Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Minister-president, u hebt het daarnet over een impliciete weigering gehad. Volgens mij zal die term u ook in uw antwoord op deze vraag om uitleg van pas komen. Ik zal de zaak eerst even situeren.
In het verlengde van het Vlaams regeerakkoord is in de beleidsnota de volgende passage opgenomen: “Om de internationale zichtbaarheid van Vlaanderen te verhogen, moeten de intra-Belgische protocollaire afspraken herzien worden. Zo dient de minister-president in de protocollaire volgorde onmiddellijk na de eerste minister te komen.” Zo staat het daar verwoord.
Soms doen mensen hier wat lacherig over. Als buitenlanders naar hier komen of wij naar het buitenland reizen, merken we echter dat er daar vragen over het soortelijk gewicht van de gewesten, de gemeenschappen, de deelstaatregeringen en de ministers-presidenten leven. De plaats op de protocollaire lijst is natuurlijk een element om dat soortelijk gewicht in te schatten.
We kunnen enkel vaststellen dat de federale eerste minister op de 6e plaats komt. Een minister van een gemeenschaps- of gewestregering komt op de 19e plaats. Ik heb de lijst hier trouwens bij me. Als leden van het Vlaams Parlement komen wij op de 76e plaats. Het is voor ons wel een grote troost dat we nog net voor de adviseurs bij het huis van prins Laurent komen. Dit toont aan dat de lijst misschien toch wat gedateerd is. De lijst stamt uit een periode waarin aan functies een ander politiek gewicht werd gegeven.
Minister-president, u hebt de inhoud van het Vlaams regeerakkoord nog eens herhaald naar aanleiding van uw deelname aan de handelsmissie naar Maleisië en Singapore. U hebt hieraan toegevoegd dat een aangepaste protocollaire volgorde de logische weerspiegeling van het gestegen gewicht van de deelstaten inzake het internationaal beleid zou moeten vormen.
Senator Anciaux heeft federaal minister van Binnenlandse Zaken Jambon een gelijkaardige vraag gesteld. Minister Jambon heeft hierop geantwoord dat een werkgroep is opgericht. Die werkgroep zou tegen de eerstvolgende nationale feestdag een aantal aanbevelingen formuleren.
De reactie van federaal minister van Buitenlandse Zaken Reynders spreekt dit echter tegen. Hij heeft, op zijn gekende manier, verklaard dat iedereen mag agenderen wat hij wil, maar dat de aanpassing van het protocol naar aanleiding van de twaalfde staatshervorming zou kunnen worden besproken.
Minister-president, hoe ver staan we nu? Hebben al gesprekken plaatsgevonden? Welk standpunt heeft de Vlaamse Regering ingenomen? Hoe zit het met de andere deelstaatregeringen? Dat is natuurlijk een belangrijke factor. Is de Vlaamse Regering de enige vragende partij of zitten we daar met een homogene groep die om hetzelfde vraagt? Is de vooropgestelde timing nog realistisch? Zo neen, is dan toch al een concreet overlegmoment in het vooruitzicht gesteld?
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, ik vind deze vraag om uitleg zeer terecht. Mensen onderschatten soms het belang van het protocol. Wat de beleefdheidsregels tussen personen in het verkeer zijn, is het protocol in de contacten tussen de instellingen. Ik vind dit een zeer terechte bekommernis.
Ik zie niet in waarom we dit aan een volgende staatshervorming zouden moeten koppelen. In mijn ogen betreft het gewoon de uitvoering van de voorbije staatshervormingen. Het protocol moet worden geactualiseerd.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Dat er een en ander moet veranderen, collega’s, daar is iedereen, denk ik, van overtuigd. In ons regeerakkoord staat dat de minister-president in rang na de premier moet komen. Ik zie dat trouwens in de feiten aan het koninklijk hof, bij een receptie, een nieuwjaarsreceptie en dergelijke, wanneer de premier, de ‘vices’ en de minister-presidenten in de rij staan. Ik denk dat iedereen wel aanvoelt dat in de loop der jaren, gelet op de institutionele ontwikkelingen, een en ander scheef gelopen is. Dat is niet alleen zo voor de minister-presidenten maar ook voor de viceminister-presidenten en de ministers; hetzelfde voor de voorzitters van de parlementen, hetzelfde voor de parlementsleden. Dat zou in zijn geheel moeten kunnen worden herbekeken.
