Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, we hebben het hier al vaak gehad over de wachtlijsten voor mensen met een handicap. U hebt al een aantal voorstellen gedaan over de plannen en maatregelen die op til zijn.
Er staan 14.000 mensen met een handicap op een lijst voor ondersteuning. Dat is min of meer een status quo tegenover vorig jaar, het hangt ervan af of we mensen die wachten op een persoonlijkeassistentiebudget (PAB) meetellen of niet. Het gaat enkel over volwassenen. Daarnaast zijn er nog ongeveer 5000 kinderen met een handicap die op een wachtlijst staan.
Die wachtlijst is voor een deel een budgettaire kwestie. Het is niet zo dat men in dit land geen zin of expertise heeft om te voorzien in een aanbod. Er is bij initiatiefnemers wel degelijk ruimte en zin om ondersteuning te bieden aan mensen met een handicap, maar dat kost natuurlijk geld, personeel, inzet en gebouwen.
De zorgpremie is duurder geworden, iedereen betaalt nu 50 in plaats van 25 euro. In een begeleidende brief van de ziekenfondsen stond dat steeds meer mensen met een handicap en ouderen ondersteuning nodig hebben. Dat is waar, maar de realiteit is wel dat de middelen die daarvoor binnenkomen, niet worden gebruikt voor extra investeringen in Welzijn. De middelen die vrijkomen door de hogere zorgpremie, gaan enkel naar de begroting. Het gaat dus om een budgettaire oefening.
De regering heeft een aantal beloftes gedaan. Minister, als u de plannen wilt uitvoeren zoals opgenomen in Perspectief 2020 en in uw meerjarenplanning, en we gaan ervan uit dat we elke persoon met een handicap willen ondersteunen – het moet de ambitie zijn om tegen 2020 alle mensen met een handicap de ondersteuning te geven waar zij recht op hebben, een ondersteuning op maat – dan hebben we 500 miljoen euro extra nodig. De regering-Bourgeois heeft een half miljoen euro meer nodig dan waarin voorzien is. Ik hoop van harte dat het de ambitie blijft van deze regering om tegen 2020 alle mensen met een handicap een ondersteuning te geven. Maar daar zullen dus extra middelen voor nodig zijn.
Als we kijken naar de jaarlijkse cijfers, dan valt het op dat het aantal afgesloten dossiers lager ligt dan het jaar voordien. Een dossier wordt afgesloten wanneer iemand die op de wachtlijst stond, effectief wordt geholpen. Uit die cijfers blijkt dat het aantal mensen dat dit jaar effectief hulp heeft gekregen, lager ligt dan het jaar voordien. Nochtans werd er regelmatig aangekondigd dat er extra plaatsen, extra middelen en extra capaciteit waren.
De extra middelen die volgens Groen worden vrijgemaakt, volstaan niet. Bovendien leiden zij niet tot een toenemend aantal mensen dat worden geholpen. Hoe kunt u die cijfers plaatsen? Hoe zult u ervoor zorgen dat alle mensen de steun krijgen waar ze recht op en nood aan hebben?
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Dit jaar investeert de Vlaamse Regering 40 miljoen euro in het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). Dat is een heel groot bedrag.
Minister, kunt u een stand van zaken geven over de bijkomende plaatsen die worden gerealiseerd met een verdeling van de toekenning van de PAB’s, persoonsvolgende convenanten en de buffer van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA)?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik sluit me aan bij deze vraag, onder meer omdat het aantal afgesloten dossiers een relevante indicator is voor wat wij doen met de middelen die worden besteed aan het beleidsdomein personen met een handicap. Dat is, zoals mevrouw Taelman al zei, in 2015 meer dan in elk voorgaand jaar. Dat is deze legislatuur meer dan in elke voorgaande legislatuur.
Misschien geeft deze tendens ook een beetje aan dat er een andere benadering nodig is. Er is steeds meer geld per jaar en per legislatuur, maar toch geraken die lange wachtlijsten niet opgelost op de klassieke manier. Mogelijks kan de persoonsvolgende financiering een oplossing bieden. Minister, ik kijk uit naar uw antwoord om wat meer zicht te krijgen op het aantal afgesloten dossiers en de besteding van middelen in dit beleidsdomein.
