Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, ik wil het zogenaamde Damesakkoord hier even onder de aandacht brengen. Ik heb hier al eerder vragen om uitleg over gesteld.
Minister, op 18 mei 2015 hebt u, samen met uw vier collega’s bevoegd voor het hoger onderwijs in de Benelux, een besluit ondertekend waardoor het niveau van de bachelor- en masterdiploma’s in het hoger onderwijs automatisch in Vlaanderen, Nederland, Luxemburg en België in zijn totaliteit en in alle gemeenschappen wordt erkend. Ten gevolge van dit besluit zal elke inwoner van de Benelux de juridische zekerheid hebben dat het niveau van zijn officieel erkend bachelor- of masterdiploma automatisch in de andere landen en gemeenschappen wordt erkend.
De ingewikkelde, tijdrovende en dure erkenningsprocedures worden afgeschaft. Een erkenningsprocedure kan in sommige gevallen tot vier maanden duren. De kostprijs kan, in de vorm van een retributie aan het National Academic Recognition Information Centre (NARIC), tot 200 euro per persoon oplopen. Dat is niet onbelangrijk. De inhoud van de diploma’s en de beroepskwalificaties kunnen in de andere landen wel nog worden getoetst.
Ik wil hier duidelijk stellen dat de N-VA tevreden is over deze samenwerking. We hopen dat dit vlot naar andere lidstaten van de EU kan worden uitgebreid. Op die manier hopen we het uiteindelijke doel, een hogere onderwijsruimte in Europa, effectief tot stand te brengen. We zijn hierbij echter kritisch ten aanzien van de kwaliteit en het niveau.
Minister, op 23 april 2015 heb ik in deze commissie een vraag om uitleg over het Damesakkoord gesteld. Ik citeer uw antwoord: “Het is onze ambitie dat het akkoord in de eerste plaats een invulling geeft aan het engagement van het Vlaams regeerakkoord met betrekking tot het Nederlandstalig onderwijs in het buitenland, zodat door dit akkoord een kwaliteitsvol aanbod van Nederlandstalig onderwijs in het buitenland wordt gegarandeerd.”
U hebt toen ook vermeld dat de Vlaamse kinderen in het buitenland gelijke toegang tot het Nederlands Onderwijs in het Buitenland (NOB) moeten hebben en dat het akkoord binnen enkele weken zou zijn uitgeklaard. Vorige week is het 35-jarig bestaan van het NOB in Den Haag gevierd. Er heerste daar nog steeds veel vrees over de voortzetting van het NOB.
Mijn belangstelling voor het NOB is niet ingegeven door de hoop op deze manier heel de wereld Nederlandstalig te maken. Op zich is dit een mooie gedachte, maar ik wil ervoor zorgen dat de Vlaamse expats nog steeds een beroep op het NOB kunnen doen. Ik vind dit immers cruciaal.
Als Vlaamse werknemers de kans krijgen in het buitenland te werken, vragen ze zich steeds af wat er met hun kinderen zal gebeuren. Dit is een van hun belangrijkste overwegingen. Zullen de kinderen na de terugkeer van de buitenlandse missie weer in het Vlaams onderwijs kunnen aansluiten? Als we die overweging afremmen omdat er niet voldoende NOB is, betekent dit de facto dat minder Vlamingen op buitenlandse hoofdzetels en in beslissingscentra zullen werken. Dat heeft, of we dat nu willen of niet, een impact op de Vlaamse economie.
Minister, aangezien jullie handtekeningen hebben uitgewisseld, ga ik ervan uit dat u uw collega’s ondertussen hebt gezien. Hebt u op 18 mei 2015 met de Nederlandse minister van Onderwijs Bussemaker over het zogenaamde Damesakkoord gesproken?
Wat is het resultaat? Is er een resultaat? Zo neen, wanneer hebt u de volgende bijeenkomst gepland? De besparingen die Nederland heeft doorgevoerd, blijven van kracht, dus de impact op het aanbod zal van kracht blijven. Plant u tijdens deze legislatuur nog overleg met andere buurlanden wat betreft de automatische erkenning van het niveau van diploma’s hoger onderwijs? Nederland staat op de eerste plaats in de lijst van het aantal aanvragen voor niveaugelijkwaardigheid in het hoger onderwijs. Hoe zal het personeel dat nu ontlast wordt van deze taak, worden ingezet? Ik heb het dan concreet over het National Academic Recognition Information Centre (NARIC).
