Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over ontvoogding van gemeenten en politiek dienstbetoon
Verslag
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, mijn vraag om uitleg over politiek dienstbetoon in ontvoogde gemeenten zal u misschien wat verbazen. Zoals u weet, ben ik nogal een ‘believer’ van het primaat van de politiek. Als je als politicus niet kan of mag beslissen, zelfs wanneer er bepaalde adviezen afwijken, dan denk ik dat je beter alle schepenen van ruimtelijke ordening in de steden en gemeenten in Vlaanderen afschaft. Als dat uw mening zou zijn, zou je dat beter totaal depolitiseren en moet je ook geen advies meer geven.
In Vlaanderen hebben vandaag 217 van de 308 Vlaamse gemeenten het statuut van ontvoogde gemeente. Dat wil zeggen dat ze autonoom bouwvergunningen kunnen afleveren, tenzij er bindende adviezen zijn van hogere overheden. Dat autonoom afleveren van bouwvergunningen is natuurlijk geen vrijgeleide, minister. Men heeft altijd het advies van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar (GSA), dat decretaal is beschreven en waarbij decretaal wordt bepaald dat die onafhankelijk advies mag geven.
Als een ambtenaar stelt dat hij onafhankelijk is, kan dat ook moeilijkheden geven. Want volgens mijn interpretatie van het decreet, moet een ambtenaar zich kunnen schikken in het beleid. Ik geef een voorbeeld. Het kan het beleid zijn van een bepaalde stad om meer huizen met tuinen te willen, of meer studentenhuisvesting, of meer zorgwoningen. Dan vind ik dat de stedenbouwkundige ambtenaar zich natuurlijk aan de wet moet houden, de opmerkingen van de bezwaarschrijver heel neutraal moet beoordelen en moet kijken of het ruimtelijk in orde is. Maar je kunt geen adviezen geven die tegen het beleid ingaan, want anders stelt de ambtenaar zich een stukje in de plaats van het beleid, dat gevormd wordt door de mensen die democratisch worden verkozen.
We hebben twee zaken. We hebben politici die soms hun nek uitsteken en zeggen dat ze overleg plegen of dat ze iets positief adviseren, ondanks het feit dat er bepaalde zaken negatief worden geadviseerd. Maar we hebben ook andere. Dat is ook een evolutie die men ziet. Men ziet dat vooral in kleinere gemeenten waar de politici wat bang zijn. Er verandert bijvoorbeeld iets in een tuin, of er komen woningen in een woongebied dat aanvankelijk braak lag, of men wil iets afbreken en er iets nieuws bouwen: men heeft dat allemaal niet graag. Verandering leidt altijd een beetje tot schrik. Dan zie je ook dat vele schepencolleges, als ze eenmaal ontvoogd zijn, commissies gaan oprichten, bijvoorbeeld een commissie bouwkundig erfgoed, of een commissie ‘dorpenschoon’. Dan kan de lokale politicus verwijzen naar het advies van die commissie om te zeggen dat men iets weigert, niettegenstaande er geen legaliteitsbelemmeringen zijn.
Ik had dan ook een dubbel gevoel bij het grote artikel in de krant dat ik een beetje tendentieus vond. Minister, wat is uw mening over de vele lokale politici die het vandaag niet gemakkelijk hebben, wanneer er iets te vergunnen valt, waarbij er mensen tegen zijn en anderen voor? Men zegt dan in de krant: men komt onder druk. Ook lijkt het alsof de ontwikkelaars het grote gif in de samenleving zijn. Maar als je vandaag naar de beurs kijkt, heb je gedurende de eerste drie maanden zonder enig risico 15 procent opbrengst, terwijl iemand die iets wil ontwikkelen, grond moet aankopen en vele miljoenen moet investeren om dan uiteindelijk misschien een proces van zes jaar te hebben wanneer er zaken lopen bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Maar soms wordt er een sfeer rond gecreëerd, waarvan ik me afvraag of dat allemaal wel terecht is.
