Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de Vlaamse Zorginspectie
Verslag
Mevrouw Croo heeft het woord.
Op 7 mei 2015 verschenen de verslagen van de inspecties die de Vlaamse Zorginspectie uitvoerde in diverse ziekenhuizen. Daaruit blijkt dat er verschillende lacunes zijn bij een op de vier geïnspecteerde ziekenhuizen. Ik som de belangrijkste pijnpunten op. Er zijn in de eerste plaats te weinig verpleegkundigen met de juiste kwalificaties bij sommige spoeddiensten of afdelingen intensieve zorg. Dat kan volgens de rapporten een ernstig risico inhouden voor de patiëntveiligheid. De handhygiëne laat in sommige ziekenhuizen ook te wensen over. Dat doet toch vragen rijzen, ondanks de vaststelling dat de sterftecijfers door de MRSA-bacterie (meticilline-resistente Staphylococcus aureus) dalen tot stabiel blijven in ziekenhuizen, behalve dan in de kleinere ziekenhuizen, volgens de verslagen van de Dienst van Milieu en Gezondheid en het Toezicht Volksgezondheid. Ook het contact met niet- of minder communicatieve patiënten kan beter. Ten slotte is er nog de controle op medicatie, wat opnieuw een pijnpunt is voor de patiëntveiligheid.
Minister, welke maatregelen zult u treffen om de verschillende knelpunten die voortvloeien uit de rapporten binnen uw bevoegdheid aan te pakken? Uit de rapporten blijkt dat sommige ziekenhuizen te weinig verplegend personeel hebben op sommige diensten. Hoe ziet u die vaststelling gepaard met het werk van de zorgambassadeur? Zullen er bijsturingen gebeuren in het actieplan ‘Werk maken van werk in de zorgsector’ om de lacunes op te vullen?
In meer dan de helft van de gecontroleerde ziekenhuizen werden problemen vastgesteld met de controle op de medicatie. Daardoor verhoogt het veiligheidsrisico voor de patiënt. Hoe staat u tegenover die vaststelling? Welke maatregelen zult u nemen om dat in de toekomst te verbeteren?
U hebt in samenspraak met Europese en federale collega’s, alsook in uw vorig beleid, voldoende preventieve maatregelen getroffen rond hygiëne om de opmars van de ziekenhuisbacterie in te dijken. U hebt samen met het agentschap Zorg en Gezondheid en de Zorginspectie in 2010 vaste richtlijnen opgesteld ter bestrijding van infectieziekten. Bent u van plan om de maatregelen opnieuw te verstrengen? De inspectie voert per jaar ongeveer vierduizend controles uit, die variëren van inhoudelijk tot financieel, volgens thema, na een klacht of volgens een toezichtsdomein. Een volledige inspectie is er volgens deze rapporten niet jaarlijks. Hoe staat u tegenover het principe om de frequentie van de controles op te drijven?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mevrouw Croo heeft de context goed geschetst. De eerste achttien verslagen van de ziekenhuisinspecties leiden tot de volgende vaststellingen: te weinig personeel, problemen met medicatie, vergissingen waardoor patiënten complicaties oplopen die eigenlijk te voorkomen zijn. Men heeft ook gecontroleerd in welke mate ziekenhuizen al maatregelen nemen om risicovolle situaties te vermijden. Dat gaat dan over labeling. Daar kwam echter de vaststelling bij dat voor 62 procent van de gecontroleerde medicatie, toegediend via infuus of inspuiting, geen medische opdracht aan de verpleegkundigen werd teruggevonden. Dat loopt niet elke keer fout, maar het betekent uiteraard wel dat je daar een risico hebt.
Opvallend is dat men ervoor geopteerd heeft om die achttien verslagen nu al online te zetten, terwijl er nog zo’n zestig ziekenhuizen en negentig campussen te controleren vallen. Daar kan een goede uitleg voor zijn, maar dan zouden we beter ook de informatie en de ratio daarachter kennen.
Minister, wat is uw reactie op de inspectieverslagen en vooral op de pijnpunten die naar voren zijn gebracht door mevrouw Croo en mezelf? Kunt u toelichting geven bij de werkwijze van de Vlaamse Zorginspectie? Welke zoekstrategie hanteert de inspectie?
