Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, de mantelzorg is een thema dat deze week al aan de orde is geweest. Op 9 mei is in De Standaard de volgende kop verschenen: ‘Mantelzorgers vallen tussen wal en schip’. Hiermee trapte De Standaard een open deur in.
Wie zich engageert om een zorgbehoevende naaste bij te staan, wordt bijna altijd met moeilijkheden op een ander terrein geconfronteerd. Het gaat dan, bijvoorbeeld, om het gezin, de partner of het werk. Daarnaast is het natuurlijk vaak een catch 22-situatie. Wie zich te snel van zijn rol als mantelzorger kwijt of zich er te vlug van af wil maken, kan eveneens met een schuldgevoel worden geconfronteerd.
Minister, mantelzorg valt aan te raden om de doodeenvoudige reden dat het werkt. U hebt dit gisteren nog erkend in uw feestrede, als ik het zo mag noemen, naar aanleiding van het afscheid van de heer Cuyt van het Vlaams Welzijnsverbond. U hebt dit eveneens erkend naar aanleiding van de publicatie van de cijfers over het aantal mantelzorgers begin deze week.
Mantelzorg werkt beter voor de zorgbehoevenden en voor de verzorgenden indien we in een omkadering en een facilitering voorzien. Dit kan, bijvoorbeeld, door middel van de Vlaamse Zorgpremie of van de premies voor mantelzorgers die in verschillende gemeenten bestaan. Aangezien nagenoeg elke gemeente andere voorwaarden hanteert en de overige Vlaamse tegemoetkomingen niet steeds tot bij de betrokkene geraken, zien de mantelzorgers soms door de bomen het bos niet meer.
Dit noopt onder meer de Christelijke Mutualiteiten ertoe op te roepen meer werk te maken van de ondersteuning van de mantelzorgers en niet te besparen op de budgetten waar de mantelzorgers gebruik van maken. Het Steunpunt Mantelzorg heeft recent nog voor gedeelde zorg gepleit. U kent dit concept goed: mantelzorg en professionele zorg zouden hand in hand moeten gaan.
Een ander element met betrekking tot de omkadering van de mantelzorgers betreft de kwantificering van de subjectief ervaren noden en uitdagingen inzake het beleid en de ondersteuning. Volgens mij is op dit vlak zeker een rol weggelegd voor het op 8 mei 2015 voorgestelde Prisma-onderzoek.
Minister, dit onderzoek loopt al iets langer. In uw opdracht hebben de KU Leuven en Odisee een vragenlijst ontworpen om het profiel en de behoeften van de mantelzorgers in kaart te brengen. Om dit doel te bereiken, hebben de onderzoekers tientallen proefpersonen bevraagd en gebruik gemaakt van de feedback van expertenpanels. De sterkte van de vragenlijst is immers tweeërlei. Enerzijds wordt een zespuntenschaal gebruikt. Dit maakt vergelijkende analyses van de antwoorden van alle deelnemers mogelijk. Anderzijds vertrekt de vragenlijst vanuit de persoonlijke beleving. Het nazicht en de interpretatie worden door een geschoolde hulpverlener verzorgd. De Prisma-vragenlijst kan een mogelijke oplossing zijn voor een aantal van de in het artikel geschetste problemen.
Minister, beaamt u de analyse dat de Prisma-vragenlijst een belangrijke rol kan spelen in de verbetering van de positie van de mantelzorgers en van de kwaliteit van het beleid ten voordele van de mantelzorgers?
Zult u de Prisma-vragenlijst over heel Vlaanderen uitrollen? Zult u elke mantelzorger voorstellen de vragenlijst in te vullen? In het verleden ging het enkel om de professionele hulpverleners. Zullen de resultaten van de bevraging, indien deze wordt uitgerold, in functie van het toekomstig beleid worden gebruikt?
Ik heb nog twee meer algemene vragen. Wat zal de Vlaamse overheid doen ten behoeve van het statuut van de mantelzorgers? Is er nog enige evolutie in deze al jaren aanslepende discussie? Kunnen met betrekking tot de mantelzorg nog andere quick wins op het terrein worden gerealiseerd die de mantelzorgers, die we allemaal koesteren, ten goede komen of kunnen komen?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, mantelzorgers zijn belangrijk. Ze zorgen er mee voor dat zorgbehoevende mensen zo lang mogelijk in hun eigen omgeving kunnen blijven. Volgens mij delen we die bekommernis hier allemaal. Dit blijkt overigens duidelijk uit de beleidsnota.