Maar als Vlaanderen stilstaat en je kunt niets meer doen? Minister, ik zie graag dat u ook wilt dat de zaken vooruitgaan en dat u niet de mentaliteit hebt dat er niets kan. U bent ook vaak moedig tegenover heel wat adviesorganen die negatief zijn. Minister, hebt u reeds signalen of klachten van lokale besturen over die toenemende druk ontvangen? Hoe evalueert de Vlaamse Regering deze vastgestelde ervaringen in het werkveld? Verdedigt u de ontvoogding of hebt u daar vragen bij omdat u achter het artikel staat dat in de pers is verschenen?
Mevrouw Pira heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, ik heb naar aanleiding van het krantenartikel ook een vraag over de ontvoogding van de gemeenten. Ik vertrek wel uit een andere invalshoek dan collega Van Volcem.
Een van haar eerste woorden was ‘het primaat van de politiek’. Dat zijn niet mijn eerste woorden, want ik vertrek eigenlijk vanuit een tijdslijn, waarbij we zien dat in de jaren 60 en 70 ambtenaren veel meer onder druk konden worden gezet door politici in het kader van het verlenen van vergunningen. Stilaan is er een objectivering gekomen. Dat is toch altijd het streefdoel geweest. Het artikel insinueert dat sinds de ontvoogding van de gemeenten er opnieuw meer politieke druk zou komen.
In dat artikel heb ik een antwoord gegeven aan de journalist. Ik heb gezegd dat ik absoluut niet wil meespelen in een verhaal van ontvoogding die opnieuw voor politieke druk zorgt. Ik heb sterk het accent gelegd op de ondersteuning van gemeenten. Er zijn nog altijd gemeenten die geen stedenbouwkundig ambtenaar hebben of die administratief zwak zijn uitgerust. Van die gemeenten zou men kunnen denken dat ze, meer dan sterkere administraties, onder druk kunnen staan van colleges.
Het artikel stelt vragen bij de autonomie waarin stedelijke ambtenaren kunnen werken als hun gemeente eenmaal is ontvoogd en autonoom bouwvergunningen kan afleveren. Er wordt in algemene lijnen gesteld dat de ontvoogding goed werkt als de administratie sterk is, maar dat de druk op ambtenaren groter wordt als de stedenbouwkundige dienst veeleer zwak is uitgerust.
Minister, het artikel schetst een aantal concrete situaties. Ik zeg niet dat die situaties representatief zijn voor de duizenden vergunningen die jaarlijks worden uitgereikt. Hebt u een idee of er een probleem is, en zo ja, hoe groot het is? Wordt de beroepsprocedure door de Vlaamse administratie aangewend om beslissingen die in strijd zijn met de goede ruimtelijke ordening, aan te vechten? Wat is de evolutie in het aantal beroepsdossiers de afgelopen drie jaren? Is er op Vlaams niveau al een evaluatie van de ontvoogding geweest met de effecten ervan op de vergunningsbeslissingen? Wordt er permanent gemonitord of de gemeenten blijven voldoen aan de ontvoogdingsvoorwaarden? Op welke manier worden ontvoogde gemeenten ondersteund door het Vlaamse Gewest? Worden gemeenten die het initiatief nemen een gezamenlijke stedenbouwkundige dienst op te richten, ondersteund?
De heer Beenders heeft het woord.
Ik heb dat artikel twee keer gelezen. In zulke verhalen is uiteindelijk niemand winnaar, niet de ambtenaren van ruimtelijke ordening die met alle regels en voorwaarden een zo goed mogelijk advies formuleren, en niet de politiek die er slecht uitkomt. Het sfeertje in het artikel is voor niemand goed, hoewel ik een absoluut voorstander ben van die ontvoogding. Heel wat mensen ervaren daar voordelen van, vooral de burger die sneller kan worden bediend en zijn vergunning kan krijgen. De afstand tot het administratieve wordt daardoor ook kleiner.