Hoe motiveert u de beslissing om de deelrapporten te publiceren? Wanneer zal het parlement over het volledige rapport beschikken?
Welke initiatieven zult u nemen om samen met de federale bevoegde minister deze rapporten te bespreken met het oog op een remediëringstraject? Het vaststellen van pijnpunten is één zaak, maar een remediëring hiervan is een andere zaak. Er is een maatschappelijk debat ontstaan naar aanleiding van de publicatie van deze rapporten. Is het de bedoeling dat over de remediëring op gelijkaardige wijze wordt gecommuniceerd? Er is natuurlijk het risico dat bepaalde ziekenhuizen een stigma krijgen en andere waarover nog niets is gepubliceerd, niet. Is er een mogelijkheid om aan publiek de verbeteringstrajecten te laten kennen?
Welke andere initiatieven of maatregelen acht u nodig?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, ik wil eerst iets in herinnering brengen over de manier waarop die inspectie verloopt en over het beleid waarin het moet worden gesitueerd.
In de loop van de vorige legislatuur is er een einde gekomen aan een nieuwe cyclus van inspecties door de Vlaamse Zorginspectie in de Vlaamse ziekenhuizen. Op het einde van die cyclus heeft de zorginspectie zich de vraag gesteld hoe ze de volgende cyclus van inspecties zou organiseren. Op dat ogenblik hebben wij beslist om voor onze kernopdracht – het bewaken van kwaliteit – drie sporen te volgen. Het eerste spoor is dat de zorginspectie meer trajecten doorheen de ziekenhuizen gaat inspecteren. Ik zal dat seffens verduidelijken. Het tweede spoor is dat we bottom-up met de ziekenhuizen een project van kwaliteitsindicatoren gaan opstarten die we ook publiek gaan maken. Het derde spoor is dat we de ziekenhuizen gaan aanzetten, via een projectfinanciering gericht op de koepels, om vrijwillig in te stappen in een accreditatieoefening door een internationaal erkende accreditatieorganisatie. Wie dat laatste doet – en het overgrote deel van de Vlaamse ziekenhuizen doet dat –, krijgt een minder systemische inspectie vanuit de overheid.
Sinds enkele jaren wordt dus in de sector van de algemene ziekenhuizen een nieuw toezichtsmodel gehanteerd, dat in nauw overleg met de sector werd ontwikkeld. De zorginspectie inspecteert telkens een ander zorgtraject. Een traject is een route die een bepaalde groep patiënten aflegt binnen het ziekenhuis. Na een chirurgisch zorgtraject, met inspecties in 2013 en 2014, is dit jaar het internistisch zorgtraject aan de beurt. De aandacht gaat dus uit naar afdelingen die interne – niet-chirurgische – geneeskunde aanbieden, onder meer de spoedgevallendienst, de bloedtransfusie, intensieve zorgen, de apotheek en de medicatiebedeling, komen daarbij aan bod. Ook overgangsmomenten tussen afdelingen – bijvoorbeeld een patiënt die na de spoedgevallendienst op de dienst intensieve zorgen terechtkomt – worden zo gecapteerd.
Bij de start van de inspectie van een zorgtraject selecteert de zorginspectie een aantal eisen uit een eisenkader dat de Vlaamse overheid, de ziekenhuissector en de beroepsgroepen samen ontwikkelen. Ook de initiële kaders zijn dus opgesteld in overleg met de sector. Het eisenkader bestaat uit de juridische normen en uit internationale richtlijnen en standaarden die van belang zijn voor de kwaliteit van de zorg. Het gaat dan bijvoorbeeld over hoeveel verpleegkundigen met welke opleiding en ervaring minstens aanwezig moeten zijn op een bepaalde afdeling, over de aanwezigheid van vervallen medicatie of over het gescheiden houden van vuil en proper materiaal.
