Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de plannen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie met BRONKS
Vraag om uitleg over het jeugdtheater BRONKS
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, de meesten kennen BRONKS, maar ik wil het toch een beetje schetsen. Het Brussels jeugdtheater BRONKS bestaat al sinds 1991. BRONKS staat voor BRussel ONderwijs KunSt en vervult zijn taak al jaren met verve. Het biedt niet alleen mogelijkheden voor de Brusselse ketjes, het heeft daarnaast ook een uitstraling die ver buiten Brussel reikt. Vorig jaar won het theaterhuis nog de Vlaamse Cultuurprijs voor Cultuureducatie.
Zeventien jaar lang heeft BRONKS een nomadisch bestaan geleid. In 2009 kwam daar een eind aan met de bouw van het prachtige gebouw op de Varkensmarkt. Dat had een kostprijs van 10 miljoen euro, waarvan de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) zowel financier als bouwheer was. Dankzij de originele constructie werd het in 2011 genomineerd voor de prestigieuze architectuurprijs Mies van der Rohe. De prijs werd niet gewonnen, maar de nominatie was toch al een hele prestatie. Het gebouw heeft wel een aanzienlijke exploitatiekost, namelijk 250.000 euro per jaar.
VGC-Collegelid Pascal Smet stelt voor om het jeugdtheater over te dragen aan de Vlaamse Gemeenschap. Volgens de kranten zou u alvast openstaan voor een gesprek. Hiermee zou de Vlaamse Gemeenschap een last van de schouders van de VGC halen en zelf een van de belangrijkste cultuurhuizen in Brussel volledig onder haar hoede nemen.
Minister, u kent het huis zeer goed en zat tot voor kort ook in de raad van bestuur. Klopt het dat u openstaat voor een mogelijke overdracht van BRONKS? Hebt u hierover al contact gehad met de heer Smet in het sectoraal overleg? Welke financiële implicaties zou dit hebben voor de Vlaamse Gemeenschap? Moeten we meer kosten dragen? Is het een voordeel voor de VGC? Past de overdracht van de infrastructuur van BRONKS naar de Vlaamse Gemeenschap in een algemene politiek waarbij gebouwen worden overgedragen in deze of gene richting?
– Wilfried Vandaele treedt als voorzitter op.
De heer Meremans heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit me aan bij de heer Poschet over de waarde van BRONKS. Daarover moeten we niet discussiëren. Momenteel zijn zowel de VGC als de Vlaamse Gemeenschap subsidiënten van BRONKS.
Minister, is er reeds overleg geweest tussen u het bevoegde collegelid, de heer Smet? Is er op korte termijn overleg gepland om deze discussie uit te klaren? Wat is de exacte vraag en bedoeling van het College van de VGC? Wat is uw standpunt ten aanzien van een overname van de exploitatie van BRONKS door de Vlaamse Gemeenschap? Bent u dit idee genegen? Waarom wel of niet? Ziet u een tussenoplossing?
Dat zijn zeer intelligente vragen, mijnheer Meremans. Ik ben ervan overtuigd dat ook de vragen van mevrouw Idrissi minstens even intelligent zullen zijn.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Absoluut, voorzitter.
Op 23 april verscheen op brusselnieuws.be het bericht dat “de armlastige VGC van Bronks af wil”. Dat bericht moeten we nuanceren. De VGC wil niet van BRONKS af, maar wel van het exploitatietekort dat BRONKS de afgelopen vijf jaar met zich meedroeg. Collegelid Smet maakte daarvoor in 2015 nog 30.000 euro extra vrij. Vanaf 2016 wordt dat jaarlijks 50.000 euro, extra structurele middelen dus in vergelijking met de vorige legislatuur.
Tegelijkertijd heeft de VGC aan u gevraagd om het gebouw en de bijhorende exploitatiekost zoals een aantal andere cultuurhuizen in Brussel, in eigendom te nemen. Graag had ik van u vernomen hoe u tegenover deze vraag staat. Wat zijn uw plannen met de culturele infrastructuur van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel? Hoort BRONKS daar volgens u bij? Hoe verhoudt de financiering van BRONKS zich tot de financiering van vergelijkbare huizen zoals de KOPERGIETERY of HETPALEIS? Kunnen, in een billijke verhouding met bijvoorbeeld de KOPERGIETERY of HETPALEIS, middelen vrijgemaakt worden om de exploitatie van BRONKS over te nemen zonder dat dit ten koste gaat van de werking?
De heer Bajart heeft het woord.
Minister, gaat het louter over de overdracht en exploitatie van het gebouw? Wat zijn hiervoor de opties vanuit het Vlaamse niveau?
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, ik begin met een algemene inleiding. Ik wil deze vragen om uitleg in een bredere visie op de culturele infrastructuur plaatsen. Die visie baseer ik, zoals aangekondigd in mijn visienota Kunsten, op een degelijk overzicht van de infrastructuur.
