Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, momenteel werkt de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) aan een wijziging inzake de bekwaamheidsbewijzen voor natuurwetenschappen secundair onderwijs voor de bachelors natuurwetenschappen. Dat was althans het geval op 6 maart. Mocht er ondertussen een uitgewerkt voorstel zijn, dan zullen we het straks horen.
De VLHORA wil in deze wijziging aan de bachelors natuurwetenschappen een vereist bekwaamheidsbewijs toekennen voor vier vakken, namelijk natuurwetenschappen, fysica, chemie en biologie en dit in de eerste en tweede graad aso, tso, bso en in de derde graad bso. Voor natuurwetenschappen is dat logisch. Er wordt immers een vereist bekwaamheidsbewijs toegekend voor een vak waarvoor men is opgeleid. Voor fysica, chemie en biologie is dit niet logisch, aangezien een bachelor natuurwetenschappen niet voor deze vakken werd opgeleid.
Er is bovendien een wezenlijk verschil tussen natuurwetenschappen en de drie andere vakken. Natuurwetenschappen komt voor in die richtingen van het secundair onderwijs waarin men een basisvoorziening voorziet voor alle leerlingen in de zin van ‘science for all’. De studie van fysica, chemie en biologie als afzonderlijke vakken vindt men in de richtingen met een leerlijn ‘wetenschap voor de wetenschapper en technicus van morgen’. Het gaat hier om alle aso-richtingen en de richtingen uit het tso die een wetenschappelijk of technologisch profiel hebben.
Ter vergelijking, een student die ervoor kiest een lerarenopleiding te volgen voor fysica, chemie of biologie zal slechts één onderwijsbevoegdheid halen voor één vak van de drie, daar waar de bachelor natuurwetenschappen met de nieuwe wijziging een vereist bekwaamheidsbewijs zou krijgen voor hetzelfde gewicht aan studiepunten voor de drie wetenschappelijke vakken en voor natuurwetenschappen. Dat is de jackpot van de studiekeuze.
Zoals we allen weten, is er een structureel tekort aan exacte wetenschappers en gekwalificeerde technici. Het STEM-actieplan (Science, Technology, Engineering and Mathematics) wil hier verandering in brengen. De kwaliteit van een goed wetenschapsonderwijs is hierbij van cruciaal belang. Daarom hebben we nood aan leerkrachten wetenschappen en techniek met voldoende vak- en didactische kennis. Zij vormen immers onze toekomstige ingenieurs, scheikundigen, fysici en biologen waar onze kenniseconomie zoveel nood aan heeft. Een afvlakking van de kwaliteit van deze leerkrachten is dan ook onaanvaardbaar. Hun goede opleiding, kennis en vorming is hierbij van cruciaal belang.
Gisteren kwam dit ook even ter sprake in de plenaire vergadering toen mevrouw Helsen het had over het inhoudelijke aspect van de lerarenopleiding. In de lerarenopleiding stelt men vast dat de studenten die zich aanmelden op vlak van kennis soms wat bij te benen hebben. In dit opzicht maak ik me zorgen over de natuurwetenschappen, ook omdat er al heel weinig STEM-studenten zijn. Een eerste vereiste om dat probleem aan te pakken en de negatieve spiraal te doorbreken, is een goed wetenschapsonderwijs vanaf de lagere school en de eerste graad van het middelbaar onderwijs.
Minister, wat is de stand van zaken met betrekking tot de wijziging van de bekwaamheidsbewijzen voor natuurwetenschappen secundair onderwijs voor de bachelors natuurwetenschappen? Werd hieromtrent de mening van experten en leerkrachten gevraagd? Acht u het mogelijk dat een bachelor natuurwetenschappen zich in dezelfde studietijd en voor hetzelfde aantal studiepunten, zowel inhoudelijk als vakdidactisch kan bekwamen in de leerlijn natuurwetenschappen (basisvorming) én in de drie wetenschappelijke vakken van de tweede graad, namelijk fysica, chemie en biologie (leerlijn wetenschapper/technicus), daar waar de student fysica, chemie of biologie in de lerarenopleiding zich in diezelfde studietijd en met hetzelfde aantal studiepunten slechts in één wetenschappelijk vak kan bekwamen? Worden er nog andere wijzigingen gepland aan de bekwaamheidsbewijzen? Zo ja, dewelke?
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, minister, de vraag van mevrouw Brusseel is een terechte vraag die nog eens wijst op de problemen met de bekwaamheidsbewijzen. Achter die bekwaamheidsbewijzen zit wel een vorm van logica tussen voldoende geachte en vereiste bekwaamheidsbewijzen. Als we de bekwaamheidsbewijzen bekijken, moeten we die logica meenemen onder het motto ‘de juiste persoon op de juiste plaats’. Ik ben benieuwd hoe u dat ziet in de toekomst.