Federaal minister van Binnenlandse Zaken Jambon heeft inderdaad eens een werkgroep bijeengeroepen. Op 5 juni zijn de deelstaten daarop uitgenodigd. Mijn vertegenwoordiger daar heeft het standpunt verdedigd dat in het Vlaams regeerakkoord staat. We hebben daar dus hetzelfde gevraagd voor wat betreft de viceminister-presidenten en de ministers van de deelstaatregeringen. De andere deelstaten hebben een gelijkaardig of zelfs nog straffer standpunt verdedigd. Sommigen hebben gezegd: gelijke rang voor de premier, de minister-presidenten, de vices en de ministers. Ik denk dat ons standpunt – de minister-presidenten na de premier, de vices na de federale vices, en de ministers na de ministers –al een enorme stap vooruit zijn en een groot aantal discussies zou vermijden. In de feiten zijn we natuurlijk niet tegen die gelijke rang. We hebben gezegd dat we bereid zijn om dat voorstel te steunen. We gaan zien wat eruit komt. Gelet op het standpunt van vicepremier Reynders, zal het al belangrijk zijn dat we die stap dus kunnen zetten.
De andere deelstaten hebben een gelijkaardig standpunt ingenomen. Het initiatief ligt nu op federaal vlak. Ik heb gelezen dat minister Jambon gezegd heeft dat hij tegen de nationale feestdag met een aangepast voorstel zou komen. We zullen zien wat dat wordt. De Federale Regering zal het ook nog moeten bespreken, natuurlijk.
Gelet op het feit dat er geen hiërarchie der normen is in dit land – we hebben een soort confederaal statuut – lijkt het mij logisch. In het buitenland – en in het binnenland overigens – ziet men dat er bij spontane protocollaire bejegeningen op die manier mee wordt omgegaan.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Als dat klopt, is het dringend dat de tekst wordt aangepast, niet alleen aan de realiteit van het verschoven politieke gewicht, maar ook aan de realiteit van zulke ontmoetingen. Het blijft een belangrijke lijst voor mensen die de zaken niet goed kunnen inschatten. Hetzelfde geldt voor de vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering en een Belgische ambassadeur. Men valt terug op die lijst om te zien waar men ongeveer staat.
Ik noteer dat er overleg is geweest, minister-president, en dat u niet uitsluit dat er nog voor de nationale feestdag een voorstel wordt geformuleerd. Misschien moet ik dit overmaken aan een collega in het federaal parlement om eens te zien hoever het daarmee staat.
De heer De Croo heeft het woord.
Ik heb dit probleem gekend als minister van Verkeerswezen bij de toekenning van de nummerplaten. Dat was een zware bedoening. De platen verdelen tussen Kamer en Senaat en eerste minister enzovoort werd opgelost. Maar de toekenning van de nummerplaten voor de minister-presidenten, voorzitters van de raad – er was geen regering – lag nog moeilijker. U kent mijn ironische taalgebruik. Om er wat beweging in te krijgen, had ik gevraagd aan de leden van Vlaamse Executieve of ze met een V wouden rijden. Het antwoord van Jacky Buchmann luidde: “Ik met een V2 naar Antwerpen? Jamais de la vie, ik doe dat niet.” Ik had ook een beetje cynisch geschreven aan André Damseaux van de Franse Cultuurraad of ze ‘Wallonie Culture’ eventueel zouden koesteren. Dat werd ook negatief beantwoord. U begrijpt de synthese van ‘Wallonie Culture’.
Finaal, ik zeg het met een beetje ironie, ben ik de uitvinder geweest van de E-nummerplaat. De letter staat in de drie talen voor executieve. Aan het hoofd stond een voorzitter. Dat was voor Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Zo is men ertoe gekomen om met een E-plaat te rijden. Ik zeg dat maar voor de geschiedenis. Dat geeft te denken. Herman De Croo heeft toen uitgedokterd dat de oudste van de drie minister-presidenten van de executieve met een E 1 kon rijden.
Als ik die federale lijst nu zie, zal er nog een en ander moeten veranderen. Nu staat de eerste minister op zes, de vices op zeven, de minister van Buitenlandse Zaken als er diplomaten zijn op negen, de Belgische ministers op twaalf, de ministers-presidenten op negentien, na de ondervoorzitters en leden van de Europese Commissie. Daar zitten nogal wat anomalieën in.
Wij geven de eerste plaats aan de president van het Europees Parlement, als ik het me goed herinner.
Zelfs buitenlandse ambassadeurs komen voor de ministers-presidenten.
Ik denk dat we het erover eens zijn dat dit ding een onding is geworden. U kunt me niet van enig ‘ecclesialisme’ verdenken, maar ik zie dat de kardinaal op één staat!
Ik zal u nog iets vertellen, voor de geschiedenis en voor het verslag. Het geruzie was er gekomen omdat de minister-president van de Waalse Executieve Damseaux in zijn traag Verviers accent mij zegde: “Si tu crois que moi je vais être derrière le cardinal, mais là, ça se ne fera pas.” Dat ging over de A-plaat. De kardinaal had toen A 35 en Damseaux wou geen A 36.
De kardinaal staat op één.
De vraag om uitleg is afgehandeld.