Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, met de warme overdracht tussen de onderwijssector en de VDAB probeert men door een voortzetting van de trajectbegeleiding in een vlotte overstap naar de arbeidsmarkt te voorzien. Op die manier kunnen jongeren aan een duurzame job worden geholpen. Er wordt voorzien in een overdracht van de arbeidsmarktgerichte gegevens van de jongere, en dat vooral met het oog op het voortzetten van een individuele begeleiding, zodat die niet uit het vizier verdwijnt.
De conceptnota duaal leren zegt het volgende over die warme overdracht: “Er wordt in het kader van het leertraject niet enkel zorg gedragen voor de warme overdracht van de jongere naar de arbeidsmarkt maar ook in geval de jongere (tijdelijk) niet voldoet op de werkplek wordt voorzien in een vlotte overgang naar een aangepast opleidingstraject. Een warme overdracht voorzien we ook tussen de verschillende trajecttypes binnen de matrix.” Voor een aantal jongeren is er, naast de administratieve overdracht, dus toch extra begeleiding nodig om de overstap naar die arbeidsmarkt te vergemakkelijken. De Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) kwam onlangs met een visietekst om met betrekking tot die warme overdracht een richting aan te geven. De raad komt met een drieledige doelstelling: continuïteit in de trajectbegeleiding voor een vlotte overstap naar de arbeidsmarkt, met het oog op een duurzame tewerkstelling. Om die warme overdracht een kans op slagen te geven, is het volgens de Vlor noodzakelijk dat de centra voor deeltijds onderwijs, de leertijd en de VDAB zo goed mogelijk samenwerken. Ze moeten een netwerk van goed geïnformeerde partners vormen.
Minister, hoe staat u tegenover de adviezen van de Vlor inzake de warme overdracht tussen leren en werken en de VDAB? Hoe evalueert u de administratieve overdracht en de voortgezette trajectbegeleiding tussen de onderwijssector en de VDAB tot nu toe? Volgens de Vlor bestaan er in de praktijk nogal wat regionale verschillen wat de warme overdracht tussen onderwijs en de VDAB betreft. Welke regio’s scoren slecht daarin, en wat is de oorzaak daarvoor? Bij de centra voor deeltijds onderwijs of de leertijd zijn er bij de intake en de screening heel wat gegevens verzameld om een leerweg op maat uit te tekenen. Het gaat onder meer over de gezinssituatie, problematische aanwezigheden en de medische en psychosociale achtergrond. Het is echter aan de jongere zelf om te beslissen welke gegevens hij al dan niet wil meedelen, bovenop de gegevens die al in Mijn Loopbaan zijn opgenomen. De notie dat iedereen de kans moet krijgen om met een schone lei op de arbeidsmarkt te starten, is natuurlijk een zeer belangrijk uitgangspunt, maar op deze manier kunnen belangrijke gegevens ontbreken voor mogelijke toekomstige werkgevers. Bent u van mening dat deze aanpak werkt?
De centra voor deeltijds onderwijs, de leertijd en de VDAB zouden volgens de Vlor het best zo nauw mogelijk samenwerken, en een goed geïnformeerd partnerschap vormen. Hoe verloopt die samenwerking tot nu toe?
Minister Crevits heeft het woord.
Geachte leden, ‘warme overdracht’ is een heel mooie term, maar voor wie daar minder vertrouwd mee is, wil ik nog eens duidelijk maken wat dat precies betekent. Dat is het overdragen van arbeidsmarktgerichte gegevens, zoals het studieverleden, de gewenste jobs en de regio, van jongeren die uit het stelsel leren en werken uitstromen naar de VDAB, met het oog op het voortzetten van een individuele begeleiding.
Ik steun de visie die de Vlor in dit kader heeft uitgewerkt. Zeker het tweesporenbeleid is daarin van belang. Het eerste spoor, dat geldt voor elke jongere, stoelt op een administratieve overdracht van gegevens. Het tweede spoor, specifiek voor jongeren die meer ondersteuning nodig hebben, voorziet in de extra informatieoverdracht en bespreking tussen de jongere, het centrum voor deeltijds onderwijs (CDO), de leertijd en de VDAB. De jongere blijft verantwoordelijk voor zijn traject en beslist dus zelf welke gegevens hij meedeelt. De warme overdracht wordt beschouwd als deel van de trajectbegeleiding, waardoor de kans op deelname stijgt.
Mevrouw Van Eetvelde, de administratieve overdracht verloopt op technisch vlak vrijwel steeds correct. Het dossier van de leerling wordt administratief overgedragen aan de VDAB-trajectbegeleider. Vervolgens begeleidt de VDAB de jongere op zijn beurt in het kader van het jeugdwerkplan. Op die manier wordt vermeden dat de jongere tussen de mazen van het net valt en hij zijn recht op een inschakelingsuitkering verliest, als hij daarop recht zou hebben.