Er is natuurlijk nood aan maatregelen ter ondersteuning van individuele mantelzorgers. De Vlaamse overheid en de lokale overheden kunnen die maatregelen nemen. Er zijn tevens heel wat voorbeelden van vrijwilligersondersteuning. Ik wil hier natuurlijk ook de andere maatregelen vermelden die in Vlaanderen zijn genomen met betrekking tot kortverblijf, dagverzorging, gezinszorg en dergelijke. Al deze maatregelen ondersteunen de mantelzorgers.
Toevallig zijn de cijfers begin deze week gepubliceerd. Het valt me op dat heel wat mantelzorgers, al dan niet noodgedwongen, van heel hoge leeftijd zijn. Heel wat tachtigers zorgen allicht voor hun echtgenoot of partner. Sommigen zijn ouder dan 90 jaar. Er zijn zelfs enkele mantelzorgers geregistreerd die ouder zijn dan 100 jaar.
Minister, deze categorie vraagt misschien om een specifieker beleid. Het risico op uitvallen is misschien groter dan bij andere mantelzorgers. Ik zou u dan ook om de nodige aandacht hiervoor willen vragen.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Voorzitter, we beseffen allemaal hoe zwaar mantelzorgers het dikwijls hebben. De interesse hiervoor is dan ook terecht. Ik ben een grote voorstander van een evidencebased beleid. In die zin kan ik de actie met de vragenlijst enkel toejuichen.
We beschikken al een aantal jaren over mantelzorgverenigingen. Als we met mantelzorgers praten, is het redelijk duidelijk dat ze allemaal met dezelfde vragen zitten. Ze hebben nood aan betere informatie en vooral aan informatie op maat van hun situatie. Die informatie moet op een plaats worden gecentraliseerd. De voordelen moeten vaker automatisch worden toegekend. Ze vragen om hulp bij hun administratie en om psychosociale bijstand. Die vragen komen dikwijls aan bod tijdens persoonlijke gesprekken met die mensen.
Onlangs heb ik vastgesteld dat de bibliotheek in mijn gemeente een kit maakt voor mantelzorgers die personen met dementie verzorgen. Dit heeft me eigenlijk sterk verbaasd. Dit lijkt me iets dat niet enkel in Grobbendonk, Herentals of, bij uitbreiding, de Kempen moet gebeuren. (Opmerkingen van de heer Jan Bertels)
Volgens mij is daar overal veel nood aan. Het heeft me dan ook verbaasd dat de bibliotheek van een kleine gemeente dit initiatief nog moet nemen. De heer Bertels weet dat het in Herentals ook is gebeurd. Dit is eigenlijk nog niet op een grotere schaal beschikbaar.
De vragen zijn er. Iedereen die met mantelzorgers spreekt, weet wat het probleem is. Het is dan ook dringend tijd om actie te ondernemen en om dergelijke praktische zaken snel aan te pakken.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, het Prisma-instrument is ontwikkeld in opdracht van de vzw Verwijzersplatform, het platform van de verwijzende instanties voor personen met een handicap, voor de evaluatie en de ondersteuning van de draagkracht en de draaglast van de mantelzorgers die voor personen met een handicap zorgen.
Het instrument bevat vragen over persoonlijke gegevens, over de aard van en de tijdsinvestering in de zorgtaken, over de ervaren draaglast en draagkracht en over het functioneren van de mantelzorger in zijn taak en rol als mantelzorger.
De vragenlijst levert geen totaalscore op, maar wel een profiel met betrekking tot de draagkracht en de draaglast. De gebruikte referentiegroep zijn mantelzorgers die de zorg opnemen voor een persoon met een handicap.
Het instrument kan na registratie vrij digitaal gebruikt worden en ingevuld worden door een hulpverlener of de mantelzorger zelf. Op basis van de resultaten van Prisma is het de bedoeling gerichte acties te ondernemen om tegemoet te komen aan de noden van de mantelzorgers en hen te helpen hun draagkracht te versterken. Er wordt in opleidingen voorzien door het Verwijzersplatform voor professionele zorgverleners over het afnemen van Prisma vooraleer ze ermee aan de slag gaan. Deze opleidingen worden meerdere keren per jaar georganiseerd en zijn gratis voor medewerkers van de door het VAPH erkende multidisciplinaire teams.