Ik sluit me aan bij deze vraag. Het is een bijna wederkerend fenomeen dat wij bij het publiceren van het rapport van de Centrale Registratie van Zorgvragen in dit parlement het debat voeren over die wachtlijsten. Die wachtlijsten zijn geen doel op zich, maar zijn wel een heel belangrijk symptoom dat er nog altijd iets niet klopt aan de zorg en de garantie op zorg die we aan mensen met een handicap zouden willen geven.
Mevrouw Jans, het is waar dat er meer wordt geïnvesteerd, maar de vraag is of meer ook genoeg is. Slagen we erin om de systeemshift die we absoluut nodig hebben te realiseren? Minister, zullen we tegen 2020 en elk van de stappen daar tussenin vraaggestuurde zorg kunnen garanderen? Zullen we de garantie kunnen bieden dat mensen zorg op maat zullen kunnen krijgen?
Een aantal verenigingen hebben bijvoorbeeld tegen het decreet Persoonsvolgende Financiering een klacht ingediend. Zullen we kunnen voorkomen dat het basisondersteuningsbudget een soort van wachtgeld wordt? Afgelopen weekend ontmoette ik iemand die ervoor vreesde dat het een soort van zwijggeld zou worden.
Die angst leeft. Ik denk dat u de opdracht hebt om klaarheid te scheppen, minister. We hebben al veel tegenstrijdige berichten ontvangen. Vorige week is hier nog het begrotingsdebat gevoerd. Toen werd duidelijk dat de Vlaamse overheid met de ene hand geeft en met de andere neemt. Op het eind van de rit krijgen vele duizenden niet de hulp die ze nodig hebben. De hamvraag is dan of ze die hulp tegen 2020 wel zullen krijgen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik neem aan dat het niet de bedoeling is om het decreet op de persoonsvolgende financiering opnieuw uit te leggen, of terug te komen op de meerjarenraming die in de commissie én de plenaire vergadering tot tweemaal toe is goedgekeurd. Ik ga ervan uit dat iedereen weet wat de context is waarbinnen wij in deze legislatuur de zaken willen organiseren. We zijn ervan overtuigd dat de twee trappen van de persoonsvolgende financiering zullen zorgen voor een systemische wijziging. We zijn er ook van overtuigd dat het budget dat we daarvoor ter beschikking hebben en over beide trappen verdelen, ervoor zal zorgen dat deze legislatuur het decreet zal worden uitgerold. Wat gebeurt er als mensen naar het Grondwettelijk Hof gaan? Het is een hypothetische vraag. We zullen afwachten wat in dat geval het Grondwettelijk Hof beslist en of het decreet al dan niet moet worden aangepast. We zullen dan reageren.
Ik kom ook geregeld op het terrein, en ik zei het eerder al: de stap naar een persoonsvolgende financiering heeft veel in beweging gebracht. Veel organisaties van gebruikers en ook de instellingen zijn bezig met zich daarop voor te bereiden. Dat is belangrijk, want een decreet en een budget zijn één zaak, maar wat er op het terrein gebeurt, is een andere. Er komt dus veel in beweging. Ik maak me niet veel illusies dat alle beslissingen van praktische of meer algemeen-conceptuele aard die door de administratie of de taskforce nog moeten worden genomen, met consensus zullen worden aangenomen. Maar het is essentieel dat de wijziging in de manier waarop de ondersteuning wordt toegekend, nu ook tot het einde wordt doorgevoerd. De cijfers waarnaar mevrouw Taelman vraagt, moet ik opzoeken. Uiteraard zijn ze beschikbaar, en ik denk zelfs dat ze ook al in een aantal antwoorden op schriftelijke vragen zijn opgenomen.
Ik kom nu bij de oorspronkelijke vraag van mevrouw Van den Brandt. Het aantal afgesloten vragen van meerderjarige personen met een handicap bij de centrale registratie van zorgvragen in de tweede jaarhelft – van 1 juli tot 31 december – kende de voorbije jaren volgende evolutie. Het aantal afgesloten zorgvragen is vanaf 2009 steeds toegenomen. De toename zette zich door tot en met 2013. In 2009 werden 1705 zorgvragen afgesloten, en in 2013 2783. In 2014 neemt het aantal af, tot 2439 afgesloten vragen. De stijging die er in 2013 was ten opzichte van 2012, zet zich niet door in 2014. Wel zien we nog steeds een gevoelig groter aantal afgesloten vragen ten opzichte van de jaren 2011 en vroeger.