De zorginspectie voert deze inspecties onaangekondigd uit en concentreert zich op de dagelijkse kwaliteit van zorg. Met andere woorden: leeft het ziekenhuis kwaliteitsnormen na in de praktijk? Vaststellingen gebeuren door gesprekken met medewerkers en patiënten, controles van zorgdossiers en observaties. De verslagen bundelen de vaststellingen in een aantal thema’s zoals ‘veilige omgeving’, ‘personeel’, ‘hygiëne’ en ‘communicatie’. Per thema zijn er knipperlichten vastgelegd. Knipperlichten zijn vaststellingen die een ernstig risico voor patiëntveiligheid inhouden. Het kan bijvoorbeeld gaan om een gebrekkige medische of verpleegkundige permanentie op spoed of met een patiënt met een foutief identificatiebandje op intensieve zorgen. De zorginspectie maakt een onderscheid tussen rode en oranje knipperlichten. Bij rood knipperlicht gebeurt er automatisch een nieuwe, onaangekondigde inspectie van het thema waarbinnen het knipperlicht werd vastgesteld. Oranje knipperlichten leiden tot een tweede inspectie wanneer er binnen eenzelfde thema twee of meer knipperlichten zijn. De inspectieverslagen geven de knipperlichten mee zodat het ziekenhuis gericht aan de slag kan met zijn verbeterpunten.
Dat is de systematiek. Bij rood knipperlicht komt er automatisch een nieuwe inspectie. Bij oranje knipperlicht wordt het ziekenhuis geacht aan de slag te gaan met de informatie. Als blijkt dat het ziekenhuis dat niet doet, gaat de informatie naar het agentschap Zorg en Gezondheid, dat een aantal maatregelen kan nemen.
De inspectieverslagen bundelen alle vaststellingen en zijn zo opgebouwd dat duiding wordt gegeven bij die vaststellingen. Er wordt uitgelegd hoe de inspecties gebeuren, hoe het rapport moet worden gelezen en welke eis op welke manier werd geïnspecteerd.
Zodra alle inspecties afgerond zijn, zal Zorginspectie werk maken van een beleidsrapport waarin alle vaststellingen worden verzameld en geanalyseerd. Ook dat rapport zal begin 2016 te vinden zijn op de website van Zorginspectie.
Al bij de start van het nieuwe toezichtmodel werd met de sector afgesproken dat vanaf het tweede zorgtraject, het internistisch zorgtraject, de stap zou worden gezet naar de publicatie van inspectieverslagen door de overheid. Tijdens de vorige inspectieronde stimuleerde de overheid de ziekenhuizen om het inspectieverslag op de eigen ziekenhuiswebsite te publiceren. Meer dan de helft van de 56 geïnspecteerde ziekenhuizen gaf daar gevolg aan. Sommige publiceerden het verslag integraal, andere gaven duiding over de inspecties of over hoe ze de knelpunten wegwerkten. Een logische volgende stap is nu dat de overheid die verslagen zelf aanbiedt. Ze zijn trouwens ook voorwerp van een passieve openbaarheid van bestuur. In die zin is dit een evolutie die beter proactief wordt aangepakt. Door het op punt stellen van de leesbaarheid van die verslagen kan die stap nu worden gezet.
Maandelijks zullen de verslagen van de recentste inspecties worden toegevoegd. De overheid maakt zo werk van meer transparantie en informeert over haar eigen werking en over de vaststellingen die worden gedaan tijdens de inspectie. Het uiteindelijke doel is de zorg voor de patiënten verbeteren. Dit initiatief draagt daar in belangrijke mate toe bij.
Opnieuw in overleg met de sector is ervoor gekozen om niet te wachten met de actieve openbaarheid tot alle inspecties zijn uitgevoerd maar geleidelijk aan inspectieverslagen te publiceren. De informatie verkregen vanuit een momentopname die het inspectiebezoek omschrijft, zou immers in vele gevallen niet meer up-to-date zijn op het moment van de publicatie. Rond eind 2015 zullen de verslagen van alle ziekenhuizen online staan.
De inspectieverslagen van Zorginspectie bundelen de vaststellingen in een aantal thema’s zoals veilige omgeving, personeel, hygiëne en communicatie. Per thema zijn knipperlichten vastgelegd. Knipperlichten zijn vaststellingen die een ernstig risico aan patiëntveiligheid inhouden. Bij een rood knipperlicht is er automatisch een onaangekondigde inspectie. Oranje knipperlichten leiden tot een tweede inspectie. Wanneer er binnen eenzelfde thema twee of meer knipperlichten zijn, staat er in de inspectieverslagen hoe het ziekenhuis daarmee aan de slag kan.