Het instrument is niet gevalideerd voor de ruime groep van mantelzorgers, maar kan bij ruimer gebruik eveneens waardevolle informatie opleveren. Door bij individuele zorgvragen de mogelijkheden en noden van de mantelzorg grondig in kaart te brengen, komt men tot een integrale zorg op maat.
Bij het verder uitwerken van ons mantelzorgbeleid is een goede kennis van de mantelzorger, zijn mogelijkheden en zijn verzuchtingen van groot belang. De informatie uit het Prisma-instrument zal mee bruikbaar zijn naast resultaten van ander onderzoek, de inbreng van mantelzorgverenigingen en het bredere werkveld. In functie van de verdere uitbouw van een duurzaam mantelzorgbeleid startte het Kenniscentrum Welzijn, Volksgezondheid en Gezin in 2014 een grootschalige bevraging bij de mantelzorgers, met de bedoeling een grondig inzicht te krijgen in de leefsituatie van de gemiddelde Vlaamse mantelzorger vandaag. Deze bevraging, ‘Duurzame Mantelzorg in Vlaanderen’, focust in het bijzonder op levenskwaliteit van de mantelzorger aan de ene kant, en op zijn volhoud- en toekomstperspectief aan de andere kant. Begin volgend jaar worden de eerste resultaten van deze bevraging verwacht. Parallel ermee loopt een eerste verkennend onderzoek, uitgevoerd door de Hogeschool Gent, naar de leefsituatie en ondersteuningsnoden van jonge mantelzorgers. De aandacht voor de balans van draagkracht en -last bij de mantelzorger is er reeds op vandaag.
Specifiek voor personen met dementie is in het Transitieplan Dementie de methodiek van psycho-educatie naar voren geschoven. We beogen hiermee het verbeteren van de gemoedsgesteldheid én de levenskwaliteit van zowel de persoon met dementie als zijn mantelzorger. Het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen en de Alzheimer Liga Vlaanderen ontwikkelden samen het psycho-educatiepakket ‘Dementie en nu’ dat sinds het najaar 2014 werd geïntroduceerd bij zowel hulpverleners als mantelzorgers. Aan de hand van educatief materiaal en methodieken wil deze psycho-educatie onder professionele begeleiding de draagkracht van mantelzorgers verhogen. Ook de verschillende mantelzorgverenigingen bieden een waaier van ondersteunende activiteiten.
Mevrouw Taelman, u weet dat we een actieplan hebben: ‘Naar een dementievriendelijk Vlaanderen’. Dat plan is met groot succes in uitvoering. We hebben de stuurgroep opnieuw samengebracht om een evaluatie te maken en te bekijken hoe we een opvolging kunnen organiseren. Ik ben ervan overtuigd dat dit plan in de voorbije periode al meer mogelijkheden naar ondersteuning, meer inzicht en meer kennis van de materie heeft veroorzaakt. Zo is er onder meer het Transitieplan Vlaanderen. Daarmee onderzoeken we hoe we alle door Vlaanderen erkende diensten of diensten waarmee we een link hebben, de competentie om om te gaan met dementie laten groeien. Ik denk aan de diensten gezinszorg en andere: daar hebben we er via een schema voor gezorgd dat de ondersteuning van mensen met dementie geen expertenkwestie meer is, maar tot de basiscompetenties gaat behoren van alle gezinsondersteunende diensten. Dat is het resultaat. Het andere project, de documentatie die gemaakt is om mantelzorgers te ondersteunen, het psycho-educatiepakket dus, is een heel belangrijk en nuttig instrument om de mensen de weg te wijzen enzovoort.
De gemeenschappen zijn bevoegd om de hulp en bijstand aan zwaar zorgbehoevende personen te regelen. Vlaanderen voert reeds jaren een eigen Vlaams beleid met betrekking tot de ondersteuning van de mantelzorgers: het erkent en subsidieert verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, erkent en subsidieert diverse vormen van respijtzorg zoals oppashulp en dagverzorgingscentra, en de zorgverzekering geeft sinds 2003 een forfaitaire vergoeding per maand voor de niet-medische kosten van mantelzorg en thuiszorg.
Ook de federale overheid kan het statuut van de mantelzorger regelen voor de domeinen waarvoor ze bevoegd is, zoals de sociale zekerheid, de ziekteverzekering en de fiscaliteit. De federale wet van 12 mei 2014 betreffende de erkenning van de mantelzorger die een persoon met grote zorgbehoefte bijstaat, heeft nog geen verdere uitvoering gekregen.