Hieruit afleiden dat de uitbreidingsmiddelen van de voorbije jaren niet zouden zorgen voor bijkomende oplossingen, is echter niet correct. De uitbreidingsmiddelen voor 2014 zijn voornamelijk in de eerste jaarhelft van 2014 ingezet. Ze hebben dus in de eerste jaarhelft van 2014 geleid tot het afsluiten van vragen. Merk ook op dat van de 13.970 volwassenen op de wachtlijst reeds 46 procent – dat is goed voor ongeveer 6400 personen – hulp krijgt van het VAPH. Men moet dus bij een vergelijking van periodes ermee rekening houden dat de verdeling van de uitbreiding over twee jaar anders wordt verdeeld.
Om te evalueren of de betekenisvolle investeringen die door de Vlaamse Regering gedaan worden in de sector van personen met een handicap, leiden tot meer oplossingen, moeten we bekijken hoeveel mensen genieten van ondersteuning die door het VAPH wordt gefinancierd. Vanaf 2009 zien we, jaar na jaar, een sterke toename van het aantal mensen die genieten van ondersteuning die door het VAPH wordt gefinancierd. Het gaat dan over het aantal cliënten die zorg in natura ontvangen of over een PAB beschikken. In 2009 ging het over 35.960 cliënten; in 2014 waren het er 46.024. Merk hierbij op dat in 2014, ten aanzien van 2013, een stijging met 4,6 procent werd opgetekend. De belangrijkste oorzaak van deze stijging is de aanwending van de jaarlijkse uitbreidingsmiddelen.
Voorts zijn de voorbije jaren een aantal beleidsmaatregelen genomen die een meer flexibel, vraaggestuurd antwoord mogelijk maken, met name de omschakeling van de minderjarigenzorg naar multifunctionele centra en die van de meerderjarigenzorg naar een flexibel aanbod van meerderjarigen. Ook met de zogenaamde rechtstreeks toegankelijke hulpverlening (RTH) bereiken we bijna 3000 mensen. Het ging volgens het Zorgregierapport 2014 om 2987 personen. Ook de komende jaren streven we naar het boeken van belangrijke efficiëntiewinsten dankzij de invoering van de persoonsvolgende financiering. De combinatie van belangrijke, bijkomende investeringen via het uitbreidingsbeleid, efficiëntiewinsten en de systeemomslag naar de persoonsvolgende financiering zal ervoor zorgen dat het aantal mensen dat een beroep kan doen op ondersteuning van het VAPH – dankzij een persoonsvolgend budget van trap 2 of via de rechtstreeks toegankelijke hulpverlening van trap 1 – ook de komende jaren nog gevoelig zal stijgen.
Minister, u begint met te zeggen dat we het debat over het decreet niet zullen heropenen. Ik merk enige moeheid en ik kan dat enigszins begrijpen omdat het al vaak aan bod is gekomen. Het is wel zo dat we halfjaarlijks cijfers krijgen en die zijn van die aard dat ik er vragen over wil stellen. Er wachten 14.000 mensen op hulp. Ik stel misschien dezelfde vraag als een half jaar geleden, maar het is dezelfde wachtlijst met voor een groot deel dezelfde mensen. Ik ga ervan uit dat ik de komende maanden en jaren nog een aantal keren zal vragen hoe het zit met die 14.000 mensen en wanneer de nul eindelijk in zicht komt.
U wijst op de budgettaire context die in de meerjarenplanning staat. Die context is te weinig om te doen wat er moet gebeuren. Met het budget dat u vrijmaakt, zullen we niet richting nul gaan en zullen we met wachtlijsten blijven zitten. We kunnen niet waarmaken waartoe we ons internationaal hebben geëngageerd, namelijk zorgen dat alle mensen met een handicap de ondersteuning op maat krijgen die ze nodig hebben om zo goed mogelijk te participeren aan de maatschappij. Ze hebben daar evenveel recht op als anderen zonder handicap.
Dat er systeemshift moet komen, trekt bij mijn weten niemand in twijfel. Het is een goede zaak dat we de persoonsvolgende financiering uitwerken. Waar zitten de frustraties en hoe komt het dat er een klacht komt? Dat is het gevolg van de tekorten. Het is een mooi principe, maar als we het niet kunnen waarmaken, hebben we iets nodig als regionale of nationale prioriteitencommissies die bepalen welke personen met een handicap die ondersteuning aanvragen het meest prioritair zijn. Dat betekent dat er in de realiteit nog steeds keuzes moeten worden gemaakt. Er blijft dus een essentieel probleem. Dat is de kern van de klacht van de mensen van het Platform Werk Wachtlijsten Weg tegen uw decreet.