Omdat Zorginspectie nog aan het begin staat van de inspectieronde, werden een beperkt aantal inspectieverslagen gepubliceerd. Zodra alle inspecties afgerond zijn, zal Zorginspectie werk maken van een beleidsrapport waarin alle vaststellingen worden geanalyseerd. Op die manier ontstaat, zowel voor de sector als voor het beleid en de burger, een beeld van de sterke en de minder sterke punten van de Vlaamse ziekenhuizen in dit zorgtraject.
Het agentschap Zorg en Gezondheid zal het ziekenhuis waarover het inspectierapport risico’s vermeldt, schriftelijke termijnen voorleggen binnen welke de tekorten moeten worden weggewerkt. De termijnen die worden opgelegd, houden rekening met het risicogehalte van de bemerking. Hoe groter het risico, hoe korter de termijn voor remediëring.
Er wordt een plan van aanpak gevraagd aan het ziekenhuis met de te volgen stappen en timing voor het wegwerken van tekortkomingen. De beleidsverantwoordelijken van het ziekenhuis kunnen ook worden uitgenodigd voor een gesprek waarin afspraken worden gemaakt over het wegwerken van tekortkomingen. Aan Zorginspectie kan gevraagd worden een bijkomend inspectiebezoek te doen waarbij bepaalde aspecten van de zorgverlening in het ziekenhuis ter plaatse opnieuw worden nagekeken.
Indien de tekorten niet of onvoldoende worden weggewerkt binnen de termijn die de overheid stelt, beschikt het agentschap over een aantal wettelijke instrumenten waarin de regelgeving voorziet zoals de schorsing van de erkenning met als gevolg een tijdelijk verbod tot opname van nieuwe patiënten en de intrekking van de erkenning met als gevolg de sluiting van de betrokken erkende dienst. Daarnaast is het via het Kwaliteitsdecreet mogelijk om specifieke maatregelen op te leggen die het vastgestelde risico moeten wegnemen en de veiligheid van de patiënt moeten herstellen.
Momenteel staat Zorginspectie nog aan het begin van de inspectieronde. Zodra alle inspecties afgerond zijn, zal er een beleidsrapportering volgen.
De Vlaamse overheid heeft de bevoegdheid om de kwaliteit in de Vlaamse ziekenhuizen te controleren en bij te sturen. Om de kwaliteitscyclus te sluiten, is een terugkoppeling aan de bevoegde regelgevende overheid wenselijk. Voor de meeste normen is de Vlaamse overheid sinds 1 juli 2014 bevoegd geworden. Het remediëringsplan zal met het ziekenhuis in kwestie worden uitgewerkt. Het agentschap Zorg en Gezondheid zal het ziekenhuis waarover het inspectierapport risico’s vermeldt, schriftelijk termijnen voorleggen binnen welke de tekorten moeten worden weggewerkt. Hoe groter het risico, hoe korter de termijn voor remediëring.
De evolutie van het aantal verpleegkundigen in Vlaanderen is bijzonder hoopgevend, evenals het aantal verpleegkundigen met een bijzondere beroepstitel van verpleegkundige gespecialiseerd in de intensieve zorg en spoedgevallenzorg. In de jaarstatistieken over de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen in België vinden we een aantal gegevens terug: een stijging van het aantal actieve verpleegkundigen in Vlaanderen met 3074 in 2013 en met 3133 in 2014. Dat is een stijging van meer dan 3 procent. Op 31 december 2014 hadden 20.063 verpleegkundigen in België een bijzondere beroepstitel. 9955 verpleegkundigen hebben een bijzondere beroepstitel spoed en intensieve zorgen en vormen dus bijna de helft van alle verpleegkundigen met een bijzondere beroepstitel. 58 procent van deze groep is werkzaam in Vlaanderen.