Minister, één zaak is heel belangrijk: de evaluatie is misschien wel noodzakelijk om alles over de ontvoogding in kaart te brengen, maar misschien is die ook al gebeurd. Vooral de sfeer van het politiek dienstbetoon kan dan verdwijnen. De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) of andere kanalen kunnen dat eens op de agenda zetten en polsen of de paar getuigenissen die nu in de krant stonden, wel echt een doorsnee probleem vormen in meer steden en gemeenten.
Ik kan alleen spreken vanuit mijn buikgevoel. Ik was zelf nog schepen van ruimtelijke ordening en ik heb vooral positieve dingen ervaren bij het verhaal van de ontvoogding. Dat er druk wordt uitgevoerd, dat is een verhaal waarin iedereen zijn rol moet spelen. Het lijkt me niet meer dan normaal dat iemand die een bouwvergunning wil, alles doet om die te krijgen. Het is ook aan de politiek om ervoor te zorgen dat het evenwicht wordt bewaakt.
Ik sluit me dus aan bij de vraag van mevrouw Pira. Een evaluatie is misschien wel noodzakelijk om vooral de sfeer rond politiek dienstbetoon te doen verdwijnen. Niemand is daar winnaar door. Dat moeten we zeker vermijden.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Ik wil in de eerste plaats een oproep doen dat we de sfeer, waarnaar wordt verwezen in dat artikel, niet zelf gaan opkloppen. Het primaat van de politiek en doen alsof er links en recht wordt gesjoemeld en druk wordt gezet, zijn totaal verschillende zaken. Het primaat van de politiek betekent dat de weloverwogen eindbeslissing wordt genomen door de politiek, nadat een dossier correct en volledig werd geadviseerd.
Ik breng in herinnering hoe we hier allemaal mee hebben gepleit voor die ontvoogding, precies om een aantal zaken dichter bij de burger te brengen. We hebben daarmee ook gezegd: het moet gedaan zijn dat de lokale besturen zich telkens verstoppen achter Vlaanderen. We hebben gemeenten een bepaalde autonomie gegeven en daarin investeren we al vele jaren. Voor veel gemeenten is dat al vijftien jaar.
Mevrouw Pira, als u het hebt over de beroepsdossiers, in de voorbije legislatuur hebben we het daarover nog gehad. We hebben zelfs vastgesteld dat we niet voor alles en nog wat in beroep gaan, dat zou per provincie gelijk moeten zijn. Toen heeft de Vlaamse Regering beslist om alleen nog leidend ambtenaren in beroep te laten gaan.
Met een evaluatie is niets mis, maar in de vorige legislatuur hebben we ons bijna drie maanden opgesloten om uit te zoeken hoe de zaken vooruit kunnen gaan. Het ging toen ook over het afleveren van vergunningen. Als we dat vandaag gaan evalueren en weer bijkomende mechanismen gaan ophangen in onze procedures, dan gaan we de zaken daar echt niet mee vooruit laten gaan. Ik zou ons vooral niet te snel laten meeslepen in iets wat we vandaag allemaal klasseren onder sfeerschepperij.
De heer Nevens heeft het woord.
Enkele weken geleden hebben we een korte discussie gehad over de nieuwe relatie tussen de Vlaamse administratie en de lokale besturen naar aanleiding van een vraag die ik heb gesteld. De minister heeft toen duidelijk gezegd dat ze blijft geloven in de autonomie van de lokale besturen op het vlak van vergunningen. Als schepen van ruimtelijke ordening van een weliswaar iets grotere gemeente sluit ik me daar volmondig bij aan. Ik snap dat kleinere gemeenten soms de moeilijkheid hebben om personeelsbehoeften in te lossen met deskundigheid.
Om die reden heb ik er toen voor gepleit meer intergemeentelijke samenwerkingsverbanden op te zetten.