Er zijn namelijk zeer grote verschillen tussen organisaties op het vlak van infrastructuur. Sommigen beschikken over eigen infrastructuur. In andere gevallen stellen gemeenten, provincies, de Vlaamse Gemeenschap enzovoort infrastructuur ter beschikking.
Zoals ik in mijn visienota heb geschreven, wil ik in verband met de subsidiëring een beeld hebben op het onderscheid tussen enerzijds de vaste kosten voor exploitatie en infrastructuur en anderzijds de variabele kosten voor de respectievelijke receptieve en productieve werkingen.
Ik wil de door de VGC geuite vragen, wensen en mogelijkheden in een Brussels perspectief plaatsen. De situatie in Brussel vormt een zeer specifiek onderdeel van de infrastructuur. In Brussel wordt immers reeds heel wat infrastructuur van de Vlaamse Gemeenschap door kunstenorganisaties geëxploiteerd. Organisaties als de Ancienne Belgique, het Kaaitheater, de Beursschouwburg of ROSAS en P.A.R.T.S. hebben elk een specifieke geschiedenis waarmee rekening moet worden gehouden.
Daarnaast is de situatie in Brussel ook specifiek omdat ik als minister van Brusselse Aangelegenheden een methodologie voor het beleid van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel wil starten. We hebben daar gisteren in de commissie Brussel nog van gedachten over gewisseld.
Ik wil de Vlaamse ministers die voor de gemeenschapsaangelegenheden bevoegd zijn met hun collega’s in het College van de VGC samen rond de tafel brengen. Tijdens een ministerraad van de Vlaamse Regering eind maart 2015 heb ik hierover een mededeling gedaan. Ik heb dit gisteren in de commissie Brussel toegelicht.
De opzet houdt in dat ik twee werven wil starten. In de eerste werf zal aan een algemeen en generiek afsprakenkader tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC worden gewerkt. In de tweede werf breng ik de functioneel bevoegde ministers en collegeleden samen voor bilateraal overleg. Dit past in een agenda die een regelmatig politiek overleg tussen de Vlaamse Regering en het College van de VGC alsook een permanent ambtelijk overleg tussen de administraties van de Vlaamse Gemeenschap en de VGC inhoudt. Dit laatste overleg is dan de taskforce. De politieke overheden bepalen de agenda en de administraties voeren die agenda in onderling overleg uit. Dit is volop in voorbereiding.
Deze opzet vertrekt van een drieledige achterliggende vraag. Wat zijn de gemeenschappelijke strategische doelstellingen van het beleid van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel? Welke overheid doet wat om de gemeenschappelijke doelstelling uit te voeren? Wat zijn de meest doeltreffende, legitieme en transparante legistieke en financiële middelen om de doelstelling te bereiken?
Als minister van Cultuur ga ik uiteraard in op mijn eigen oproep als minister van Brusselse Aangelegenheden. Mijn kabinet zit rond de tafel met het kabinet van minister Smet, binnen de VGC bevoegd voor het cultuurbeleid.
Ik overloop even de basis voor de oefening tijdens deze fase. We brengen de punten in de beleidsnota Cultuur en Jeugd van de VGC samen. Minister Smet kijkt hiervoor naar de Vlaamse overheid. We brengen tevens de aankomende nieuwe Vlaamse regelgeving samen die mogelijk een repercussie op de VGC of op de Nederlandstalige Brusselaars kan hebben. Aangezien minister Smet de vraag in verband met BRONKS in zijn beleidsnota expliciet heeft vermeld, ga ik ervan uit dat hij dit beleidsonderwerp tijdens deze bespreking aan bod zal brengen.
Mevrouw Idrissi, ik kan me eveneens voorstellen dat BRONKS gewoon een item is. We hebben het er tijdens de bespreking van de begrotingscontrole ook over gehad. De Luisterpuntbibliotheek, de infrastructuur in de Schildknaapstraat en wellicht nog andere items zullen ook aan bod komen.
De vraag moet in het geheel van de Brusselse culturele dossiers worden benaderd. Als vertrekpunt gebruik ik daarvoor de vragen die ik net heb vermeld. Ik kan dit concretiseren. Kunnen de verantwoordelijken voor het cultuurbeleid van de Vlaamse Gemeenschap en van de VGC elkaar vinden in het geheel van dossiers die ten gevolge van deze aanpak aan bod zullen komen? Heeft BRONKS een lokale Brusselse missie of een hoofdstedelijke uitstraling ten aanzien van de hele Vlaamse Gemeenschap? Is een verandering van overheid logisch in vergelijking met de positie van de rest van de Brusselse culturele instellingen? Is een verandering van overheid logisch in vergelijking met de positie van de rest van de culturele instellingen in Vlaanderen? Kunnen de VGC en de Vlaamse Gemeenschap elkaar op financieel vlak vinden? Is een overdracht voor de Vlaamse overheid mogelijk?