Het aantal verpleegkundigen steeg de afgelopen jaren dus stevig in Vlaanderen, evenals het aantal verpleegkundigen met een bijzondere beroepstitel spoed en intensieve zorgen. De instroom in het verpleegkundig onderwijs heeft dit jaar opnieuw een historisch hoogtepunt bereikt, met 16.962 studenten verpleegkunde, waarvan er 8724 de bacheloropleiding volgen. Ondanks deze stevige stijgende tendens zijn er tussen de provincies wel lokale verschillen vast te stellen, evenals tussen ziekenhuizen. Er zijn provincies waar het aantal verpleegkundigen hoger ligt dan in andere provincies. Zo scoort Vlaams-Brabant bijvoorbeeld lager dan Limburg of West-Vlaanderen. De studie RN4CAST (Registered Nurse Forecasting), die al een tijdje geleden publiek is gemaakt, heeft aangetoond dat er ook verschillen zijn tussen individuele ziekenhuizen. Dat is een heel interessante studie, een internationale studie waaraan België heeft meegedaan. Er blijkt heel duidelijk uit dat een van de grootste kritische succesfactoren die bepalen of een ziekenhuis in staat is om het juiste personeel aan te trekken, de reputatie van het ziekenhuis is, en het personeelsbeleid van het ziekenhuis. Veel meer dan campagnes zijn het de mond-tot-mondreclame en de manier waarop het eigen HR-beleid wordt georganiseerd, die van een ziekenhuis al dan niet een magneetziekenhuis maken.
In het actieplan 3.0 wordt onverminderd ingezet op de instroom van jongeren en zijinstromers in de zorgopleidingen. De verpleegkunde blijft in deze acties altijd het speerpunt. Het actieplan 3.0 legt daarenboven ook het accent op het verhogen van het aantal studenten met veel potentieel. Dat is nodig en noodzakelijk om de kwaliteit van de dienstverlening te blijven garanderen en om het aantal verpleegkundigen met bijzondere beroepstitel voldoende hoog te houden.
Medicatiedistributie in de ruime zin van het woord moet inderdaad nauwlettend en continu worden opgevolgd. Dat is ook steeds een aandachtspunt geweest van de Vlaamse overheid. Bij het eerste Vlaamse kwaliteitsdecreet was het een thema waarop de ziekenhuizen werden getoetst en waaraan de voorzieningen actief moesten werken, om de kwaliteit ervan te verhogen. De medicatiedistributie is echter een zeer intensief gegeven, waaraan vele mensenhanden te pas komen, ondanks de digitalisering. Dit kan op de verschillende niveaus aanleiding geven tot fouten. In het nieuwe model van toezicht op de ziekenhuizen wordt de keuze van onderwerpen voor de inspectieronde van het volgende zorgtraject mee bepaald door inspectievaststellingen van het vorige zorgtraject. Medicatiedistributie werd reeds bij het eerste zorgtraject als thema opgenomen. Het is mogelijk dat dit onderwerp ook in het volgende zorgtraject opnieuw aan de orde is. Verder moeten we vermelden dat op de eerste plaats de ziekenhuizen voordeel hebben bij het correct omgaan met medicatie. In die zin is het publiceren van de resultaten van de inspecties een zeer grote stimulans om de eigen werking te verbeteren. Binnen het Vlaams Indicatorenproject voor Patiënten en Professionals (VIP2) werd de indicator uitgewerkt met betrekking tot het geneesmiddelenvoorschrift. Het werken met kwaliteitsindicatoren moet ziekenhuizen stimuleren om verder werk te maken van kwaliteitsverbetering. Het geeft hun de mogelijkheid om de resultaten op te volgen, en de kans om de eigen resultaten te vergelijken met die van andere ziekenhuizen. Daardoor kunnen ze lessen leren van andere ziekenhuizen die meer optimale resultaten behalen. Op dit ogenblik is de laatste fase van het validatieproces van de indicator geneesmiddelenvoorschrift bezig. Kort na de release van de centrale website zullen ook de resultaten van die indicator online worden geplaatst.
