Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, collega’s, in december 2013 maakte de Europese Commissie een voorstel van richtlijn over het klonen van landbouwdieren op. In dit voorstel wordt het klonen van landbouwdieren bestemd voor consumptie verboden in de Europese Unie (EU). Dat geldt ook voor de import van gekloonde dieren en hun nakomelingen. Intussen zijn we meer dan een jaar verder en is het thema al meermaals in het Europees Parlement behandeld. Op woensdag 17 juni zullen de amendementen op het voorstel van de commissie ter stemming worden gelegd.
Het al dan niet toelaten van klonen heeft grote gevolgen voor het sluiten van handelsakkoorden zoals het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP). Argentinië, Australië, Brazilië, Canada en de Verenigde Staten bevestigden dat op hun grondgebied dieren worden gekloond, maar zij konden niet aangeven in welke mate dat gebeurt. Dat toont aan dat men in die landen niet nauw omspringt met de traceerbaarheid van gekloonde dieren, laat staan met de traceerbaarheid van levensmiddelen afkomstig van gekloonde dieren.
De European Food Safety Authority (EFSA) oordeelde dat er dierenwelzijnsproblemen zijn met draagmoederdieren – die de klonen dragen – en ook met de klonen zelf. Het klonen zou namelijk leiden tot een verhoogd aantal miskramen. De klonen zelf zouden anomalieën vertonen, en een hoog sterftecijfer kennen. Desondanks verklaart de EFSA dat melk van gekloonde dieren even gezond is als melk van niet-gekloonde dieren.
Graag wil ik u de volgende vragen stellen. Het klonen van landbouwdieren is niet alleen een technische kwestie, maar roept ook ethische vragen op. Op dit ogenblik lijken embryo’s uit gekloonde cellen van volwassen dieren een inherente veroudering in zich te dragen, waardoor opgroeiende gekloonde dieren vatbaarder zijn voor allerlei kwalen die hun levenskwaliteit verminderen. Wat is uw standpunt inzake deze ethische vraag? Geldt het voorgestelde verbod op de import van klonen ook op het reproductief materiaal afkomstig van klonen?
Een gelijk speelveld in de EU is hierbij van cruciaal belang. Zal dit verbod worden opgenomen in een verordening of een richtlijn? Blijft het beslissingsrecht over dit verbod op Europees niveau, of wordt het overgeheveld naar de lidstaten? Geldt er ook een verbod op de import van levensmiddelen afkomstig van gekloonde dieren of hun nakomelingen? Zo ja, hoe zal men dit controleren? Wat gebeurt er met levensmiddelen afkomstig van gekloonde dieren in verwerkt voedsel? Als er een verbod komt op nakomelingen van gekloonde dieren of levensmiddelen van gekloonde dieren is een goed traceersysteem noodzakelijk, zowel op ons continent als bij de handelspartners. Dit traceersysteem zal de generaties van gekloonde dieren in kaart moeten brengen. Zal men van onze handelspartners eisen dat ze zo’n traceersysteem uitwerken?
De heer De Croo heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het zijn interessante vragen. Het is evident dat Europa voor problemen zal komen te staan. Kunnen we een beroep doen op een opt-outregeling, zoals is gesuggereerd? Voor sommige landen geldt een algemene verbodsbepaling. Maar hoe zit het met de traceerbaarheid? Zowel in de VS als in de landen die u noemde, denkt men dat tracés moeilijk in kaart zijn te brengen.
Ik deel uw mening, het lukt niet altijd. Er zijn gevolgen allerhande. Maar men moet ook een beetje wetenschappelijk blijven. Ik heb de indruk dat dat voort zal gaan, dat de techniek verfijnd zal worden.
Ik stel de vraag of de techniek geen impact heeft op de kwaliteit van het product, de melk of het vlees van de afstammelingen van deze gekloonde dieren. Mochten daar problemen zijn, dan zou ik dat graag horen, evidence- en science-based. Ik denk dat er een evolutie is en dat het heel moeilijk zal zijn. Waarom zou het niet kunnen dat onder waarborgen, wetenschappelijk bewezen, men deze techniek voortzet, of dat zal zijn voor het gewoon dier dat men wil klonen of misschien voor de stier die men op deze manier kan selecteren en men op een natuurlijke wijze een gekloonde stier zich kan laten vermenigvuldigen?