Mensen reageren ook op het basisondersteuningsbudget. Dat is geen zorg op maat. Iedereen krijgt 300 euro per maand en daar zullen een aantal mensen mee geholpen zijn. Hoe de plannen nu voorliggen, zal dit gaan naar mensen die al lang op een wachtlijst staan en die eigenlijk een andere vorm van zorg hebben gevraagd. De heer Van Malderen sprak over ‘zwijggeld’. Ik zie het eerder als een soort schadevergoeding voor mensen die al heel lang op een wachtlijst staan voor een bepaalde vorm van zorg. Zij zullen nu 300 euro per maand krijgen. In uw meerjarenbegroting hebt u zelf berekend dat deze mensen gemiddeld 40.000 euro per jaar kosten. Als je dat bedrag gemiddeld per jaar nodig hebt en je krijgt 300 euro per maand, dan moet ik niet uitleggen dat dit niet voldoende zal zijn om hen de steun te geven waar ze niet alleen nood aan hebben maar ook recht op hebben. Dat is een internationaal recht dat we hebben ondertekend. We krijgen jaarlijks vanuit de VN veroordelingen omdat het niet kan dat mensen met een handicap hier niet worden ondersteund.
U bevestigt dat het aantal afgesloten vragen in de tweede jaarhelft lager ligt dan in 2013, maar zegt dat als we het hele jaar samen nemen, het wel meevalt en de grote uitbreidingsbudgetten er nog aan komen. We zullen zien, maar ik ben erg sceptisch. Met alle middelen die worden uitgetrokken en de beloftes die worden gedaan, zie ik de wachtlijsten niet drastisch dalen. We kunnen niet tot 2050 wachten om mensen te helpen. Het gaat om 14.000 individuen. U zegt dat 6000 mensen al een vorm van hulp krijgen. Goed, maar die mensen hebben wel een andere soort hulp nodig dan de hulp die ze krijgen. Ze hebben daarvoor een erkenningsprocedure doorlopen. Het is dan ook ongelooflijk jammer dat we mensen niet kunnen bieden waar ze nood aan en recht op hebben.
U zegt dat er heel veel rechtstreeks toegankelijke hulp is. Ik hoop dat we de aantallen en wachtlijsten in kaart blijven houden zodat we weten welke mensen welke hulp nodig hebben.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Het uitbreidingsbeleid krijgt al een hele som. In trap 2 zullen we 5000 mensen extra kunnen helpen. We doen veel werkbezoeken en we komen projecten tegen waar er met minder middelen heel wat meer mensen worden geholpen. We moeten niet enkel in hokjes denken, maar we mogen het ook wat ruimer zien en nieuwe privé-initiatieven zeker de hand reiken. Minister, bent u daartoe bereid en wilt u voor dergelijke projecten een regelluw kader schetsen? Het zijn vaak verschillende ouders die budgetten bijeenleggen en met een veel kleiner budget, heel wat meer mensen kunnen helpen. Dat is heel mooi en het kan de wachtlijsten doen afnemen. Het regelluw kader vinden we een heel belangrijk item voor de toekomst.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
De reacties van de collega’s tonen aan dat de wachtlijsten een gigantisch en heel pijnlijk probleem zijn. Er moet aan gewerkt worden en er wordt ook aan gewerkt. Het einde van de tunnel is zeker nog niet in zicht. Het einde van de debatten erover in deze commissie is zeker ook nog niet in zicht. Mevrouw van der Vloet heeft het over een regelluw kader en dat kan ik zeker onderschrijven.
Zolang er een schaarste is, zullen we spijtig genoeg met de regionale prioriteitencommissies en de prioritering moeten werken. Dat is een heel moeilijk debat. Minister, ik heb begrepen dat in uitvoering van het decreet wordt gedacht aan criteria voor de regionale prioriteitencommissies om hun beleid te stroomlijnen zodat er geen sprake kan zijn van discriminatie tussen mensen die zorg vragen over de verschillende provincies heen. Klopt dat? Wanneer mogen we dat verwachten?
De heer de Kort heeft het woord.