Het eisenkader voor de chirurgische en internistische zorgtrajecten werd opgesteld door het Agentschap Zorg en Gezondheid, met name de afdeling Gespecialiseerde Zorg, met input vanuit de afdeling Preventie voor de items betreffende de ziekenhuishygiëne. Uit dit eisenkader selecteerde Zorginspectie een aantal eisen, die via onaangekondigde inspectiebezoeken worden getoetst. Daarnaast wordt, om het hoofd te bieden aan het toenemende probleem van uitbraken van multidrugresistente organismen in ziekenhuizen en andere zorginstellingen, zoals woonzorgcentra, in de schoot van het Agentschap Zorg en Gezondheid een Outbreak Support Team opgericht en geoperationaliseerd. De Vlaamse Regering nam dienaangaande op 1 april 2015 de beslissing om twee personeelsleden aan te werven. De oprichting van het Outbreak Support Team past in het nationale plan dat bestaat met betrekking tot de strijd tegen multidrugresistente micro-organismen. Bij de begeleiding van dergelijke uitbraken wordt onder andere heel sterk gefocust op thema’s zoals handhygiëne en omgevingshygiëne.
Ik concludeer kort. Kwaliteit in ziekenhuizen is dus een verhaal van meerdere sporen. U moet dus het geheel bekijken van de nieuwe aanpak van Zorginspectie, het VIP2-project en de accreditatie. We hebben, in overleg met de sector, resoluut gekozen voor transparantie en publicatie. Een dergelijke dynamiek moet, misschien meer dan een dynamiek van nieuwe regels, specifieke regels, nog meer regels, ook helpen bij het bekijken hoe men een geïntegreerd kwaliteitsbeleid kan voeren. We menen dat dit eigenlijk wel een goede dynamiek is voor de Vlaamse ziekenhuizen. Onze ziekenhuizen werken daar ook zeer actief aan mee.
Mevrouw Croo heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Die transparantie en publicatie zetten ziekenhuizen er inderdaad toe aan om zelf de verantwoordelijkheid op te nemen voor het toedienen van goede zorg aan de patiënten. Er blijft echter nog altijd het tekort aan verpleegkundigen. Er mogen nu dan wel meer mensen beginnen aan de opleiding verpleegkunde, of die tot een goed einde brengen, de vraag is of er voldoende budgetten zullen zijn in de ziekenhuizen om hen ook in dienst te nemen, zodat die zorg en die kwaliteit kunnen worden nagestreefd. Ik vraag me ook af of het in ziekenhuizen, zoals in bepaalde woonzorgcentra, ook al verplicht is om de medicatie te laten individualiseren per patiënt, via robotsystemen, en of er hierover ook richtlijnen zijn.
De hygiëne lijkt me een aandachtspunt te blijven in alle ziekenhuizen, zowel voor de patiënten en de bezoekers als voor de verpleegkundigen en de artsen zelf.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik dank u op mijn beurt voor het antwoord. Kwaliteitszorg is uiteraard een must. Kritisch kijken naar de eigen werking en, op hoger niveau, naar de werking van een sector in onze regio, zou een troef kunnen zijn. Je bent nog niet aan het einde van wat het opbouwen van een cultuur ter zake zou moeten zijn, waarbij het kritisch reflecteren en het vaststellen van verbeterpunten, niet noodzakelijk een probleem hoeft te zijn, als je er maar een goede oplossing aan biedt.
Ik maak me in die zin wel een beetje zorgen over de communicatie die er is gebeurd. Door het feit dat men zestien rapporten tegelijk heeft gepubliceerd, was er plotseling een rimpeling in het water, was er enige deining en ontstond een bepaald beeld over de ziekenhuizen in Vlaanderen. Ik maak me wat zorgen over de kwetsbaarheid van de voorlopers. Het zal misschien aanbeveling verdienen om één per één die rapporten te gaan publiceren zodat iedereen er gewoon aan wordt dat dit gebeurt en dat men ook vanuit het ziekenhuis duiding kan geven bij die rapporten en bij de maatregelen die men heeft genomen.
U zegt dat er naar het einde van deze cyclus begin 2016 een beleidsrapport zal zijn. Zijn er op basis van de vaststellingen die nu gebeurd zijn – er was geen gebrek aan duidelijkheid – al zaken die men nu al ziet? Want waarom zouden we wachten als we nu al een aantal zaken kunnen bijsturen?