Ik hoop dat vandaag enkel de uitzonderingen in de krant zijn verschenen. Ik geloof ook dat het uitzonderingen zijn. We moeten de gemeenten niet langer betuttelen. Er is een gewestplan en een structuurplan. Elke gemeente beschikt over een gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening. Ook op lokaal vlak bestaan er visies op de ruimtelijke ordening. Alles is volledig in kaart gebracht. Er bestaan plannen. De ontvoogding moet een sluitstuk zijn. We moeten de verantwoordelijkheid leggen waar ze moet liggen.
Ik besluit dat de lokale besturen wel degelijk bij machte zijn hun verantwoordelijkheid op te nemen en vergunningen op een correcte en concrete wijze te verlenen. Als schepen van ruimtelijke ordening van een weliswaar middelmatige gemeente stemt me dit uiteraard gelukkig.
Ik ben ook hoopvol met betrekking tot de implementatie van de omgevingsvergunning. Het is, zoals ik al tijdens mijn eerdere vraagstelling heb benadrukt, belangrijk dat de Vlaamse overheid moet blijven inzetten op de inhoudelijke ondersteuning van de gemeenten die het momenteel misschien wat moeilijker hebben. Ook in verband met de omgevingsvergunning en de digitalisering moet er ondersteuning zijn door de Vlaamse overheid.
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, ik heb hier tijdens de vorige vergadering ook al de aandacht op gevestigd. Ik vind het bijzonder gratuit nu op de inhoud van dit bewuste artikel mee te surfen. Dit is strontjournalistiek. Meer kan ik het niet noemen. De foto van een gebouw dat als case wordt aangeleverd, is een foto van een gebouw dat al is vergund toen de betrokken gemeente nog niet ontvoogd was. Misschien moet die journalist zelf eens een deontologische cursus volgen in plaats van de deontologie van onze lokale bestuursploegen in vraag te stellen. Ik vind dat we hier vooral niet op moeten meesurfen.
Volgens mij bestaat er geen correlatie tussen de grootte van een gemeente en de aanwezigheid van deontologische problemen. Het is veel belangrijker dat er wordt samengewerkt en geclusterd. Ik herhaal dan ook mijn eerdere betoog. De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden om gezamenlijk een gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar in dienst te nemen, moeten worden aangemoedigd. Nu bedraagt de verhouding 60 tegen 40. Misschien kunnen we een nog extremere sleutel hanteren.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me ook distantiëren van de verschenen verdachtmakingen. We weten allemaal dat we met betrekking tot het ruimtelijke vergunningenbeleid een hele tijd geleden de weg van de decentralisatie zijn ingeslagen. De invoering van de ontvoogding is ook logisch.
Om een vergunning af te leveren, moet naar de gewestelijke, provinciale en gemeentelijke stedenbouwkundige voorschriften worden gekeken. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de lokale context. Er moet een afweging worden gemaakt. Het gaat om de locatie, maar ook om de beoordeling van de lokale goede ruimtelijke ordening. Het is perfect logisch dit allemaal zo dicht mogelijk bij die locatie zelf te laten plaatsvinden.
De ontvoogding ontstaat niet zomaar. Een gemeente moet hiervoor aan een aantal voorwaarden voldoen. De gemeente moet over een gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar en over een beleidsvisie beschikken. Er moet een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan zijn. Op die manier worden garanties ingebouwd. Alles moet binnen een kader gebeuren en in een visie passen.
De gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar moet een advies uitbrengen. Het is natuurlijk de bedoeling dat hij binnen het lokale bestuur voor kennis zorgt. Dat staat ook heel uitdrukkelijk in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Hij moet het college van burgemeester en schepenen adviseren. De neerslag hiervan is in de beslissing terug te vinden, wat de transparantie verhoogt. De algemene motiveringsplicht is in dit verband ook van belang.
Er is nog steeds een garantie. Indien iets zou mislopen, bestaat nog steeds de mogelijkheid in beroep te gaan. Als een gemeente een beslissing zou nemen die ergens flagrant tegen ingaat, kan nog steeds in beroep worden gegaan.
