridische aspect, naar een uitspraak van het Hof van Beroep van Gent van 18 december 2007. Het hof is van oordeel dat de tolerantie van de administratie “objectief is en redelijk verantwoord in het licht van het doel van de maatregel”. Ook al gaat de tolerantie in tegen de letter van de wet, toch vond het hof dat het een objectieve en redelijk verantwoorde maatregel is.
Voor de belastingplichtigen in kwestie levert dat natuurlijk niet zo heel veel op. Ze voldeden niet aan de voorwaarden die beschreven waren in de circulaire en ze kregen op dat moment geen teruggave. Maar het hof treedt wel de interpretatie bij. De toepassing van de tolerantie doet dus alleszins geen afbreuk aan de doelstelling van het klein beschrijf.
Er is natuurlijk een verwachting gecreëerd ten opzichte van de betrokken kopers. Ze hebben engagementen onderschreven met de verwachting dat ze een deel van de betaalde registratierechten zouden terugkrijgen. Het is dus onmogelijk uit te leggen waar de teruggave zal worden geweigerd, ook al hebben ze hun verplichtingen stipt nageleefd. Dit kan de bedoeling van de overname niet geweest zijn.
Ik verwijs ook naar de debatten die we in het Vlaams Parlement hebben gevoerd over de Vlaamse Codex. De Raad van State had toen een opmerking gemaakt over de overgangsbepalingen. Ik heb toen in deze commissie aangegeven dat het onmogelijk zou zijn om in alle problemen en situaties te voorzien. Daarom zijn er enkel generieke overgangsbepalingen.
Dit is dus de concrete acute situatie waarvoor we een oplossing moeten vinden. Wat zullen we doen met VLABEL? We zullen de vroegere federale tolerantie met een termijn van twee jaar toepassen voor de aankopen die dateren van voor 1 januari 2015. De aanvragen tot teruggave zullen dus gehonoreerd worden, uiteraard mits aan de voorwaarden uit de circulaire van 18 maart 2003 is voldaan. Uiteraard zal dit een tijdelijk gegeven zijn. De laatste wederverkopen kunnen in theorie tot 31 december 2016 plaatsvinden. Daarna verdwijnt de overgangsbepaling omdat dan ook de periode van twee jaar voorbij is.
Ik rond af met een verwijzing naar het oprichtingsbesluit van VLABEL van 11 juni 2004. Daarin staan de missie en de visie van VLABEL verwoord: “We willen de Vlaamse belastingen op een efficiënte en effectieve manier innen en invorderen. Hierbij hanteert het agentschap volgende principes: een maximale klantgerichtheid, het minimaliseren van de administratieve formaliteiten door de aanwending van moderne technologische hulpmiddelen, gelijkberechting, tijdigheid en correctheid van afhandeling.”
Ik meen dat de genomen beslissing perfect in die maatregelen past. Bij de overgang van een systeem dat niet altijd zo geautomatiseerd was naar een heel geautomatiseerd systeem merken we wel meer dat we soms op praktische problemen stuiten. We bekijken dit dan pragmatisch en praktisch. We voeren daarover in deze commissie trouwens altijd een open debat.
Toch willen we de filosofie behouden dat we echt wel technologisch performant willen werken in de toekomst. We willen niet terug naar een systeem met circulaires. Toen waren er trouwens soms verschillende interpretaties naargelang het kantoor dat de zaak behandelde. Er was niet altijd een super gelijke behandeling van alle inwoners.
We willen dat het eindresultaat een heel performant technologisch systeem is. Uiteraard moeten we in een overgangsfase soms heel praktische oplossingen zoeken voor praktische problemen. Ik denk dat we in dit geval moeilijk aan de burger uitgelegd zouden krijgen dat een woord dat hij gekregen heeft of een toepassing van een circulaire van een federale overheid, plots niet meer zou gelden door een overgang bij een staatshervorming. Dat zou een heel moeilijk verhaal worden voor ons vanuit Vlaanderen.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw heel uitvoerig antwoord en voor de opendebatcultuur waar u voor pleit. Ik kan die maar bevestigen.
Ik wil u vanzelfsprekend ook hartelijk danken voor de inhoud van uw antwoord. U hebt inderdaad de ongerustheid bij heel veel mensen weggenomen. De mensen weten nu dat ze inderdaad recht hebben op de terugbetaling van de rechten die ze betaald hebben. Die mensen zullen heel content zijn dat ze niet het slachtoffer zijn van een overgang van het federale niveau naar het Vlaamse.
Ten slotte kan ik afronden met te zeggen dat het heel goed is dat op dit ogenblik alles decretaal wordt vastgelegd en dat we wat minder werken met omzendbrieven. Op dit ogenblik is er duidelijkheid en u hebt nu ook duidelijkheid gegeven voor de mensen die in de overgangsperiode zitten.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, zegt u nu dat er nog geen teruggaven geweigerd zijn? En dat u indien er wel al geweigerd zijn, u ze automatisch zult rechtzetten?
Dat is belangrijk. Ik denk dat er al geweigerd zijn.
Als ze geweigerd zijn en kenbaar worden gemaakt, zullen we ze, gegeven de twee jaar die we nu weer doen, van 1 januari 2015 tot 31 december 2016, ook oplossen.
Bedoelt u met “kenbaar worden gemaakt” dat de mensen dit zelf weer moeten aanvragen? Dat lijkt me een beetje kafkaiaans.
Wij kennen dertig dossiers. En die zullen we oplossen. Maar we moeten ze natuurlijk kennen. Deze vragen worden ook gepubliceerd en doen de ronde, ik vermoed dat eventuele andere dossiers zullen worden gemeld.
Dit is echt een overgang van een situatie waarin alles veel meer manueel gebeurde, naar een vrij georganiseerd systeem. Af en toe komen we iets tegen ‘en cours de route’. Het is ook daarom dat we met een reparatiedecreet komen. Het is ook de reden waarom ik bij alle debatten altijd heb gezegd dat ik het eindresultaat voor ogen wil houden, namelijk een heel performant systeem. Het lijkt me logisch dat we ‘en cours de route’ moeten bijsturen, want er is een gigantische overdracht gebeurd met de zesde staatshervorming.
De vraag om uitleg is afgehandeld.