Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Hofkens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, uit recente Europese SILC-cijfers (Statistics on Income and Living Condititions) blijkt dat slechts 47 procent van alle beroepsactieve Belgen met een langdurige aandoening aan het werk is. Daarmee ligt België ruim onder het Europese gemiddelde en doen we het ook merkelijk slechter dan de ons omringende landen, die een gemiddelde van ongeveer 55 procent halen. Er is dan ook terecht een grote aandacht voor het activeren naar werk, niet alleen van personen die werkloos zijn, maar ook van personen met een gezondheidsproblematiek. De activering van die personen is noodzakelijk om het contact met de arbeidsmarkt te behouden en hun kansen op wedertewerkstelling op termijn niet te ondergraven.
Sinds 1 oktober 2012 geldt een nieuw afsprakenkader voor de samenwerking tussen de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB), de Gespecialiseerde Trajectbepaling en -Begeleiding (GTB), de ziekenfondsen en het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV). De begeleiding via een traject naar werk in het kader van dat afsprakenkader is gericht op het activeren van de doelgroep van de als arbeidsongeschikt erkende personen, in het kader van de ZIV-wetgeving (ziekte- en invaliditeitsverzekering), die gemotiveerd zijn om stappen naar werk te zetten, op basis van vrijwilligheid, en die het akkoord van de adviserende geneesheer hebben om die stappen naar werk te zetten.
Minister, uit uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van 6 maart jongstleden blijkt dat sinds de start van de samenwerking, op 1 oktober 2012, 4603 als arbeidsongeschikt erkende personen een dergelijk traject naar werk zijn gestart via de VDAB. 1180 van hen hebben het traject reeds beëindigd. 459 daarvan, oftewel 39 procent van degenen die het traject beëindigd hebben, zijn op dit moment aan het werk. Dat is op zich een mooi en bemoedigend resultaat. Er zijn dus wel degelijk meer langdurig zieken die op die manier aan het werk raken.
Ook op federaal niveau worden intussen initiatieven genomen om langdurig arbeidsongeschikten te begeleiden naar werk. Zo heeft de programmawet van december 2014 bepaald dat de adviserend geneesheer en de andere betrokken partijen binnen de drie maanden na de aanvang van de primaire arbeidsongeschiktheid een multidisciplinair re-integratieplan moeten opstellen. Dat plan moet bovendien regelmatig worden opgevolgd. Die bepaling dient weliswaar nog te worden uitgevoerd via een KB.
De Vlaamse overheid heeft ook een belangrijke rol in de activering van langdurig zieken, met name in het kader van de daarnet genoemde samenwerking tussen de VDAB, het RIZIV en de mutualiteiten.
Minister, hoe evalueert u het afsprakenkader van 2012 tussen de VDAB, het RIZIV en de mutualiteiten? Welke problemen en bezwaren ervaren de consulenten van de VDAB bij het activeren van langdurig arbeidsongeschikten?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, de heer Hofkens heeft al verwezen naar het federale luik. Dat is belangrijk voor het bepalen van een kader voor de progressieve werkhervatting. Ik wou even polsen of er met de federale overheid overleg wordt gepleegd over deze problematiek.
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Talpe, er zijn gesprekken bezig, maar nog niet op ministerieel of kabinetsniveau.
Mijnheer Hofkens, het meest essentiële in het bestaande afsprakenkader – naast de doelstelling om mensen naar werk te begeleiden – is dat er gecommuniceerd wordt, dat we informatie-uitwisseling zoeken, dat we samen naar een passende oplossing zoeken. Als ik dat bekijk, moet ik zeggen dat ik dat geslaagd vind. Ik zie immers dat er op de werkvloer wederzijds inzicht is, dat er begrip is en dat men, terwijl er van nature verschillende kaders zijn, samen naar oplossingen probeert te zoeken. U wees er al op dat de getallen op zich goed zijn, maar dit is voor mij nog positiever qua evaluatie, omdat dat ook een toekomstperspectief zou moeten bieden.
Een uitdaging binnen het activeren van langdurig arbeidsongeschikten en het afsprakenkader is ook het spreken van een gemeenschappelijke taal tussen bemiddelaars enerzijds en adviserende geneesheren anderzijds. Ik geef een voorbeeld: bemiddelaars spreken over “afstand tot de arbeidsmarkt”, referentieartsen over “terugkeren naar referentieberoepen”, terwijl ze het over hetzelfde hebben. Dat is niet vanzelfsprekend. U zult vanuit uw beroepservaring ook wel weten dat er verschillende begrippenkaders kunnen zijn in verschillende leefwerelden. Persoonlijk contact tussen mensen maakt die afstand beduidend kleiner, wat zonder twijfel ten goede komt aan een betere begeleiding van de betrokken werkzoekenden.
De begeleiding naar werk van deze doelgroep wordt door de VDAB en zijn partners niet anders aangepakt of ervaren als voor andere personen met een beperking. Wel wordt er gewerkt met een ruimer partnerschap – onder andere de ziekenfondsen zitten daarin. Dit houdt dus in dat er een ruimere communicatie moet worden gevoerd. Ten tweede is er een hoge nood aan opleiding voor deze groep. Dat zijn dus twee aandachtspunten waaraan de VDAB volop werkt.
De heer Hofkens heeft het woord.
Minister, ik onderschrijf dat dit project toch wel succesvol is, en een goede aanzet tot activering van deze doelgroep.
U was vooruitziend, mevrouw Talpe. Ik had die bijkomende vraag ook genoteerd, die over het federale niveau. Dat houdt ons ook wat bezig omdat men daar een multidisciplinaire aanpak wil organiseren, zeer kort nadat de persoon in arbeidsongeschiktheid terechtkomt. Wie daar vandaag verzeilt, dreigt aan zijn lot te worden overgelaten. Een snelle aanpak is belangrijk.
Het is cruciaal dat de VDAB en dus Vlaanderen in die projecten betrokken zijn op het juiste moment. Wellicht is dat nu nog te vroeg, dat wordt allemaal besproken. U hebt dat eigenlijk al beantwoord, maar het moet in elk geval multidisciplinair zijn. Het kan niet enkel een kwestie zijn van geneesheren, niet enkel van consulenten op de arbeidsmarkt, hier komen de twee samen voor een teamaanpak. Ook de werkgever kan daarbij betrokken zijn, er is altijd een relatie met een vorige werkgever als men arbeidsongeschikt wordt.
Dat communicatieve waar u naar verwijst, is inderdaad een heel belangrijk aandachtspunt. Ik zou er willen voor pleiten dat u in de projecten die op federaal niveau worden gelanceerd, de betrokkenheid van de VDAB en Vlaanderen zeker hoog op de agenda plaatst.
Mijnheer Hofkens, mevrouw Talpe, ik vind uw vragen zo belangrijk dat ik een brief zal schrijven aan federaal minister van Volksgezondheid De Block om dat element te benadrukken. Ik weet dat men ermee bezig is. Ik zal met aandrang vragen dat men ons daar op tijd bij betrekt vanuit die bekommernis.
Dat is een zeer goed initiatief, minister.
De vraag om uitleg is afgehandeld.