Het aantal beroepen kent een evolutie. In 2012 ging het om 52 beroepen. In 2013 ging het om 42 beroepen. In 2014 ging het om 57 beroepen. In de eerste vier maanden van dit jaar ging het om 23 beroepen. In totaal gaat het om 176 beroepen.
De goede ruimtelijke ordening is effectief een juridisch begrip. De bedoeling is vooral dat beslissingen goed worden gemotiveerd. Er moet steeds worden gekeken naar de context waarin bepaalde zaken moeten gebeuren. De beslissing moet worden ingebed en gemotiveerd.
Sinds de leidend ambtenaar van het departement over de bevoegdheid beschikt in beroep te gaan, is een afwegingskader opgesteld. Die beroepen worden niet in het wilde weg ingesteld. De omzendbrief betreffende dit afwegingskader is op de website www.ruimtelijkeordening.be terug te vinden.
Mijnheer Beenders, u hebt me tevens gevraagd of al een onderzoek of een evaluatie is uitgevoerd. Volgens u zou ik eens moeten polsen naar de gevoelens die op het terrein leven. Het polsen naar gevoelens lijkt me zeer onwetenschappelijk en moeilijk. We weten allemaal dat sommigen het fantastisch zullen vinden. Zij die een weigering hebben ontvangen, zullen het echter niet goed vinden. Er is nog geen specifiek onderzoek verricht naar de effecten van de ontvoogding. Aangezien het tenslotte altijd om een appreciatie gaat, is dit ook moeilijk. In principe wordt steeds hetzelfde afwegingskader gehanteerd, maar de lokale beleidselementen kunnen natuurlijk wel doorwegen.
Mevrouw Pira, wat de wenselijkheid van een monitoring van de vergunningsbeslissingen betreft, hebt u een punt. Dit moet goed in kaart worden gebracht. De digitale bouwaanvraag zal dit natuurlijk faciliteren. Ook met betrekking tot de omgevingsvergunning zal dit aspect prominent aanwezig zijn. Ik denk dat u een punt hebt dat we dit nog veel beter in kaart moeten brengen en moeten samenbrengen. Daar wordt werk van gemaakt, ook in intergemeentelijk verband, zoals hier ook terecht wordt gevraagd.
Er werd ook gevraagd of er een permanente monitoring is, of gemeenten blijven voldoen aan de voorwaarden. De Vlaamse Codex bepaalt uitdrukkelijk dat de gemeente ontvoogd wordt zodra ze aan vijf basisvoorwaarden voldoet. Er staat ook in het decreet dat de Vlaamse Regering kan vaststellen dat een gemeente niet meer voldoet aan die voorwaarden. Tot op vandaag is dat nog niet gebeurd, in de praktijk heeft dit zich nog niet voorgedaan.
De ontvoogding wordt ook goed begeleid en opgevolgd door onze diensten. Er is een speciaal netwerk voor: het Atrium-netwerk. Het ondersteunt de gemeenten via partneroverleg, vragen, grotere projecten. Ze kunnen ook gebruikmaken van de expertise die in onze diensten aanwezig is. Er zijn ook lokale atria, intervisie-instrumenten tussen een vaste groep gemeentelijke, provinciale en gewestelijke ambtenaren. Ook op die manier kan kennis beter worden gedeeld. Er vinden ook contactdagen plaats en alles wordt getrokken door een stuurgroep waar de VVSG, de Vereniging van Vlaamse Streekontwikkelingsintercommunales (VLINTER) en de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP) aanwezig zijn, en ook vertegenwoordigers van de gemeenten, de provincies en de gewesten. Er is ook een virtueel netwerk, dat zijn de Yammer-groepen. Ze zijn gebaseerd op de lokale atria. Er kunnen vragen worden gesteld aan collega’s. Als een stedenbouwkundig ambtenaar iets wil aftoetsen, dan kan dat daar. Er wordt frequent gebruik van gemaakt. Onze administratie staat ook ter beschikking van de gemeenten om hen verder te begeleiden.
