Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik wil u deze vraag stellen naar aanleiding van een positief bericht, namelijk dat wij vanuit Vlaanderen deelnemen aan een Europees onderzoek hoe laaggeschoolden beter hun weg vinden naar het meest gepaste studieaanbod. Dat is heel positief, het kan zeker goede resultaten opleveren. Men wil modellen ontwikkelen voor de begeleiding van de leerloopbaan van laaggeschoolden. Het is de bedoeling om beleidsmatige informatie te vergaren om laaggeschoolde volwassenen optimaal te helpen bij het behalen van een diploma. Het is een onderzoek dat drie jaar duurt.
Wij praten in deze commissie al lang over de uitdaging van het volwassenenonderwijs. Al tien jaar zeggen we hier dat er in Vlaanderen onvoldoende sprake is van een cultuur van levenslang leren. En als die er is, is die er vooral bij degenen die al langer hebben geleerd. Wij slagen er in Vlaanderen niet in om de volwassenen die een kortere opleiding genoten hebben of die geen diploma behaald hebben in het secundair onderwijs, te doen participeren aan het levenslang leren. We hebben daarvoor reeds doelstellingen vooropgesteld, maar we slagen er niet in om stappen vooruit te zetten.
Het is een van de zaken waarop wij met ons onderwijs minder goed scoren. Ik meen dat we mogen zeggen dat we een heel goed onderwijs hebben. Wat betreft de resultaten zitten we telkens aan de top binnen de OESO, maar als we kijken naar het volwassenenonderwijs, doen we het minder goed in vergelijking met andere landen, maar ook in vergelijking met onze inspanningen binnen andere onderwijsniveaus.
Daarom is het belangrijk om te kijken hoe we wel stappen vooruit kunnen zetten. Toen ik las dat we participeren aan een onderzoek dat drie jaar duurt om zicht te krijgen op hoe we laaggeschoolde volwassenen kunnen stimuleren om toch te participeren aan levenslang leren, dacht ik dat het toch niet de bedoeling kan zijn dat wij wachten op de resultaten van dat onderzoek voor we bekijken hoe we binnen het volwassenenonderwijs al stappen kunnen zetten om die laaggeschoolde volwassenen beter te bereiken dan vandaag.
Ik vond het daarom zinvol om deze vraag te stellen. Als we geen materiaal zouden hebben om een beleid op uit te bouwen, dan zouden we inderdaad niet anders kunnen dan wachten op de resultaten van het onderzoek. Maar de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) heeft nog niet zo lang geleden een heel interessante verkenning gedaan. Ik heb dat boek al een hele tijd bij me. Ik heb het ook doorgenomen. Ik vind dat er heel interessant materiaal in staat, zeker voldoende om al stappen te zetten en te bekijken hoe we dat kunnen doen. Het is voor mij meteen duidelijk dat dit de bevoegdheid van Onderwijs overstijgt. Het is een uitdaging om buiten Onderwijs een aantal stappen vooruit te zetten. Voor het formele leren in Vlaanderen zijn de cijfers wel gunstig. Het is vooral met het informele leren dat we mogelijkheden hebben om stappen vooruit te zetten. Ik meen dus dat we heel interessant materiaal kunnen terugvinden in de verkenning van de Vlor om te bekijken hoe we los van de studie, het beleid inzake volwassenenonderwijs kunnen verbeteren.
Minister, vandaar mijn vraag of u los van deze studie een aantal initiatieven wilt nemen op het vlak van volwassenenonderwijs en of u al een zicht hebt op de manier hoe u dat zult aanpakken. Wat mogen we van u verwachten?
Mevrouw Celis heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik zou heel graag aansluiten bij de terechte vraag van mevrouw Helsen. De deelname van volwassenen aan levenslang leren, is een van de belangrijkste uitdagingen voor onze samenleving en uiteraard ook voor het volwassenenonderwijs.
Er wordt hier naar een studie verwezen, maar uit de jongste cijfers van de AES-studie (Adult Education Survey) bleek nog dat Vlaanderen in het midden van de Europese rangschikking zit wat de globale participatie aan levenslang leren betreft.