Er zijn een aantal wetenschappelijke vragen. Ik denk niet dat we daar sentimenteel op mogen reageren. Men moet goed weten waar we staan. Is de opbrengst van de gekloonde dieren bedreigend voor de volksgezondheid? Heeft men traceerbaarheid van ingevoerd vlees van gekloonde dieren in landen die door de heer De Meyer geciteerd zijn? Moeten we geen houding proberen aan te nemen waar de niet-toepassing op een eigen landsgebied mogelijk is van dergelijke eventuele strikte Europese reglementeringen?
De heer Engelbosch heeft het woord.
Ik wil me zeer kort aansluiten bij de vraagsteller. Het is een beetje hetzelfde debat van de vraag die ik daarstraks heb gesteld: hoe ver gaan we in de selectie van dieren om een evolutie te hebben in de productie? Het sluit daar een beetje bij aan. Die probleemstelling van daarstraks komt eigenlijk ook terug in het verhaal van het klonen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
De Europese richtlijn waarover gesproken wordt, gaat over het klonen van runderen, varkens, schapen, geiten en paardachtigen in de Europese Unie en over de handel van kloonembryo’s en kloondieren.
Het klonen is een reproductietechniek die in de praktijk slechts heel beperkt wordt toegepast in Europa. Volgens de informatie waarover ik beschik, wordt dat vooral toegepast in de rijpaardenfokkerij. In Frankrijk worden er gekloonde hengsten geproduceerd. In Vlaanderen zijn er vandaag geen kloonproducenten die bij een eventueel verbod getroffen zouden kunnen worden.
Het klonen van nutsdieren valt onder de federale bevoegdheid van Volksgezondheid. Daarom kan ik op de concrete vragen niet antwoorden. Ook de omzetting die zal moeten gebeuren, zal volledig federaal moeten plaatsvinden. Ook het uitvoeren van controles en het uitwerken van een traceersysteem, is een federale bevoegdheid die daar aan bod zal kunnen komen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik blijf uiteraard een beetje op mijn honger zitten, minister. Ik zeg in alle eerlijkheid dat ik niet onmiddellijk wist dat dit in zijn globaliteit een federale bevoegdheid was. Maar ik wil er toch voor pleiten, gezien de mogelijke repercussies voor landbouw op Vlaams niveau en zeker ook op Europees niveau, dat men vanuit Landbouw dit debat mede zou volgen. Ik zeg niet dat men deze bevoegdheid naar zich toe moet trekken, want dat is uiteraard morgen niet mogelijk, maar wel dat men dit debat zou volgen.
Ik ben het eens met collega De Croo, die zegt dat we dit debat moeten voeren zonder vooringenomenheid en dat het wetenschappelijk ondersteund moet zijn.
Ik loop een beetje vooruit, maar een grote bezorgdheid binnen Europa en binnen Vlaanderen is toch wel heel de discussie over bijvoorbeeld de herkomst van voedingsproducten. Mocht het zo zijn dat op termijn producten zouden worden ingevoerd van gekloonde dieren, dan moeten we daar nog even een discussie over kunnen voeren op parlementair vlak, zeker federaal, maar misschien ook op Vlaams niveau. Sommige discussies moet je vooraf voeren en niet op het moment dat het probleem zich stelt.
De heer De Croo heeft het woord.
Ik begrijp de opmerkingen. Wij zijn een land geworden dat aan de top staat van de wereld wat betreft de uitvoer van kwaliteitssperma, zowel van varkens als van hengsten. Dat men die kloontechnologie toepast in specifieke gevallen, zal waarschijnlijk blijven. Mijn enige bezorgdheid is dat zou kunnen worden meegedeeld, op de wijze waar het kan, ten aanzien van de federale beslissende bevoegdheden, of er een gevaar voor de volksgezondheid van de melkproducten, het vlees en wat weet ik allemaal, is en het bewijsbaar en traceerbaar is. Als dat gevaar daar niet is, wat heb ik er dan tegen dat we kampioen zijn in de uitvoer van varkenssperma en van hengstensperma? Ik heb daar niets tegen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik vind niet dat we moeten vertrekken van a priori’s in het debat, maar ik vind wel dat we het op een ernstige manier moeten volgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.