Voor de overdracht van extra informatie, dus de echte warme overdracht, hangt veel af van de sterkte van de lokale netwerken. Indien lokaal een goede samenwerking bestaat tussen onderwijs en werkactoren in het kader van de uitvoering van het arbeidsmarktbeleid en het decreet Leren en Werken, verloopt die overdracht goed. De Vlor geeft zelf aan dat een sterk lokaal partnerschap tussen beide een cruciale pijler vormt voor een warme informatieoverdracht. In het kader van het actieplan Leerrecht, waarover ik deze ochtend sprak, is dit een bijkomend argument om de banden tussen beide zo sterk mogelijk te maken.
Het is van belang dat de voorbereiding van een warme overdracht begint tijdens de schoolcarrière van de leerling, onder meer met een volledig dossier, wat toelaat om de overgang tijdig vorm te geven, indien een leerling dreigt af te haken.
Ik ben van oordeel dat het niet aangewezen is om in het openbaar bekend te maken welke regio’s zwakker zijn, omdat het merendeel van de overdrachten correct verloopt. In de meeste regio’s leveren de CDO’s en de VDAB sterke inspanningen om ook persoonlijk contact te organiseren tussen CDO, leertijd, jongere en VDAB, zeker als ze voor de jongere een moeilijke start op de arbeidsmarkt verwachten.
Volgende knelpunten maken een intensiever contact tussen beide noodzakelijk: het onvoldoende gekend zijn van de contactpersonen aan beide kanten en onvoldoende vertrouwdheid van CDO, de leertijd en VDAB met elkaar en elkaars werking.
In regio’s waar de warme overdracht beter is, vloeit deze vaak voort uit geregelde formele en informele contacten en een vlotte wederzijdse informatiedoorstroom. Het elkaar leren kennen hoort dus zeker thuis in de aanpak van vroegtijdig schoolverlaten, werkplekleren in het voltijds secundair onderwijs en dergelijke.
De Vlor geeft terecht aan dat elke jongere het recht heeft om informatie toe te voegen aan de info die reeds beschikbaar is in Mijn Loopbaan. Ook in het kader van de privacywetgeving is de jongere vaak volledig in zijn recht. Daarnaast is ook de VDAB van oordeel dat de werkzoekende zijn dossier beheert. Zowel onderwijs als de VDAB verwerken de gegevens over elke werkzoekende conform de wet op de privacy. Ik acht het belangrijk dat dit fundamenteel principe wordt gerespecteerd, maar we moeten de jongere aansporen om zoveel mogelijk arbeidsmarktrelevante informatie te delen, met het oog op het versoepelen van de opstart van zijn trajectbegeleiding en zijn intrede op de arbeidsmarkt. De jongere moet weten waarom het delen van die gegevens zo belangrijk is.
De samenwerking verloopt zeer goed. Getuige hiervan de warme overdracht en andere vormen van samenwerking, die overigens ook door de VDAB als positief worden ervaren. Sinds dit schooljaar versterken de koepels, het GO! en de VDAB vanuit de Vlor-commissie Leren en Werken de samenwerking Vlaanderenbreed. Hieruit resulteren de visietekst over warme overdracht, een geactualiseerde lijst van contactpersonen op smartschool en op de VDAB-website, betere bekendmaking van het VDAB-aanbod voor onderwijsinstellingen aan de koepels en het GO!, zoals infosessies voor leraren, mogelijkheid tot overdracht van de methodiek Nederlands op de opleidingsvloer of partnerpagina onderwijs van de VDAB. Andere voorbeelden van de goede samenwerking vormen het engagement van de VDAB voor gegarandeerde minimumdienstverlening, rekening houdend met de resultaten van een bevraging door de koepels en het GO! bij de CDO’s evenals afspraken dit schooljaar voor provinciale netwerkmomenten CDO’s-VDAB en de provinciale rondgang van de VDAB langs CDO’s.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Bedankt, minister, u hebt bijna alle van mijn talrijke vragen beantwoord. Ik weet graag waar er nog knelpunten zijn, zoals de onvoldoende bekendheid van de contactpersonen. Daaraan moet inderdaad gewerkt worden.
Voor de rest is het aan de jongeren zelf om zoveel mogelijk van hun competenties te vermelden in de zoektocht op de arbeidsmarkt. Ik ben blij dat u de warme overdracht naar waarde schat, want het is toch een essentiële schakel in het verhaal van Leren en Werken.
Minister, hebt u een idee van de concrete timing voor de uittekening van dat beleid?
We zijn volop bezig. We hebben gekeken of het advies van de Vlor nu al wordt meegenomen door de VDAB en de CDO’s. De projecten Leren en Werken moeten er nu aankomen. Deze morgen heb ik in de commissie gezegd dat werk een elementair onderdeel is van het leerrecht. Ik heb aan minister Muyters gevraagd om dat mee te ondertekenen omdat het een gezamenlijke uitdaging en bevoegdheid is. Uw bezorgdheid is dat de overgang smooth kan verlopen. Wel, het mooiste symbool is dat je die twee werelden beter in elkaar moet laten versmelten.
Minister, ik was er deze morgen niet omdat ik in een andere commissie zat, waarvoor mijn excuses.
Ik ben ervan overtuigd dat de minister van Werk er net zo over denkt. Nogmaals, deze schakel vormt de ideale verbinding voor het verhaal van Leren en Werken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.