Op dit ogenblik worden ook beleidsatria ontwikkeld. Ze richten zich tot een specifieke groep of een specifiek thema. Op die manier kunnen ook de beleidsmakers beter bereikt worden. Dat is al gebeurd rond het groenboek, rond het beleidsplan Ruimte Vlaanderen, vooral gericht op de Gemeentelijke Commissies voor Ruimtelijke Ordening (GECORO’s), rond de structuurplanning en ook rond herziening van het Grond- en Pandendecreet. Dit alles is echt gebaseerd op een partnerschap. We staan ter beschikking van de lokale besturen, we kunnen elkaar erbij betrekken.
Ik sta positief tegenover ondersteuning van de lokale besturen op financieel vlak, zeker voor intergemeentelijke samenwerking, en zeker wanneer het kleine gemeenten betreft. Ze bewijst ook haar nut: kleine gemeenten kunnen op die manier samenwerken in lokaal verband. De huidige subsidiemogelijkheid voorziet reeds in een grote stimulans voor de wat meer solitaire gemeenten om toch een samenwerking aan te gaan. Dit wordt absoluut aangemoedigd. Of we de verdeelsleutel moeten wijzigen, dat kunnen we nog bekijken, maar we hebben het gevoel dat het nu goed loopt. We zien dat er op het terrein heel veel van die samenwerkingsverbanden worden opgezet.
Ik weiger mee te gaan in de sfeer dat het fout loopt, dat er meer politieke inmenging is. Integendeel, ik kom heel veel onder de mensen en ik hoor van velen die contact opnemen over bepaalde dossiers, die wij getrouw doorsturen naar onze diensten, een omgekeerde aanklacht. Velen zeggen dat het allemaal te ambtelijk is geworden, dat de pure politieke toets voor een stukje verdwenen is omdat alles nogal strikt vastligt. Ik denk dat de waarheid ergens in het midden ligt en dat we met de ontvoogding een goede tussenweg gevonden hebben. Er is de gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar en er is aan de andere kant de gemeentelijke visie en het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV). En als er toch iets fout loopt, dan is er de beroepsmogelijkheid. Ik meen dat er voldoende garanties zijn voor een correct verloop.
We kunnen ons ook afvragen of indien we zouden afstappen van de ontvoogding en de decentralisatie, het probleem, als het zich al zou voordoen, zich dan ook niet zou verleggen. Dit is wellicht een heel ander debat, een discussie die we hier niet moeten voeren. Ik geloof er ook niet in, ik ga ervan uit dat alles op een correcte manier gebeurt. En zo niet, zijn er ook beroepsmogelijkheden.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het doet me plezier dat u nogmaals de professionaliteit beklemtoont waarmee een vergunning wordt verleend. Een schepencollege heeft geen vrijgeleide, ook al heeft het het laatste woord. Het schepencollege kan immers nooit onwettige beslissingen nemen. Dat is heel belangrijk met het oog op de communicatie.
Vroeger was het anders. In de jaren 60 kreeg men op café een vergunning op een bierkaartje. Vandaag is het heel anders, dat merken we ook. Vooraleer een vergunning verkregen en uitgeschreven is, zijn er al tientallen pagina’s en adviezen gepasseerd. Ook het besluit moet heel professioneel worden gemotiveerd. Ik dank u ervoor dat u aan de kant staat van de lokale politici die dagelijks onder vuur komen te liggen. Dergelijke persberichten doen meer kwaad dan goed.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, u zegt dat u geen aanwijzingen hebt. Dat doet mij – en wellicht ook de anderen hier – plezier. U zegt dat er voldoende garanties zijn voor een correct verloop.
Ik vind het positief dat u ingaat op mijn vraag over de monitoring. Het is inderdaad belangrijk: gemeenten moeten voldoen aan vijf voorwaarden, maar blijven ze eraan voldoen?
