Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Bij een overlijden moeten de erfgenamen successierechten betalen op de nalatenschap. Nu heet dat ‘erfbelasting’ in de nieuwe Vlaamse fiscale codex. Erfgenamen hebben daar zes maanden tijd voor. Normaal gezien, wordt die taxatie in geld betaald. Sinds enkele jaren is het, overeenkomstig artikel 3.4.3.0.2 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit, echter ook mogelijk de erfbelasting met kunstwerken te betalen.
Hier zijn natuurlijk een aantal voorwaarden aan verbonden. Alvorens de Vlaamse Regering de inbetalinggeving als geldige voldoening van de erfbelasting kan aanvaarden, moet een bijzondere commissie een bindend advies geven. Dit advies behandelt drie vragen. Behoren de ter betaling aangeboden kunstwerken tot het roerend cultureel erfgoed van het Vlaamse Gewest of zijn de kunstwerken internationaal befaamd? Is de schattingsaanvraag ontvankelijk? Wat is de geldwaarde van de aangeboden kunstwerken?
Wanneer de Vlaamse Regering deze uitzonderlijke betalingswijze formeel aanvaardt, betekent dit ook dat de verschuldigde erfbelasting wordt geacht te zijn ontvangen ter waarde van de aangenomen kunstwerken.
De kosten die aan de schatting zijn verbonden, worden door de verzoekers voorgeschoten en worden nadien, indien de Vlaamse Regering de inbetalinggeving aanvaardt, door het Vlaamse Gewest gedragen. Eventuele terugbetalingen op de erfbelastingen kunnen echter enkel in geld gebeuren. Dit lijkt me nogal logisch.
De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling, de kennis van de verschillende disciplines die aanwezig moet zijn, de benoemingswijze van de leden, het voorzitterschap, de organisatie en de werking van de bijzondere commissie die het bindend advies moet verstrekken. Wat de kennis en de samenstelling betreft, waakt de Vlaamse Regering erover dat voldoende deskundigheid op het vlak van het cultureel erfgoed aanwezig is. Volgens mij kunnen we dit allemaal alleen maar onderschrijven.
Minister, ik heb hier recent een schriftelijke vraag over gesteld. U hebt me toen geantwoord dat de leden van de bijzondere commissie door middel van een ministerieel besluit van 27 maart 2015 zijn aangesteld. Het advies over de aanvaarding van het aanbod tot inbetalinggeving van kunstwerken wordt, samen met een gemotiveerd advies over de geschiktste bestemming van de aangeboden kunstwerken en eventueel een lijst van de musea of instellingen die belangstelling tonen om de kunstwerken voor opname in de eigen collecties in bruikleen te krijgen, door de bijzondere commissie aan de minister van Financiën overgemaakt. Op basis van dit advies beslist de minister van Financiën waar de kunstwerken worden ondergebracht.
Ik heb minister Turtelboom recent een schriftelijke vraag gesteld over hoe dit in de praktijk verloopt. Het antwoord heeft me enigszins verbaasd. De mogelijkheid om de erfbelasting op een nalatenschap of een gedeelte hiervan door middel van kunstwerken te vereffenen, wordt eigenlijk zeer zelden gebruikt.
Uit de cijfergegevens van de FOD Financiën blijkt dat de voorbije jaren slechts voor twee opengevallen nalatenschappen een aanvraag voor deze betaalmogelijkheid is ingediend. Eén aanvraag is afgewezen omdat de kunstwerken niet voldeden. Er is toen een negatief advies afgeleverd. In 2006 werd de inbetalinggeving met betrekking tot een nalatenschap toegestaan. Het ging wel om een groot bedrag, namelijk 8,1 miljoen euro.
Ik weet dat minister Schauvliege, de vorige minister van Cultuur, een initiatief wilde nemen om de successierechten op de private kunstcollecties te verlagen in ruil voor de publieke ontsluiting van de kunstwerken. Gezien de federale bevoegdheden ter zake is dit niet doorgegaan. Ten gevolge van de zesde staatshervorming is de Vlaamse overheid hiervoor ondertussen echter helemaal bevoegd.
Minister, hoe staat u tegenover de mogelijkheid de erfbelasting op nalatenschappen door middel van kunstwerken te vereffenen?
Ik ben benieuwd wat is gebeurd met de kunstwerken die in 2006 zijn aanvaard als inbetalinggeving voor de erfbelasting op een nalatenschap. Uit het antwoord op mijn eerdere schriftelijke vraag is immers gebleken dat het om een groot bedrag – meer dan 8 miljoen euro – ging.
De mogelijkheid is de voorbije jaren amper gebruikt. Is deze mogelijkheid misschien niet voldoende bekend? Wat is uw mening hierover? Moet een actiever beleid worden gevoerd om ervoor te zorgen dat de mogelijkheid bekender wordt en meer wordt benut? Hoe zult u dat aanpakken?
Ik verwijs ook nog even naar het initiatief van minister Schauvliege tijdens de vorige legislatuur. Wat is uw standpunt over het voldoen van de erfbelasting door middel van kunstwerken?
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, ik wil u bedanken voor uw vraag om uitleg. Aangezien u de situatie zeer duidelijk en omstandig hebt geschetst, hoef ik dat niet allemaal te herhalen. Volgens mij is heel de commissie het erover eens dat we onze Vlaamse kunst door middel van de erfbelasting verder als cultureel erfgoed kunnen ontsluiten. We staan hier allemaal achter.