Het mantelzorgbeleid dat we in Vlaanderen verder uitwerken focust op drie centrale doelstellingen. Dat zijn, ten eerste, de erkenning van de positie en de maatschappelijke waarde van de mantelzorger: goede informatie op maat van de mantelzorger, financiële incentives zoals de mogelijke ondersteuning van mantelzorg met het voorziene basisondersteuningsbudget bij personen met een handicap en de aandacht voor de combinatie werk, gezin en mantelzorger zijn hierbij enkele voorbeelden. Tweede doelstelling is het verlichten van het werk van mantelzorger: respijtzorg die de mantelzorger tijdelijk kan ontlasten, oppashulp en begeleiding aan huis zijn concrete mogelijkheden om dit te realiseren. Derde doelstelling is het versterken van de samenwerking tussen de informele en de professionele zorg: dit kan bijvoorbeeld door de erkenning van de mantelzorger als een volwaardige partner in de zorg en de aandacht voor mantelzorg binnen de opleiding van zorgberoepen.
Zoals reeds aangegeven werd eind vorig jaar het psycho-educatiepakket ‘Dementie en nu’ ontwikkeld voor hulpverleners en mantelzorgers. Ondertussen werd het pakket versterkt met een innoverend elektronisch leerplatform voor wie de cursus aanvullend thuis wil volgen. De opname van de mantelzorg binnen het zorgplan, waarbij de professionele zorgverleners op een geïntegreerde wijze zowel de zorgbehoevende als de mantelzorger ondersteunen, willen we onder de aandacht brengen binnen het structureel overleg dat we met de verschillende sectoren voeren. Het gevoerde beleid om in iedere gemeente een dagverzorgingscentrum te erkennen, biedt de mogelijkheid van respijtzorg. Deze voorbeelden, daar zijn we echt van overtuigd, hebben een positieve impact op de levenskwaliteit en de draagkracht van de mantelzorgers.
De heer Bertels heeft het woord.
Mevrouw Taelman, ik raad iedereen aan om in zijn eigen gemeente – als dit nog niet gebeurd is – te pleiten voor de instap in het project ‘dementievriendelijke gemeenten’. De kit ‘eerste hulp bij dementie’ is daar een onderdeel van. Gemeenten kunnen zo aantonen dat ze dementievriendelijk zijn. Dat is een versterking van de lokale zaken.
Gedeelde zorg is belangrijk in het project met betrekking tot de vermaatschappelijking van de zorg. De erkenning van de draaglast en -kracht van de mantelzorger is belangrijk. We mogen ons niet blijven verschuilen achter studiewerk. Studies moeten het beleid funderen, maar we zijn al een tijd aan het ‘studeren’.
U hebt het zelf aangehaald, het Prismaonderzoek met betrekking tot personen met een handicap kan breder worden uitgerold en snel informatie leveren naast de informatie via de bevraging van de vereniging voor mantelzorgers. We moeten daar snel op inspelen, want er is nood aan concrete steun van mantelzorgers, dat blijkt uit de reacties van verschillende organisaties naar aanleiding van de cijfers. Ik pleit voor de digitale uitrol van Prisma, nu bestaat het alleen op papier, en niet alleen naar de professionele hulpverleners maar ook naar de mantelzorgers. Er mag een tandje worden bijgestoken zodat we de informatie snel krijgen en dat we volgend jaar niet moeten zeggen dat we bezig zijn met de uitrol van dat systeem, en dat we dat moeten combineren met een andere bevraging of studie die nog loopt bij andere onderzoeksinstituten of de administratie. Ik pleit voor enige daadkracht.
Ik heb nog een bijkomende vraag over de federale kaderwet met betrekking tot de mantelzorg. Zijn er concrete initiatieven tot overleg tussen de federale overheid en de gemeenschappen over de uitvoering van die kaderwet? Er moeten immers nog stappen ondernomen worden, anders blijft die kaderwet een kaderwet. Ik hoop dat dat bezig is. Zo niet, vraag ik u om enige daadkracht, zodat die kaderwet geen lege doos blijft.