Het stemt me tevreden dat de N-VA-fractie afgelopen vrijdag een van de instellingen in Brasschaat, waar we voorzitter van zijn, heeft bezocht. (Gelach)
We kennen het debat en tevens het antwoord van de minister. Alleen is dat niet afdoende, net zomin als zijn budget. Niemand is tegen een regulier kader en iedereen wil dat in afwachting van zorggarantie de prioriteitencommissies correct, transparant en voorspelbaar werken. Daarbij zouden we bijvoorbeeld ook in een beroepsmogelijkheid moeten kunnen voorzien.
Om het zorgtekort op te vangen, zijn financiële middelen nodig. Minister, u stelt efficiëntiewinst en een systeemomslag in het vooruitzicht. Ook daar is niemand tegen, maar het budget voor dit jaar bedraagt 40 miljoen euro, dat bij begrotingscontrole aanzienlijk wordt verminderd, en voor volgend jaar wordt hiervoor slechts 17 miljoen ingeschreven.
Mevrouw Taelman vroeg naar het effect van de VIPA-buffer. Ik wil wel eens weten wat er in 2016 op het terrein reëel zal gebeuren op het vlak van zorgvernieuwing en systeemomslag.
U schermt met de voor 2017 aangekondigde grote opstap. In een andere commissie hebben we uw collega Muyters kunnen ondervragen, die datzelfde jaar een gelijkaardige opstap in het vooruitzicht stelt. Bij het regeerakkoord werden beide middelen duidelijk aan elkaar gelinkt: tweemaal 500 miljoen. Uw collega Muyters plaatste dat bedrag echter tussen duidelijke aanhalingstekens. Hij verklaart niet zeker te zijn over dat bedrag te kunnen beschikken en noemt dat afhankelijk van de conjunctuur en de begroting. Ik raad u aan het verslag eens grondig te lezen. Dan zult u begrijpen dat heel wat mensen zich zorgen maken over de realiteitszin van de aangekondigde systeemomslag. Heel wat goede vooruitzichten zullen al dan niet worden gerealiseerd als men al dan niet de financiële middelen heeft.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De Vlaamse Regering heeft een besluit genomen inzake de criteria van de regionale prioriteitencommissies (RPC’s). Dat wordt uitgevoerd zodra het decreet op de persoonsgebonden financiering in werking treedt. Daarin is de heroverweging opgenomen, met het oog op het bevorderen van de eenheid van de rechtspraak.
Wanneer we naar een rugzakfinancieringssysteem overgaan, kan de dynamiek enorm zijn. We ondersteunen GiPSo, de organisatie die mensen begeleidt die een dergelijk initiatief willen nemen. Er ontstaat een enorme dynamiek omdat mensen, vaak ouders van jongvolwassenen die over een rugzak beschikken – een PAB of een persoonsgebonden convenant – allerlei initiatieven nemen. Het ligt in de bedoeling dat we dit soort dynamiek alle kansen en zuurstof geven.
Ook de reguliere voorzieningen en diensten hebben we al deels proberen te organiseren middels interne flexibilisering. Die dynamiek moet het sociaal ondernemerschap zeker bevorderen.
Mevrouw Van den Brandt, ik moet het telkens herhalen. We hebben inderdaad een conventie ondertekend, maar een inclusieve samenleving realiseren behoort tot de verantwoordelijkheid van alle beleidsdomeinen en alle vakgebieden. Als alle ondersteuning moet komen uit het handicapspecifieke beleid, zijn we ver af van een inclusieve samenleving. Het is nu eenmaal niet zo dat alleen de Vlaamse overheid of het beleidsdomein Welzijn daarvoor moeten instaan, maar wij dragen natuurlijk een grote verantwoordelijkheid en moeten een belangrijk budget ter beschikking hebben.
De opbouw van het persoonsgebonden financieringssysteem is erop gericht de inclusiviteit en het aansporen van reguliere diensten en voorzieningen met betrekking tot personen met een beperking te systematiseren.
Die 40 miljoen euro zal recurrent 40 miljoen euro zijn. Dat bedrag zal recurrent worden uitgegeven in het handicapspecifieke beleid. In de loop van het jaar wordt dit bedrag geleidelijk aan uitgegeven in de diverse regionale prioriteitencommissies alsmede voor de Vlaamse prioriteiten. Daardoor ontstaat onderbenutting, maar dat is elk jaar het geval en zal in de toekomst eveneens gebeuren. Dat van die middelen een deel wordt gebruikt voor ICT-projecten, doet niets af aan het recurrent karakter ervan en ons engagement dat het gehele bedrag recurrent naar handicapspecifieke ondersteuning kan gaan.