We bevinden ons, met andere woorden, nog maar in de fase van de vragen. Ik ben het op dit vlak volledig eens met minister Smet. We hebben het er al over gehad. We zullen dat in alle rust onderzoeken. In het beste geval zullen een aantal verschuivingen plaatsvinden. In het slechtste geval zal misschien helemaal niets gebeuren. Dat hoeft ook niet slecht te zijn.
Dit is tevens het standpunt van minister Smet. We hebben in december 2014 al een eerste contact gehad. We zullen binnen een kader gezamenlijk een lijst met wensen en visies opstellen. Vervolgens zullen we nagaan of we elkaar kunnen vinden. Dat is trouwens altijd het geval als twee mensen moeten overleggen.
In het licht van de agenda voor een beleid van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel, een onderwerp dat gisteren in de commissie Brussel nog aan bod is gekomen, is een eerste gesprek gevoerd met het kabinet van minister Smet. Dit onderwerp is toen ook aan bod gekomen. Dit gesprek moet nog worden voortgezet. Het is nog te vroeg om te kunnen zeggen welke financiële implicaties een mogelijke overname zou hebben. Alles zou afhankelijk zijn van de precieze afspraken die hierover zouden worden gemaakt.
Indien het vastgoed door de VGC aan de Vlaamse Gemeenschap wordt overdragen, komen de eigenaarsverplichtingen en de hieraan verbonden lasten bij het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI) te liggen. De huurdersverplichtingen en de exploitatie worden nergens door het FoCI gedragen en blijven bijgevolg ten koste van het gezelschap.
Dit betekent dat het FoCI de grote investeringen zou uitvoeren en de aan de eigenaarsverplichtingen verbonden herstellingen zou bekostigen. Het FoCI schat deze kosten voor een gebouw met de omvang van BRONKS op minstens 300.000 euro per jaar. Gezien de besparingen bij het FoCI in 2015 zou dit een probleem zijn indien het onderhoudsbudget van het FoCI in de toekomst niet zou worden verhoogd. Bovendien moet het FoCI vanaf 2016 ook voor de eigenaarsverplichtingen van het Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen (M HKA) instaan. Tot nu toe zijn hiervoor geen bijkomende onderhoudsmiddelen in de begroting van het FoCI opgenomen.
We hebben, met andere woorden, nog andere katten te geselen. Ik bekijk de zaken graag in hun geheel. Vanaf 2017 zullen een gedeelte van de provinciale cultuurhuizen aan de Vlaamse Gemeenschap en waarschijnlijk ook aan bepaalde lokale overheden worden overgedragen. De gevolgen van deze operatie voor het FoCI worden momenteel onderzocht. De conclusies zijn nog niet beschikbaar.
Verder is me gevraagd naar de mogelijke impact op de samenstelling van de raad van bestuur. Deze vraag is nog niet aan de orde. Ik wil er echter op wijzen dat het voor de infrastructuur in Brussel die eigendom van de Vlaamse Gemeenschap is en die door kunstenorganisaties wordt geëxploiteerd, niet noodzakelijk is dat de Vlaamse Regering de raad van bestuur samenstelt. Er is, met andere woorden, geen automatisme.
Een laatste, beleidsmatige vraag, niet zonder enig belang, was hoe de financiering van BRONKS zich verhoudt tot gelijkaardige instellingen in Gent en Antwerpen, KOPERGIETERY en HETPALEIS. De werkingssubsidies in het kader van het Kunstendecreet voor deze drie huizen liggen in dezelfde grootteorde van ongeveer 1 miljoen euro per jaar. De situatie wat betreft infrastructuur wil ik dus nader laten onderzoeken, om juiste vergelijkingen te kunnen maken.
Concreet wensen wij voor de zomer tussen de twee beleidsniveaus – en het is ook de bedoeling dat dat gebeurt voor Welzijn, Sport, Inburgering, Onderwijs en Jeugd – een duidelijke inventaris van al die wederzijdse vragen, problemen en dergelijke te maken, en er misschien zelfs al een oplossing voor te vinden, zodat we in het najaar de taskforce verder kunnen belasten met de uitvoering ervan.
De vraag van collega Smet is niet zonder grond, gelet op de voorgeschiedenis van het exploitatiegegeven – lees: exploitatietekort – van het gebouw vanuit de vzw BRONKS. Ik heb u de contouren geschetst waarin ik deze vraag wil bekijken. Het is evenwel niet zo dat iedere overheid vrijelijk aan ons kan vragen om kosten van hen op ons te nemen. Zo werkt het natuurlijk niet, maar dat zou beleidsmatig ook niet verstandig zijn. De heer Smet vraagt dat overigens ook niet. We gaan dat bekijken in een rustige atmosfeer. We gaan kijken of er, buiten de twee dossiers die ik aanhaalde, nog andere zijn. Ik heb er op dit ogenblik voor alle duidelijkheid geen die ik niet met u wil delen, maar we moeten het bredere cultuurveld in Brussel eens rustig bekijken, niet alleen ad hoc voor één instelling, maar in een breder geheel.
