Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Collega’s, sinds 1994 geldt de huidige decretale rechtspositieregeling voor het personeel van onze hogescholen. In tegenstelling tot het leerplichtonderwijs is toen geopteerd voor één rechtspositieregelgeving, ongeacht de juridische aard van de besturen van de betrokken instellingen.
Onder meer in een recent artikel in Forum, van de hand van de heer Jan-Baptist De Smet, met als titel ‘Bij het huidig mutisme en immobilisme heeft niemand baat’, dat ik u zeker kan aanbevelen, komt de al langer levende vraag aan bod of daarmee de best mogelijke keuze is gemaakt. De auteur stelt dat enkele recente en divergente gerechtelijke uitspraken bewijzen dat de gemaakte keuze wellicht niet de meest evidente was en tot vandaag aanleiding geeft tot rechtsonzekerheid. Cruciaal daarbij is of de inwerkingtreding van hun rechtspositieregeling de personeelsleden van de gesubsidieerde vrije hogescholen al dan niet volledig onttrokken heeft aan het toepassingsgebied van de Arbeidsovereenkomstenwet van 1978.
Zonder dieper te willen ingaan op de casussen die in het genoemde artikel aan bod komen, wil ik bij deze vraag om uitleg stilstaan bij de slotoverweging die erin voorkomt, en ik citeer: “In ieder geval hebben de feitenrechters aangetoond dat de decreetgever dringend duidelijkheid moet verschaffen over wat hij met de rechtspositieregeling van het personeel van de gesubsidieerde vrij hogeschoolinstellingen precies voor ogen heeft: een rechtspositie die neigt naar een publiekrechtelijk statuut of een rechtpositie die maximaal recht doet aan de contractuele rechtsverhouding?”
Minister, heeft het pleidooi om duidelijkheid te creëren over de rechtspositie van personeelsleden van vrije hogescholen u ook bereikt? Bent u van mening dat initiatieven aangewezen zijn om die duidelijkheid te creëren? Overweegt u om daar zelf de aanzet toe te geven, of verwacht u dat dat vanuit het parlement komt? Kan het Vlaams Onderhandelingscomité Hoger Onderwijs of een werkgroep in de schoot ervan daar een rol bij spelen?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, bedankt voor uw vraag. Het artikel in Forum heeft mij zeker bereikt. Het is een verkorte versie van het artikel van dezelfde auteur over de rechtspositieregeling van het personeel van de gesubsidieerde vrije hogescholen in het Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid (TORB), waar trouwens wel vaker interessante artikelen in staan. Het artikel is gepubliceerd in januari-februari van dit jaar en sluit aan bij de uiteenzetting van professor Rauws op de studiedag in het Vlaams Parlement over 25 jaar TORB. Het probleem dat u aanhaalt, is daar vrij omstandig uitgelegd, alsook de case die u schetst.
Als er onduidelijkheden zijn in de regelgeving, dan moeten we die uitklaren. Dat is evident. In dit concrete geval gaat het om de gevolgen van de keuze uit 1994 om één rechtspositieregeling te maken voor het hogeschoolpersoneel, en niet eentje voor de autonome en eentje voor de vrije hogescholen.
De auteur somt enkele gevallen op waarbij arbeidsrechters verschillende interpretaties geven in bepaalde dossiers over personeelskwesties. Rechters verschillen al eens van mening. We kennen de oorzaken. Als we naar aanpassingen willen kijken, doen we dat het best binnen een algemene optimalisatie van de rechtspositieregeling voor het personeel van de hogescholen. Zo’n rechtspositieregeling is uiteraard een zaak van werkgevers en werknemers, en is dus zeker voer voor het Vlaams Onderhandelingscomité Hoger Onderwijs (VOC). Zij hebben het zelf wel nog niet op de agenda geplaatst als zijnde dringend, wat er misschien op wijst dat het probleem niet zo acuut is. Maar u hebt volkomen gelijk, mijnheer De Meyer, dat daar een probleempunt zit.
Het lijkt mij het beste om in de schoot van het VOC overleg te hebben over de rechtspositieregeling voor het hoger onderwijs. Er zijn nog een aantal andere vragen die tijdens de afgelopen onderhandelingen gesteld zijn en die verdere uitklaring behoeven. Ik stel voor om die vraag over de rechtspositieregeling niet ad hoc te beslechten. We hebben dat ook bij de andere niet gedaan in de marge van bijvoorbeeld Onderwijsdecreet XXV. Maar er komt dus wel overleg, in de vorm van een taskforce, waarbij we de zaken zullen bekijken. Dan zullen we ook het probleem dat u schetst en waar aandacht voor is in die twee artikelen, zeker bekijken, samen met nog een aantal andere punten.
De heer De Meyer heeft het woord.
Belangrijk in uw antwoord, minister, is dat u het probleem onderkent. U stelt dat de te bewandelen weg is: het Vlaams Onderhandelingscomité voor het hoger onderwijs. U wilt het het liefst niet ad hoc oplossen, maar via een algemene optimalisatie van het personeel van de hogescholen.
Bij de aanvang van de vergadering vernam ik dat de auteur, die ik niet persoonlijk kende, hier aanwezig is. Hij heeft ook het antwoord gehoord en kan dus de nodige stappen zetten voor het vervolg aan zijn terechte, begrijpelijke en juridisch gegronde bezorgdheid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.