Ten tweede is het zo dat in het basisonderwijs, naast het aparte leergebied wetenschap en techniek, ook de mogelijkheid is ingeschreven om ervoor te zorgen dat daar vakleraars met dezelfde achtergrond, met de juiste vakdidactische en inhoudelijke kennis, kunnen zijn. Hoever staat het daarmee?
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, mevrouw Brusseel heeft gelijk dat kwaliteit het uitgangspunt moet zijn. Dat is de juiste doelstelling. Minister, anderzijds worden we voor sommige diploma’s geconfronteerd met schaarste, waardoor het principe wel eens in het gedrang komt. Als u het geheel van de bekwaamheidsbewijzen bekijkt, ga je dan het globale pakket bekijken of is er ruimte om specifieke opleidingen afzonderlijk te bekijken? Mocht dat laatste het geval zijn, heb ik nog wel wat bijkomende suggesties.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, ik heb mij nu gefocust op het probleem dat door mevrouw Brusseel wordt aangehaald. Het is evident dat we dat allemaal eens globaal goed moeten bekijken. De vraag ging heel specifiek over natuurwetenschappen omdat daar een aantal acties bezig zijn.
Ik wil eerst nog herhalen wat de heer Daniëls daarnet ook zei: we moeten een onderscheid blijven maken tussen bekwaamheidsbewijzen die als ‘vereist’ en bekwaamheidsbewijzen die als ‘voldoende geacht’ worden beschouwd. Dat is voor mij natuurlijk cruciaal. Wie beschikt over een ‘vereist’ bekwaamheidsbewijs wordt beschouwd als zijnde specifiek voorbereid op het lesgeven in dat vak. Wie over een ‘voldoende geacht’ bekwaamheidsbewijs beschikt, wordt beschouwd als ‘mogelijk geschikt’. De inrichtende macht bekijkt of een kandidaat met een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs over de nodige vakkennis beschikt om aangesteld te kunnen worden. De bachelor in het onderwijs biologie respectievelijk chemie of fysica blijft verder een vereist bekwaamheidsbewijs behouden voor het algemene vak natuurwetenschappen. (Opmerkingen van mevrouw Ann Brusseel)
Ik zeg dit vooraf, zodat we goed weten waarover we spreken en in welke richting we gaan.
Het ontwerp van besluit werd op 8 mei 2015 voor de eerste keer door de Vlaamse Regering goedgekeurd en er werd inmiddels over onderhandeld. Na oplevering van de protocollen zal het besluit binnenkort opnieuw worden geagendeerd op de Vlaamse Regering met het oog op de aanvraag van het advies aan de Raad van State. Mevrouw Brusseel, uw vraag is een beetje laat maar komt wel op een goed moment omdat het nog eens terug moet naar de Vlaamse Regering.
Voorafgaand aan de besluitvorming is er advies gevraagd aan de onderwijsinspectie. Vervolgens is dit voorgelegd aan de VLHORA. Er zijn reacties gekomen vanwege de kerngroep van de intervisiegroep Natuurwetenschappen van het Expertisenetwerk van de Gentse Associatie, de vakgroep Wetenschapsdidactiek HoGent en van een groepering van professionelen: leerkrachten, docenten, vakdidactici… Deze reacties zijn er gekomen voor we het besluit hebben goedgekeurd.
Het onderscheid tussen ‘vereist’ en ‘voldoende geacht’ blijft bestaan. Het voorstel ligt nu op tafel en moet nog naar de Raad van State, en vervolgens terugkeren naar de regering. Het werd ook al voorgelegd aan de VLHORA.
De Vlaamse Regering heeft beslist dat de bachelor in het secundair onderwijs natuurwetenschappen een ‘vereist bekwaamheidsbewijs’ krijgt voor: het algemene vak natuurwetenschappen in de eerste graad, in de tweede graad aso, tso, kso en bso, en in de derde graad bso; het technisch of praktisch vak toegepaste natuurwetenschappen in de tweede graad aso, tso, kso en bso, en in de derde graad bso. Voor het algemeen vak biologie, het algemeen vak chemie en het algemeen vak fysica beschikt de bachelor natuurwetenschappen over een ‘voldoende geacht’ bekwaamheidsbewijs. (Opmerkingen van mevrouw Ann Brusseel)
Dit voorstel ligt nu op tafel.