Dat is natuurlijk in het midden. Dat wil wel zeggen dat er nog heel wat werk is om die Europese doelstellingen daarin te halen. In een groeiende kennismaatschappij is het van groot belang om in te zetten op efficiënt en kwalitatief volwassenenonderwijs. Ons volwassenenonderwijs heeft een grote uitdaging op het vlak van organisatie en financiering. U hebt dat in uw beleidsnota aangegeven. Ik heb een aanvullende vraag.
In uw beleidsnota zegt u dat u wilt streven naar slagkrachtige instellingen in het volwassenenonderwijs. Kunt u daar nog wat toelichting of een stand van zaken bij geven?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Helsen, ik zal u om te beginnen geruststellen. De participatie aan het GOAL-project (Guidance and Orientation for Adult Learners) staat helemaal niet remmend op andere initiatieven. Ik was zelf heel trots dat we eraan meedoen.
In de Europese participatiestatistieken worden de verschillende vormen samengenomen. Vlaanderen bevindt zich – collega Celis heeft dat bevestigd – in het midden van de Europese rangschikking. Wordt het formele leren afgezonderd en internationaal vergeleken, dan behoort Vlaanderen tot de top in Europa, samen met de Scandinavische landen en het Verenigd Koninkrijk.
U kent de cijfers. Op vijf jaar tijd is het aantal cursisten meer dan verdubbeld. De Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO) en de Centra voor Basiseducatie (CBE) hebben zeer grote opdrachten. Wat het GOAL-project betreft, is het departement de initiatiefnemer. Het is een internationaal project. Via praktijkgericht onderzoek willen we beleidsinformatie verzamelen over de manier waarop laaggeschoolden optimaal begeleid kunnen worden.
Ik vind het verbazingwekkend en zeer pijnlijk om te zien. De participatie aan het volwassenenonderwijs is zeer hoog, maar de meest kwetsbare groep – ook op de arbeidsmarkt – maakt de sprong niet. Ik heb het persbericht van enkele weken geleden opgezocht. Het project duurt drie jaar. Bij ons zijn twee organisaties geselecteerd om aan dat Europees project deel te nemen. Dat is de Leerwinkel in West-Vlaanderen en de Stap (studieadviespunt) in Gent omdat zij specifiek werken rond de participatie van laaggeschoolden aan het volwassenenonderwijs. Dat staat een beetje los van de hervormingen en de wijzigingen die we willen doorvoeren. Toch zal dat ons inzicht geven, want ondanks de spectaculaire groei boeken we geen spectaculair betere resultaten. Daarmee wil ik u geruststellen, het is geen alibi om drie jaar lang niets te doen. Ik zal dat proberen te bewijzen.
U verwees naar de Vlor. In 2013 publiceerde de Vlor inderdaad de resultaten van een strategische verkenning door een expertengroep. Deze verkenningsoefening was de aanleiding voor een studiedag op 6 februari 2015, waar tal van belanghebbenden zich samen gebogen hebben over de bouwstenen van het toekomstig volwassenenonderwijs. Ik heb de opdracht gegeven aan de Vlor om een adviesnota op te maken over de toekomst van het volwassenenonderwijs voortbouwend op de besprekingen van 6 februari. Ik verwacht deze nota eind juni.
De voorbije weken en maanden heeft mijn kabinet al informele bilaterale gesprekken gevoerd met de verschillende stakeholders en sociale partners. Maar we zien ook – en dat vind ik schitterend – dat het onderwijsveld zelf zich spontaan organiseert om bij te dragen aan dit debat.
Een aantal weken geleden nog organiseerde een groep van West-Vlaamse directeurs van CVO’s en CBE’s op eigen initiatief een denkdag over een mogelijke toekomst van het volwassenenonderwijs, waaraan mijn kabinet en administratie deelnamen. Een aantal centra fuseren nu om een gebiedsdekkend aanbod te krijgen. Ik heb dat in Limburg en West-Vlaanderen meegemaakt. Ik vind dat zeer positieve evoluties.
Er ligt nu dus voldoende materiaal op de tafel om mee aan de slag te gaan. Ik wil wachten op het advies van de Vlor. Ik plan om in het najaar een conceptnota over de toekomst van het volwassenenonderwijs te schrijven. We kunnen daar dan ruim over debatteren.