Wat betreft de quick wins, zei u dat er in elke gemeente een dagverzorgingscentrum zou kunnen komen, wat zou toelaten om aan respijtzorg te doen, maar u weet net zo goed als ik dat er niet in elke gemeente een dagverzorgingscentrum is en dat niet elke gemeente de mogelijkheid en/of de subsidie krijgt om een dagverzorgingscentrum te creëren. U hebt ook het geld niet gekregen in de begroting of bij de begrotingscontrole om in elke gemeente een dagverzorgingscentrum te installeren, wat, in tegenstelling tot de financiering van de ziekenhuizen, wel een Vlaamse bevoegdheid is, waar Vlaamse middelen voor nodig zijn.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
De heer Bertels heeft de kern aangeraakt van wat ik zei. Het is heel goed om het beleid te baseren op duidelijk bewijs, maar je kunt niet blijven wachten en studeren alvorens verder te gaan. Ik heb een voorbeeld aangehaald met betrekking tot dementie. Het is schitterend dat dat uitgewerkt is, maar nu blijkt dat dat nog niet zo goed bekend is. Bovendien gaat men in de bibliotheken zelf op zoek naar het samenstellen van een kit met informatie, terwijl dat iets is dat elke gemeente zou moeten kunnen aanbieden. Dat is iets dat niet veel moeite zou moeten kosten en dat je zou kunnen aanbieden. Een lokale bibliotheek heeft daar ook niet voldoende knowhow voor. Dat is heel praktisch en heel vlug te realiseren. We zouden de mantelzorgers daar veel soelaas mee bieden.
Ik dring nog eens aan op centralisatie van de informatie, met één contactpunt voor dementie. Nu moet je al via de Alzheimerliga gaan. Ik denk niet dat elke mantelzorger die met dementie te maken heeft, direct naar de Alzheimerliga gaat zoeken.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mijnheer Bertels, ik had ook nog andere quick wins in herinnering kunnen brengen. Onlangs hebben we een project voorgesteld, dat ik persoonlijk een heel mooi project vind. Als een professionele hulpverlener in een thuissituatie merkt dat er een problematiek is van draagkracht van mantelzorg en dementie, kan die dat melden aan een meldpunt, dat voor die professionelen permanent beschikbaar is en dat het resultaat is van een samenwerking tussen de mutualiteiten en intermutualistisch wordt georganiseerd. Wij engageren ons ertoe dat binnen de week iemand van de maatschappelijk werkers van de mutualiteit van de betrokkene ter plaatse komt om te kijken of er nood is aan bijkomende ondersteuning, of er voldoende inzicht is en wat er mogelijk is. Dat is een ongelooflijk sterk project, waarbij we heel kort op de bal proberen te spelen.
Ik wil maar zeggen dat er heel veel zaken uit dat plan volgen. Natuurlijk kan het altijd beter. Bij de evaluatie zal blijken welke werkpunten er nog zijn.
Het is natuurlijk ook mijn vaststelling dat er niet in elke gemeente een dagopvang is, maar als we respijtzorg willen organiseren, moet het onze ambitie zijn om – geleidelijk en binnen de budgettaire mogelijkheden – in alle gemeenten een dagopvang in een of andere formule mogelijk te maken. We hebben er nu al twee, maar er is ook de collectieve autonome dagopvang, die kleinschalig is en vanuit de gezinszorg kan. Ik zeg niet dat het van vandaag op morgen zal gebeuren, maar we moeten de ambitie hebben om dat goed verspreid en bereikbaar te organiseren in Vlaanderen. Dat mogen we toch uitspreken als een ambitie, met de bescheidenheid dat het inderdaad een traject van jaren zal zijn.
De heer Bertels heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik ben blij met de steun van mevrouw Taelman, die beaamt dat er daadkracht nodig is. Ik ken het intermutualistische meldpunt waar u naar verwijst, maar het zou niet slecht zijn om eens te bekijken welke effectieve zorg kan worden aangeboden nadat iemand langsgekomen is. Het is immers niet omdat iemand langskomt, dat dan onmiddellijk zorg kan worden geboden, niet alleen door de mutualiteiten, maar ook door andere zorgverlening. Daar is dus nog een coördinatieprobleem.
Ik ben het eens met uw suggestie dat elke gemeente een dagopvang zou moeten kunnen organiseren, zij het via een klassiek dagverzorgingscentrum, gelinkt aan een woonzorgcentrum, zij het via een centrum voor alcohol- en andere drugproblemen (CAD). Maar ook daar zijn er problemen. Sommige gemeenten kunnen nu zelfs geen CAD’s oprichten, omdat ze niet meer voldoen aan de zogenaamde erkenningsnormen, terwijl er wel een grote behoefte is. Mijn eigen gemeente bijvoorbeeld kan geen CAD meer oprichten. We willen wel, we hebben een locatie en we willen er geld aan besteden, maar we mogen niet meer, omdat we al een dagcentrum hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.