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, het is goed dat u mij met de regelmaat van de klok hierover vragen stelt. Er is de voorbije maanden overleg geweest. Ik kijk er echt naar uit om het Damesakkoord te ondertekenen, maar het kan natuurlijk maar ondertekend worden als ook uw zorgen mee opgelost zijn, veronderstel ik. Anders is het een mooie handtekening maar hebben we nog trubbels.
De besprekingen zijn nog niet gefinaliseerd. Ik geef u wel wat rode draden uit het ontwerp van akkoord mee: het erkennen en blijvend waarderen van de voorbije en bestaande samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland, zowel politiek als ambtelijk; het realiseren van een optimale informatie-uitwisseling en leren van elkaar op het vlak van onderwijs en vorming, in het bijzonder ook wat betreft studentenmobiliteit; het optimaliseren van de bestaande samenwerking, zowel op beleids- als op institutioneel niveau, alsook binnen internationale samenwerkingsverbanden; meer overleg op ministerieel niveau.
Het akkoord moet ook expliciete aandacht hebben voor de mobiliteitsstromen van studenten in het hoger onderwijs en de toegankelijkheid voor Vlaamse leerlingen van het Nederlandstalig onderwijs in het buitenland. Het blijft onze ambitie dat het akkoord in de eerste plaats een invulling geeft aan het engagement van het Vlaamse regeerakkoord met betrekking tot het Nederlandstalig onderwijs in het buitenland, zodat door dit akkoord een kwaliteitsvol aanbod van Nederlandstalig onderwijs in het buitenland wordt gegarandeerd. Daarbij is het cruciaal dat Nederland blijft instaan voor de structurele financiering van NOB en kwaliteitszorg, zowel op het vlak van gebouwen als van kwaliteit en ondersteuning van de lesgevers. Op die manier hebben onze Vlaamse kinderen in het buitenland dan ook een gelijke toegang tot het NOB-aanbod.
U weet, collega Daniëls, dat het Verdrag betreffende de Europese Unie voorziet in een vrij verkeer van personen. We hebben geen intenties om een instroombeperking naar Nederlanders in te stellen. Dat vraagt u ook niet. Wel zullen de mobiliteitsstromen strakker gemonitord worden en kan hierover met Nederland in overleg worden gegaan. Daar maken we ook nieuwe afspraken over.
Ik hoop het Damesakkoord te kunnen afronden en zal u dan ook de nodige toelichting geven. Zeker het punt over NOB is nog niet uitgezuiverd. Ik kan moeilijk tekenen zonder dat dat helemaal opgelost is.
Vanuit de Benelux wordt momenteel bekeken of uitbreiding van automatische erkenning naar andere buurlanden mogelijk is. Wat is voor mij interessant? Ik denk dat we dat stap voor stap moeten bekijken, bijvoorbeeld Nordrhein-Westfalen, of binnen de Grande Région rond Luxemburg of de Eurometropool met Franse regio’s. Afspraken over de automatische erkenning van diploma’s zouden uiteraard de grensoverschrijdende studie- en arbeidsmobiliteit kunnen faciliteren. Een dergelijke uitbreiding zal nog wel wat onderhandelingen vergen. Wat me wel verrast heeft toen we ondertekenden, is dat het bijvoorbeeld voor hbo5, de doctoraten, nog niet in orde is. We kunnen de bestaande erkenningen dus nog wat uitdiepen en ook de wederzijdse erkenning nog wat uitbreiden.
Ik denk dat we als Benelux een vrij sterke onderhandelingspositie hebben ten opzichte van potentieel nieuwe regio’s. We hopen dat dat ook impact zal hebben binnen Europa.
De impact van de Benelux-beschikking voor Vlaanderen is beperkt omdat er binnen België al grondwettelijke niveaugelijkwaardigheid was tussen de gemeenschappen, en met Nederland heeft Vlaanderen al een akkoord gesloten betreffende de academische gelijkwaardigheid van Nederlandse diploma’s van het hoger onderwijs. Daardoor wordt al vrij lang aan de Nederlandse graden van bachelor, master en doctor automatisch niveaugelijkwaardigheid verleend zonder dat er een erkenningsonderzoek uitgevoerd wordt. De uitbreiding in wat we nu ondertekend hebben, betrof Luxemburg.
Aangezien we echter nauwelijks erkenningsaanvragen krijgen voor Luxemburgse diploma’s, heeft het Benelux-akkoord een zeer geringe impact op het werkvolume en het personeelsbestand van NARIC-Vlaanderen. Zowel voor Nederland als voor onze andere regio’s en Luxemburg is de waarde groter dan voor ons. Dat komt omdat wij nu eenmaal voorlopers waren op dat vlak.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik ben blij dat u uw handtekening nog niet hebt gezet als het cruciale punt dat wij aanhalen, niet is gerealiseerd. Ik wil hierbij drie zaken aanhalen.