Mevrouw Van den Brandt, het is eigen aan een wachtlijst dat hij niet statisch is. Het is de registratie van een moment: er vallen mensen af en er komen nieuwe bij. Dat vormt de grote uitdaging. Voorheen dachten velen dat, als er maar voldoende middelen ter beschikking waren, het aantal mensen met een handicapspecifieke zorgvraag zou afnemen. Inmiddels weten we dat dat niet zo is.
Dat is niet het privilege geweest van één partij om dat te denken, maar er zijn mooie quotes van politici van alle partijen die dat ooit gedacht hebben. We weten nu dat er een hele dynamiek is en dat de vergrijzing speelt en dat nieuwe technologieën en het erkennen van nieuwe handicaps spelen. Er zijn zeer veel fenomenen die ertoe bijdragen dat er vragen worden opgelost, maar ook dat er telkens opnieuw nieuwe mensen met een vraag zich melden. De uitdaging is dan om te trachten dit te bemeesteren met een budgettair groeipad, maar ook met een andere manier van middelen inzetten.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, u zegt dat inclusie niet enkel vanuit Welzijn wordt bewerkstelligd. Daar ben ik het absoluut mee eens. Het is ook aan de minister van Mobiliteit om ervoor te zorgen dat er openbaar vervoer is dat toegankelijk is voor iedereen. Het is ook aan de minister van Binnenlands Bestuur om ervoor te zorgen dat alle gebouwen toegankelijk zijn. Het is ook aan de sportclubs om ervoor te zorgen dat ook mensen met een handicap mee kunnen sporten. In al die domeinen zullen er dan ook groenen zijn die daar vragen over stellen, maar we zijn nu in de commissie Welzijn en ik stel mijn vraag nu aan u als minister van Welzijn, die daar wel een heel belangrijke sleutelrol in speelt. U hebt een aantal engagementen aangegaan. U bent heel trots op het model dat u gaat uitrollen, maar tegelijk weten we dat de middelen er niet zijn om dat model waar te maken. Dat is een enorm pijnlijke vaststelling. Als het engagement dat u neemt om een nieuw model op te zetten, niet kan worden waargemaakt omdat een heel belangrijk element, namelijk de financiering, onzeker is, dan maak ik me heel veel zorgen over waar we naartoe gaan.
De wachtlijsten nemen intussen niet af. U zegt dat er een aantal mensen van verdwijnen en anderen erbij komen. Die 14.000 mensen blijven niet dezelfde 14.000 mensen. Dat is waar. In de tweede jaarhelft van 2014 zijn er 2439 afgegaan en er zijn er ongeveer evenveel bijgekomen. 2500 mensen op een halfjaar is geen sneltreinvaart. Heel veel mensen staan jaren op die wachtlijst. Je kunt er jaren op staan als je niet prioritair bent.
Er zijn inderdaad heel veel organisaties die erin slagen om meer mensen te helpen met hetzelfde budget. Dat is waar. Een collega vindt dat ze een regelluw kader verdienen. Dat is ook waar: als er ergens regels kunnen worden afgeschaft zodat het leven van organisaties makkelijker wordt gemaakt, hoop ik dat wij dat onmiddellijk doen. De oefening die in de kinderopvang bezig is, zou ook in andere sectoren moeten gebeuren. Maar het is vaak uit noodzaak dat dit gebeurt. Ik ben vorige week ook op bezoek geweest in een instelling en heb een vergadering met ouders bijgewoond. Men moet 10 procent meer kinderen helpen met minder budget. Dat betekent dat men die kinderen op een andere manier zal ondersteunen en dat men individueel nagaat wat dat per persoon betekent. Je kunt zeggen dat het goed is om meer kinderen te helpen met minder geld, maar het gebeurt niet altijd van harte en het is niet altijd een teken van een betere kwaliteit van de zorg. We moeten oppassen met die uitspraken. Ik ben het eens dat het goed is om met minder middelen meer mensen te helpen, maar dat we er ook moeten voor zorgen dat de rek van deze sector – die komt van medewerkers, van de goodwill van mensen, van mensen die geloven in wat ze doen en mensen niet willen opgeven – niet breekt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.