Het is goed dat men trajecten bekijkt. Het is ook goed dat men in een cyclus werkt waarbij de vaststellingen van de ene cyclus leiden tot de strategie van de volgende. Belangrijk daarbij lijkt me of we inzake accreditatie ook stappen verder kunnen zetten. Het is eigenlijk begonnen als een pilootproject. U hebt gezien dat gaandeweg meer ziekenhuizen, ik denk nu zelfs allemaal, in het project kwaliteitszorg en het project subsidieaccreditatie zijn gestapt, maar je zou ook het niveau waarop geaccrediteerd wordt, kunnen verhogen. Dat is een vorm van zelfregulering die maakt dat de inspectie gerichter en ambitieuzer zou kunnen gebeuren in plaats van op het basale niveau.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik trap een open deur in als ik zeg dat de financiering van ziekenhuizen tot nader order nog altijd een federale materie is.
Van het publiceren van die rapporten kan je niet zomaar zeggen dat we dat wel of niet gaan doen, dat heeft een zekere dynamiek. Zoals gezegd, ze zijn in ieder geval voorwerp van de passieve openbaarheid van bestuur. Je weet gewoon dat als bepaalde media die rapporten vragen, die ook zullen moeten worden gegeven. Dan is het traject van kwaliteit dat we met de sector volgen, er eentje waarbij we zeggen dat we vanuit de analyse die we samen maken, we gaan voor een meer proactieve benadering en zorgen dat die rapporten wat kwaliteit betreft leesbaar en gevalideerd zijn. Die gaan natuurlijk eerst naar het ziekenhuis om een reactie te krijgen. Ik denk dat dat een beter verhaal is.
Het is zeer goed met de sector afgesproken om een eerste pakket online te zetten. Wachten was geen echte optie want sommige mensen wilden ze krijgen. Dan is het beter om dat proces op een goede manier te laten verlopen. Dat is een van de redenen waarom er zo snel een aantal reacties in de kranten stonden. Er waren er een aantal die al een tijdje aan het zeggen waren dat ze die rapporten wilden hebben. Dan moet je kijken hoe je dat het best correct doet, zowel ten aanzien van de media als van de betrokken ziekenhuizen.
Wat daar aan remediëring uit komt, moet op het niveau van het ziekenhuis worden aangepakt. Als je een echte beleidsconclusie wilt, moet je de discipline opbrengen om het geheel te zien. Nu zijn het vaak zaken die te maken hebben met de situatie in de ziekenhuizen. Zoals u terecht hebt gezegd, zijn het zaken die te maken hebben met de manier waarop ‘patient safety’ een issue is in dat ziekenhuis enzovoort.
U hebt het over accreditering en de upgrading, als ik u zo mag begrijpen. Ik denk niet dat u dat zo moet zien. De accreditatie is eigenlijk meer een proces van het aansporen en het organiseren van een incentive om voortdurend met kwaliteit bezig te zijn. Dit is het niet: u bent nu geaccrediteerd, u bent geslaagd in het examen, en rust nu maar op uw lauweren. Die volgende accreditatieoefeningen gaan op zichzelf al een hoger niveau ambiëren. Dat is op zichzelf al een soort leerproces. Je krijgt een accreditatie met werkpunten. Bij een volgende gelegenheid gaat men ervan uit dat men ook uw evolutie in uw kwaliteitsdenken kan vaststellen. Het is niet telkens eenzelfde soort verhaal, maar het is een soort inschatting van de manier waarop de organisatie met het thema op een zorgvuldige manier bezig is. Dat is een goed proces.
We krijgen echo’s, ook van geneesheren, dat sommigen dat een zeer zwaar en arbeidsintensief proces vinden. Het is geen oefeningetje dat je tussen de soep en de patatten organiseert. Dat is een zeer complexe en grote oefening. We moeten eigenlijk al enorm dankbaar zijn dat zovele ziekenhuizen daar vrijwillig in gestapt zijn. Naarmate dat proces tot een meer gangbare aanpak behoort, zal duidelijk worden dat die accreditatieorganisaties ook nieuwe ‘state of the art’-inzichten gaan gebruiken om die oefening te doen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.