Ik kom dan bij de andere wijzigingen waarover de heren Daniëls en De Meyer het hadden. Er wordt altijd geactualiseerd. Ontbrekende en nieuwe diploma’s worden toegevoegd aan de lijst van bekwaamheidsbewijzen, soms worden foutieve diploma’s geschrapt en er worden overgangsmaatregelen uitgewerkt. Voor het ondersteunend personeel zal ook in het gewoon secundair onderwijs, zoals in de andere onderwijsniveaus, vanaf volgend schooljaar een minimumopleidingsniveau worden vastgelegd en wordt het mogelijk een personeelslid aan te stellen onder het vooropgestelde opleidingsniveau van de functie. In principe kan iemand met een master worden aangesteld in een betrekking van het niveau van bachelor. Vorige week hebben we nog gediscussieerd over de financiële kant van die zaak, maar het wordt wel degelijk mogelijk gemaakt.
Voor een deel is dit ook een antwoord op de vraag van de heer Daniëls over het lager onderwijs. Ik heb daar nu niet meer informatie over, maar dat ligt wel op tafel. In het lager onderwijs zijn de eindtermen voor natuurwetenschappen gesplitst, maar het blijft wel mogelijk dat geïntegreerd te behouden in het ambt van onderwijzer. We hebben daar nooit een discussie over gehad. In het masterplan secundair wordt wel een aanzet gegeven om ook in het lager vakleerkrachten te nemen. Dat moet nog meer worden uitgewerkt en ik heb daarover nog geen verder nieuws.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Dank voor het uitvoerig antwoord, minister, dat mij een beetje geruststelt. Ik vreesde namelijk dat men in het 2e, 3e en 4e jaar aso de moeilijke wetenschapsvakken bio, chemie en fysica ook zou laten geven door bachelors natuurwetenschappen, die voor dergelijke zware leerplannen onvoldoende zijn opgeleid. Als ik het goed begrijp uit het antwoord, blijven de bachelors bio, chemie en fysica erkend als vereist bekwaamheidsbewijs voor natuurwetenschappen. Ik wil daar een bedenking bij formuleren.
Iemand die voor biologie heeft gekozen bijvoorbeeld in combinatie met Frans, heeft ongetwijfeld heel veel belangstelling voor de bloemen en de bijen, maar moet in het vak natuurwetenschappen in de eerste graad op een heel aanschouwelijke manier ook de basisbegrippen van fysica aanleren. Ik wil absoluut niet in casuïstiek vervallen, maar ik ken de situatie van sommige leerkrachten heel goed, omdat ik een moeder en een broer heb met respectievelijk een bachelor biologie en fysica en een master fysica. Zij schetsen de situatie heel duidelijk, overigens net als zoveel andere leerkrachten en pedagogisch adviseurs die bij mij zijn komen aankloppen.
Als je in het vak natuurwetenschappen de fysica of chemie niet op de juiste manier uiteenzet, ook al is de leerstof veel meer basic dan in het vak fysica of het vak chemie, dan is dat een probleem. Dat wil ik toch meegeven, want ik maak me zorgen dat niet elke bachelor in een van de vakken binnen het vak natuurwetenschappen alles op een even goede manier kan geven. De basisbegrippen zal hij of zij wel goed kennen, maar ik maak me vooral zorgen over de didactiek. Om passie voor wetenschappen op te wekken, moet je de stof aanschouwelijk brengen. Dat is een zeer belangrijk element in het hele STEM-debat. Waarom hebben we te weinig STEM’ers? Omdat we een negatieve spiraal moeten doorbreken. Er geven in ons onderwijs nu eenmaal veel mensen wetenschapsvakken met een voldoende geacht diploma en dus met iets minder vaardigheden en kennis dan eigenlijk nodig is om bij leerlingen echt passie op te wekken.
Ik ben gerustgesteld dat de bachelors natuurwetenschappen niet het vereiste diploma zullen hebben om de vakken fysica, biologie en chemie te geven, wel het voldoende geacht diploma. Maar ook hier wens ik een bedenking bij te maken. Er is een schaarste, zoals collega De Meyer ook zei. Veel directies, zeker in kleinere scholen, zien ertegenop op zoek te gaan naar een bachelor fysica of chemie, of zelfs naar een master, om in het vierde middelbaar nog een paar uurtjes les te komen geven. Ze vragen al snel aan de bachelor die deze vakken in de eerste graad geeft, om ook in het derde of zelfs het vierde jaar bepaalde wetenschappelijke vakken voor zijn rekening te nemen. Door de schaarste is de druk op directies dus groot. Vanuit mijn eigen ervaring toen ik nog les gaf, weet ik dat sommige directies het ook makkelijk vinden of sympathiek om het lesrooster van leerkrachten die net geen fulltime hadden, aan te vullen met vakken waarvoor ze een voldoende geacht diploma hadden. Dat is nefast voor de kwaliteit van ons onderwijs.