Eén zaak nog, een paar lijnen die voor mij al van belang zijn. Ik vind het zeer goed dat de centra de handen in elkaar slaan. Het fijnmazige aanbod van de CVO’s wil ik zeker als kracht behouden. Bovendien ziet de sector een aantal uitdagingen op zich af komen die mee de toekomst zullen bepalen. Wat zal de rol zijn van de CVO’s bij de uitbouw van de hbo5-samenwerkingsverbanden? We zijn intens bezig met de uitrol van hbo5 om jongeren en volwassenen aan te spreken om via deze relatief korte en zeer beroepsgerichte opleidingen hun kansen te vergroten op de arbeidsmarkt, of misschien ook door te stromen naar verder hoger onderwijs. We moeten omgaan met die gevoelige positionering van hbo5. Er zijn samenwerkingsverbanden met de hogescholen, maar de vraag is wat de toekomst zal zijn en wat de rol van de CVO’s zal zijn.
U vroeg hoe de sector van het volwassenenonderwijs meegenomen kan worden in de oefening rond bestuurlijke schaalvergroting, en hoe het NT2-aanbod in de toekomst georganiseerd zal worden. Dat zijn allemaal puzzelstukken die in de komende maanden een beetje hun beslag zullen vinden.
Ik hoop dat ik uw zorgen een beetje heb kunnen wegnemen. We gaan geen drie jaar stilzitten. Dit onderzoek is nu eenmaal nodig om vooruit te komen. Ik vind het zeer relevant dat Vlaanderen daaraan deelneemt, samen met vijf andere regio’s.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, ik zat echt met die vraag.
Het klopt dat het ons relevante informatie zal opleveren. Ik ben ervan overtuigd dat in de verkenning door de Vlor reeds een aantal interessante punten gevonden zijn met betrekking tot de doelgroep van laaggeschoolden. Hoe kunnen we hen beter bereiken? Met de aanpak die u vooropstelt, wilt u vooral binnen onderwijs zoeken wat we daaraan kunnen doen. Hoe kunnen de instellingen een beter aanbod realiseren? Hoe kunnen ze samenwerken? Wat is de plaats van het volwassenenonderwijs ten aanzien van hbo5 en eventueel in samenwerking met hoger onderwijs?
Uit de verkenning is tevens duidelijk gebleken dat een aanpak binnen het onderwijs niet zal volstaan als we met betrekking tot de laaggeschoolde volwassenen echt stappen vooruit willen zetten. Dat is natuurlijk niet vanzelfsprekend. Dat is zeer moeilijk. Het is echter cruciaal. We zullen in de toekomst vanuit het onderwijs verbanden met de culturele sector moeten leggen. In die sector is immers een zeer sterke vorm van informeel leren aanwezig. Op dat vlak scoren we net minder goed. We kunnen het informeel leren in samenwerking met die sector versterken. Bepaalde organisaties in die sector bereiken de lagergeschoolden gemakkelijk.
Een samenwerking met de beleidsdomeinen Welzijn en Werk zal ook van cruciaal belang zijn. Om de doelgroep te bereiken, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Op dat vlak zullen een aantal initiatieven moeten worden genomen. Dat zal heel belangrijk zijn.
In de verkenning vind ik al een aantal suggesties terug. Ik vind het een goede zaak dat we hiermee aan de slag gaan. We kunnen afwachten wat de output van het onderzoek binnen drie jaar zal zijn. Op dat ogenblik kunnen we nagaan of we nog andere initiatieven moeten nemen om met betrekking tot het volwassenenonderwijs eindelijk een stap vooruit te zetten. Tot nu toe zijn we daar niet in geslaagd.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Zoals mevrouw Helsen al meermaals heeft verklaard, zit iedereen te wachten om snel stappen vooruit te kunnen zetten. Men moet echter eerst kunnen gaan voor men kan lopen. Volgens mij hebt u het goed aangepakt. U hebt de Vlor om advies gevraagd. Als dat advies eind juni 2015 wordt afgeleverd, kunnen we aan een vernieuwing van het volwassenenonderwijs werken. Het lijkt me zeer verstandig dat advies af te wachten. Ik neem aan dat we hier, in deze commissie, verder van gedachten zullen kunnen wisselen zodra de teksten beschikbaar zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.