U hebt terecht gewezen op het belang van de motiveringsplicht van de stedenbouwkundige ambtenaar. Ik heb daarover een aparte vraag voor u. Alles begint bij een goede opleiding. Ik heb gehoord dat in de opleidingen in het domein van de stedenbouwkunde relatief weinig aandacht wordt besteed aan die motiveringsplicht. Ik heb me laten vertellen dat die niet veel aan bod zou komen. Weet u daar iets van? Bent u bereid om dit eens te bekijken, zeker gezien het feit dat onze ambtenaren voor een ongelofelijke uitdaging staan, onder meer met de omgevingsvergunning die eraan komt? Bent u bereid om, eventueel samen met de minister van Onderwijs eens te bekijken hoe het zit met die opleiding en of die voldoende aangepast is aan de nieuwe uitdagingen die vele jonge mensen te wachten staan?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, ik kan me niet indenken dat u het nog hebt meegemaakt dat in de jaren 60 op café op bierkaartjes vergunningen werden uitgeschreven. Maar ik denk dat iedereen het er terecht over eens is dat het ruimtelijkeordeningsbeleid op het niveau van de gemeenten serieus geëvolueerd en geprofessionaliseerd is.
Ik wil nog eens op het volgende attenderen. Af en toe hoor ik hier de voetnoot over de kleinere gemeenten. Ik denk niet dat het ruimtelijkeordeningsbeleid in kleinere gemeenten altijd slechter is dan bij grote administraties van steden.
Minister, de beroepen die u vermeld hebt, gaan voor alle duidelijkheid toch over beroepen die ingeleid zijn door de diensten van ruimtelijke ordening? Of gaat het over andere beroepen?
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, dank u voor het antwoord. Mijn vraag was er zeker geen voor een wetenschappelijk onderzoek of een hele studie om uit te maken of het verhaal van de ontvoogding wel of niet juist is. Ik denk dat er in dit parlement al genoeg over gediscussieerd is. Maar als er stedenbouwkundige ambtenaren zijn die met bepaalde problemen zitten rond de ontvoogding of die bepaalde druk voelen, dan denk ik dat het wel belangrijk is dat die ergens met hun verhaal terechtkunnen. Het moet niet automatisch de pers zijn waar ze hun verhaal vertellen. Er kan wel een rol zijn voor alle instrumenten die u net genoemd hebt, om alert te blijven dat bepaalde probleempunten hun weg kunnen vinden binnen de administratie, zodat u daar eventueel op kunt alluderen. Dat moeten we wel voor ogen blijven houden. Het kan niet zo zijn dat bepaalde ambtenaren met problemen zitten en ze dan hun weg moeten vinden naar journalisten om te vertellen hoe slecht het verhaal wel is en ons in de sfeer te brengen waar we vandaag in zitten.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Wat betreft de opleiding, mevrouw Pira, zal ik dat eens nagaan. Er wordt me verteld door onze diensten dat er aparte vormingssessies zijn rond de motivering. Maar als u zich dat hebt laten vertellen, zullen wij eens luisteren of daar bijsturingen of versterking nodig zijn. Ik zal dat zeker meenemen. Wanner dat de ronde doet, zullen we daar wat meer belang aan hechten.
Mijnheer Ceyssens, het gaat over beroepen van de leidend ambtenaar. Er zijn natuurlijk nog tal van andere beroepen die door particulieren kunnen worden ingesteld. Die heb ik niet bij. Ik weet niet of daar een globaal overzicht van bestaat.
Mijnheer Beenders, uiteraard volgen wij die situatie. Mochten er signalen zijn dat een en ander fout loopt, dan moeten we dat zeker aanpakken. Maar die hebben we tot nu toe nog niet echt ontvangen.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voor een goed begrip: gaat het alleen over beroepen van de leidend ambtenaar van Ruimtelijke Ordening of ook van andere administraties?
Alleen van Ruimtelijke Ordening.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.