Zo kom ik bij het punt dat ik al eens heb aangehaald. In situaties van schaarste worden veel mensen met een voldoende geacht diploma voor de klas gezet. Dat zorgt voor een een vicieuze cirkel, want die mensen hebben vaak niet de juiste skills om leerlingen ‘goesting’ te geven, om het maar eens met een informeel Vlaams woord te zeggen, om in die richting voort te studeren. De exacte wetenschappen aan de universiteit tellen zo weinig studenten omdat in ons onderwijs de wetenschappelijke vakken de voorbije tien jaar niet overal op een even aanschouwelijke manier gegeven zijn. Vele mensen stappen in het onderwijs met de beste voornemens, maar geven redelijk theoretisch les, en voor wetenschappen moet precies heel sterk worden gewerkt met onderzoekend leren om de leerlingen zin en passie voor die vakken te laten krijgen. Ik heb het daar al vaker over gehad en zal dat blijven doen, want ik ben nu eenmaal heel erg bezorgd over de kwaliteit van ons wetenschapsonderwijs.
De heer Daniëls heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik kijk uit naar hoe u verdere invulling zult geven aan de vakleerkracht in het basisonderwijs. Ik wil daar nog eens toe oproepen. Misschien is er wel een mogelijkheid om in de bekwaamheidsbewijzen de bachelors die u daarnet hebt opgesomd, automatisch vakbekwaamheid te geven, om dat in het basisonderwijs mee te geven. Dan kan de school uiteraard autonoom beslissen of ze die vakleerkracht al of niet inzet, maar wie het nu wil doen, kan het nog niet.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik zal u schriftelijk en via vragen om uitleg nog een aantal suggesties overmaken.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Brusseel, ik kan zeer veel van wat u gezegd hebt, volgen. Ik verwijs naar de peilingresultaten wiskunde. U hebt het over de zware pakketten die gegeven worden. Als ik zie dat bij de leerlingen die verhoudingsgewijs minder uren wiskunde hebben, de leerkrachten staan die een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben, terwijl die leerlingen misschien, in functie van het halen van de eindtermen, net de meeste nood hebben aan vakleerkrachten met een vereist bekwaamheidsbewijs, wordt uw stelling gestaafd door de resultaten van die peiling. Maar er zijn er maar zoveel als er zijn. Je moet maken dat je er voldoende hebt. Als er geen zijn, moet je zoeken naar potentiële alternatieven.
Ik ben het eens met wat u zegt, maar we moeten er eerst en vooral voor zorgen dat we voldoende instroom hebben. U zegt dat scholen geen goesting hebben om te zoeken, maar ik denk dat het iets meer is dan dat. Als ik bijvoorbeeld zie hoeveel leerlingen er maar instromen in de bachelor wiskunde, dan mogen die scholen nog lang blijven zoeken. Als er geen zijn, is dat zo. Zolang die schaarste er is, moet je kansen geven.
Ik was ook wel bezorgd toen ik de resultaten zag. De sterkste leerkrachten staan uiteraard bij de leerlingen die het meest wiskunde hebben. Dat vind ik ook logisch. Maar het is die groep eronder, die minder uren wiskunde heeft en ook resultaten moet halen, die leerkrachten heeft die er minder vertrouwd mee zijn. Daar zit een kloof. We moeten mensen die voor onderwijs kiezen, warm maken om iets in die wetenschapsvakken te kiezen.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Ik wil nog een suggestie doen. Ik ben het met u eens, minister, dat je ze niet zomaar tevoorschijn kunt toveren als ze er niet zijn. Je moet voor een instroom zorgen. Dat is één ding.
Ten tweede moeten we incentives bedenken voor de mensen die nu met een voldoende geacht diploma die vakken geven. We moeten hen motiveren om zich bij te scholen op vakinhoudelijk of vakdidactisch vlak. Ik denk bijvoorbeeld aan een ingenieur chemie. Qua vakinhoud zal dat oké zijn, maar qua didactiek is er wellicht nog ruimte voor verbetering. In de ideale wereld zou ik die mensen een voltijdse opdracht geven met een zestiental lesuren en met de eis om binnen de twee jaar op vakdidactisch vlak cursussen te volgen en goede resultaten af te leveren. Maar dat kost natuurlijk geld. Dat is het probleem. Ik ben er voorstander van om te zeggen: voor bepaalde zaken is er minder geld, maar daarvoor gaan we nu wel budget uittrekken. Ik wil dat zelfs gaan bepleiten bij de minister van Begroting. We zullen die vicieuze cirkel moeten doorbreken.
Ik wil zeker niet alle directies beschuldigen van het laks omgaan met bekwaamheidsbewijzen. Het is voor sommige vakken inderdaad moeilijk om ze te vinden, maar ik ken toch ook gevallen waar men iets te snel naar de voldoende geachte diploma’s grijpt, omdat het een beetje evidenter is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.