Het spijt me dat ik u niet concreter kan antwoorden, behalve dat mijn welwillendheid om dergelijke vragen met collega’s te bekijken, zoals steeds groot is.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Het sluit eigenlijk naadlozer aan bij de vragen van gisteren in de commissie Brussel dan ik had gedacht.
Het is inderdaad belangrijk dat we een goede oefening maken. Ik zou ze bijna een kerntakendebat willen noemen – maar dat woord durf ik niet te veel meer te gebruiken – over wat we willen doen, wie wat gaat doen, en hoe we dat dan gaan doen. Dat is de essentie.
Als ik het goed begrijp, hebt u nog geen functioneel bilateraal overleg gehad als minister van Cultuur met het VGC-collegelid van Cultuur over cultuur, tenzij dat gedekt werd door uw overleg als minister van Brussel. Dat loopt natuurlijk voor een stuk door elkaar. Vorige week heeft de Raad van de VGC de beleidsnota Cultuur van Pascal Smet goedgekeurd. Er is dus wel een basis voor overleg. Ook als minister van Brussel kunt u het goede voorbeeld geven om dat functionele overleg op gang te trekken op een formele manier.
BRONKS wordt ook ondersteund door de stad Brussel en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Hoe moeten zij betrokken worden bij een eventuele overdracht van de eigendom?
De heer Meremans heeft het woord.
Om het in feuilletontermen te zeggen: come and see next week, next month or next fall. Ik vind het logisch dat dit past in een groter geheel, maar als we de problematiek schetsen van wat er op Vlaanderen afkomt en als iedereen inderdaad langskomt met de vraag om over te nemen, dan sta je daar als minister.
Ik kan begrijpen dat u erover praat en bekijkt welke doelstellingen er zijn en wat we samen kunnen doen en wat niet, maar het mag ons niet ontslaan van de taak om iedereen op zijn of haar verantwoordelijkheid te wijzen, ook als lokaal of regionaal bestuur.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, u had net zo goed kunnen zeggen dat u niet op deze vraag ingaat, maar dat doet u niet. U hebt duidelijk het kader geschetst waarin u het debat wilt aangaan. Het debat over wie, wat en hoe kan het best gevoerd worden op basis van concrete dossiers, want dat maakt dat je iets op tafel hebt en dat je niet in het ijle praat.
Ik begrijp dat het bijna een dubbele oefening wordt. Er is de oefening die u wilt maken in de visienota, rond de culturele infrastructuur in Brussel. En daarnaast is er de oefening die u wilt maken met de VGC over wie wat en hoe gaat doen.
Collega Meremans stelt dat iedereen zijn verantwoordelijkheid moet nemen, maar ik denk dat minister Smet dat al doet. Hij heeft immers 50.000 euro structureel ingeschreven. Het is ook heel belangrijk, minister, dat u vandaag niet a priori hebt gezegd dat u hier niet op ingaat. Uw openheid om het debat aan te gaan en de discussie voort te zetten in de juiste context, siert u. Daar dank ik u voor.
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Poschet, er is overleg geweest om het algemene kader van de samenwerking VGC-Brussel met betrekking tot cultuur te bekijken. Er is ook kabinetsoverleg geweest om de opstart van de concrete dossiers te bekijken. In de komende weken zal er nog politiek overleg op het hoogste niveau zijn om deze en andere zaken te bekijken. Dat staat dus wel degelijk op de agenda.
Inderdaad, als ik aan collega’s met gemeenschapsbevoegdheden in de Vlaamse Regering vraag om hetzelfde te doen, moet ik zeker het goede voorbeeld geven, met plezier trouwens.
De impact inzake heel de bijkomende financiering van de stad en het gewest laat ik hier even buiten beschouwing om de zaken niet nodeloos ingewikkeld te maken. Uiteraard, in een breder kader moet ik ook wel een beetje in het oog houden hoe in andere steden jeugdtheaters van eenzelfde omvang mee door de lokale overheid – dan is het er meestal maar één, hoewel er ook de provincie was – worden gefinancierd. Ik moet gelijke maten en gewichten hanteren.
De specifieke Brusselse invalshoek is er. Tegelijkertijd, zoals mevrouw Idrissi zei, is er een dubbel kader, een breder kader, van de visienota Kunsten en het Vlaamse kader. Maar goed, dat zijn alle parameters die gekend zijn. Hopelijk in de komende weken of maanden daarover meer nieuws.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.