Minister, we moeten vaststellen dat in het verleden misschien te weinig gebruik is gemaakt van deze formule. Ik verwijs in dit verband naar de beleidsnota, waarin te lezen staat dat de bevoegdheid inzake de successierechten ten gevolge van de zesde staatshervorming aan de regio’s is overgedragen. De Vlaamse overheid kan nu zelf beslissingen nemen om de erfbelasting te verlagen. Ik citeer: “We moeten een performante regeling voor successierechten voor cultuurgoederen uitwerken.”
Tijdens de bespreking van de beleidsnota is vermeld dat een gemeenschappelijke werkgroep zou worden opgericht. Minister Turtelboom zou hier onder meer bij worden betrokken. U zou tevens voorstellen nog een tweede werkgroep op te richten om de bestaande regeling inzake de aanwending van kunstwerken als betaalmiddel voor de erfbelasting te screenen. Deze werkgroep zou ook voorstellen moeten formuleren om deze regeling zo klantvriendelijk mogelijk te maken.
Minister, ik zou u dan ook graag een bijkomende vraag stellen. Zijn de twee toen vermelde werkgroepen reeds geïnstalleerd? Zijn er al concrete resultaten? Heeft de tweede werkgroep, die voorstellen zou formuleren en de bestaande regeling zou screenen, al bevindingen of denksporen naar voren geschoven om de regeling nog klantvriendelijker te maken? Dit lijkt me, zoals hier al is aangehaald, toch een uitdaging.
Minister Gatz heeft het woord.
Sinds begin dit jaar werd het Vlaamse Gewest inderdaad volledig bevoegd voor de regelgeving inzake successierechten. Ook de regeling voor de inbetalinggeving van kunstwerken ter betaling van de successierechten werd hierdoor een volle bevoegdheid van de Vlaamse Regering.
Als minister van Cultuur verheug ik er mij op dat Vlaanderen hiermee over een nieuw beleidsinstrument beschikt voor haar erfgoedbeleid. Dit instrument kan namelijk in belangrijke mate bijdragen tot het behoud van belangrijk erfgoed voor Vlaanderen. Ik denk dan in het bijzonder aan de in Vlaanderen bewaarde topstukken. Uiteraard kan het ook bijdragen tot de verrijking van de museale collecties met sleutelwerken voor deze collecties.
Collega Turtelboom zorgde er in een eerste fase voor om de Vlaamse adviescommissie voor de inbetalinggeving van kunstwerken op te richten. Dat is de opvolger van de zogenaamde commissie-Jacqui voor wat Vlaanderen betreft. Deze commissie, die collega Turtelboom van advies moet dienen in geval van voorstellen tot inbetalinggeving, is inmiddels operationeel.
In 2006 werd door het Vlaamse Gewest de inbetalinggeving aanvaard van de collectie precolumbiaanse kunst Janssen-Arts. Dit gebeurde, zoals sommigen zich zeker nog levendig zullen herinneren, binnen het kader van de nalatenschap van dokter Paul Janssen. De collectie werd in langdurige bewaring gegeven aan het Museum aan de Stroom (MAS) te Antwerpen.
Ik wil graag met minister Turtelboom nagaan of en waar deze regeling nog aangepast kan worden in functie van een grotere performantie. We kunnen inderdaad niet zeggen dat het op dat vlak zeer doeltreffend is. De studie onder leiding van professor Annemie Draye naar de problematiek, mogelijkheden en opportuniteiten op het vlak van successierechten, voor de collectieopbouw van Vlaamse musea en erfgoedinstellingen en voor de collectie van de Vlaamse Gemeenschap, eveneens daterend uit 2006, kan hiervoor zeker inspiratie bieden. Ook de vraag hoe we de regeling beter bekend kunnen maken, zal dan aan bod komen.
Ik zou de problematiek graag integreren in het fameuze witboek, waarbij we de bestaande en nieuwe maatregelen ter ondersteuning van de culturele sector in kaart brengen en willen activeren. Dus, ja, de contacten binnen het werkgroepgegeven met minister Turtelboom lopen, maar het is deze week dat de opdracht voor de opmaak van het witboek aanvullende financiering in de culturele sector gegund zal worden of gegund is. We boeken in de timing toch vooruitgang. Dan zou ik in het debat met u in het najaar, zeker ten aanzien van het beleid van 2016, verder willen bekijken welke concrete accenten we nu leggen. Dit zal er zeker deel van uitmaken. Voor andere zaken zullen we nog contacten met de federale overheid hebben, maar hierover niet. Dit ligt nu volledig in onze bevoegdheid en dus ook in onze mogelijkheden. Het is niet aan ons om verder mogelijke excuses te zoeken waarom het niet zou werken. Ik wil graag het initiatief van minister Schauvliege opnieuw opnemen. Ik ga het wel bekijken in een globalere problematiek omdat we niet op alle slakken zout kunnen leggen. We kunnen niet alles tegelijk doen, maar dit lijkt me een evident, eigen instrument dat we zeker moeten versterken en verder uitwerken.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik kan er alleen maar heel tevreden mee zijn dat u terecht de kansen onderstreept die Vlaanderen nu heeft gekregen nu we ten volle bevoegd zijn om hier een meer actief en proactief beleid rond te voeren. Het kan inderdaad een instrument zijn dat kan bijdragen tot het behoud van heel wat erfgoed en tot de verrijking van de museale collecties, zoals u zelf hebt gezegd.
Ik denk echter dat dat niet zal gebeuren als we gewoon blijven stilzitten. Er moet een actief beleid rond gevoerd worden. Ik ben tevreden dat eerst al minister Turtelboom het initiatief heeft genomen om die commissie op te richten, want die moet er natuurlijk eerst zijn. Er is een actief beleid nodig. Het is aan u en aan ons allemaal samen om daar werk van te maken. Ik ben alleszins tevreden met uw positief antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.