U bent politiek onderlegd genoeg, maar het woord ‘toegankelijkheid’ is één zaak, maar het gaat natuurlijk over aanbod. Ik wil niet over die woordjes vallen, maar als de Nederlanders zeggen dat het toegankelijk blijft voor Vlaanderen maar ze doen er geen geld bij, dan daalt het aanbod en blijft het toegankelijk. Maar als er geen aanbod is, ben je met die toegang natuurlijk niet veel. Het is overbodig om te zeggen, maar ik wil er toch op drukken dat we dat heel goed in de gaten moeten houden.
Zolang er geen akkoord is en Nederland blijft voortgaan met zijn besparingen, dan zijn de gevolgen er natuurlijk wel voor Vlaanderen, want ondertussen wordt het aanbod NOB afgebouwd, zijn de gevolgen er voor de Vlaamse expats en hebben we langs de kant van de Nederlandstalige instromende studenten geen verweer. Europa verbiedt immers terecht dat je het vrij verkeer van personen mag onderdrukken. Dat is ook onze vraag niet. Maar in het kader van de wederkerigheid is het zo dat zonder handtekening er in het NOB niets gebeurt, maar wij kunnen niets tegenover die Nederlandse studenten zetten. Begrijp me niet verkeerd, sommige mensen rekenen heel speciaal en zeggen: één Nederlander betekent alleen kosten en geen opbrengsten. Dat is uiteraard niet zo, integendeel. Ze eten en drinken hier ook, en wanneer er een aantal van hen hier blijven hangen en hier blijven om te werken, dan dragen ze ook bij aan het systeem. Ik wil het niet zwart-wit zien. Er is wel een vorm van wederkerigheid nodig. Ik hoop dat die snel kan worden bereikt.
Door het akkoord dat op Benelux-niveau gesloten is, wordt het niveau automatisch erkend. We lezen ook dat “de inhoud van de diploma’s en de beroepskwalificaties nog getoetst kunnen worden in het andere land”. Dat wil de facto zeggen dat je wel een niveaugelijkwaardigheid hebt, maar geen inhoudelijke gelijkwaardigheid. Ik verwijs dan naar de problemen die we hebben met mensen die naar open universiteiten gaan – iets anders waar we met Nederland een akkoord over hebben – en die daar rechten of psychologie doen, die dan wel een master in de rechten of de psychologie hebben, maar met dat diploma nog altijd niet aan de slag kunnen doordat er wel niveaugelijkwaardigheid, maar geen inhoudelijke gelijkwaardigheid is.
Dat is iets waar we nog verder op moeten inzetten, zeker wat betreft de open universiteit, zodat we die mensen niet in het systeem van afstandshogeronderwijs laten studeren – ik weet dat heel wat instellingen in Vlaanderen daar ook mee bezig zijn voor werkstudenten – en dan toch moeten vaststellen dat dat diploma niet echt is wat het moet zijn.
De heer Durnez heeft het woord.
Minister, u vernoemde de Eurometropool aan Franse zijde. Ik wil aandacht vragen voor het geheel van dat Franse deel. Eurometropool is het zuidelijke deel. Aan noordelijke zijde zitten Duinkerke, Calais en Boulogne, waar ook de Université du Littoral Côte d’Opale (ULCO) zit. Ik zag vanmiddag de burgemeester van Saint-Omer, de heer Decoster. Hij meldde mij dat hij een Vlaming had aangeworven in zijn stadsbestuur. Die bewegingen zijn daar dus continu bezig. Mijn zorg is om dat ook als geheel te bekijken, en niet alleen de Eurometropool.
Minister Crevits heeft het woord.
Wat die niveaugelijkwaardigheid betreft, mijnheer Daniëls, hebt u absoluut gelijk. Toen we dat gingen ondertekenen, hebben we daar nog vrij uitgebreid over gediscussieerd. Ik wil daar zeker initiatieven in nemen. Elke stap die we zetten, is een stap in de goede richting.
Mijnheer Durnez, het waren voorbeelden die ik aanhaalde. Ik zal dat ook met veel plezier bekijken.
Er zijn drie fronten waarop we kunnen werken: uitbreiden naar andere regio’s, uitdiepen naar andere niveaus zoals doctoraten, en diplomagelijkwaardigheid – dus niet alleen niveaugelijkwaardigheid, maar ook inhoudelijk wederzijdse gelijkwaardigheid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.