Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, minister, we kennen allemaal de werkzaamheden van de Task Force Brussel die een zeer gedegen omgevingsanalyse heeft gemaakt. Dat begon in 2010 en het lijvige rapport is opgeleverd in 2012. Daarin staat wat er gebeurt aan Nederlandstalige kant in Brussel op het niveau van het beleid, welk beleidsniveau wat doet en wie wat betaalt. Uiteindelijk trekken ze een aantal conclusies en doen ze aanbevelingen. Dit is een belangrijk rapport en terecht wordt in het regeerakkoord voorgesteld om de draad van het rapport terug op te nemen.
In uw beleidsnota wordt de heropstart van de ambtelijke taskforce in het vooruitzicht gesteld en werd een kader aangekondigd om het politiek overleg daarover aan te gaan tussen de Vlaamse Regering en het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). We vernamen dat er op uw voorstel door de Vlaamse Regering een kader zou zijn vastgelegd zowel voor het politiek als voor het ambtelijk overleg binnen de taskforce. Wij zijn verheugd dat daarbij vertrokken wordt van een positieve en constructieve relatie met de VGC en het Vlaamse gemeenschapsniveau. Bovendien neemt de hele Vlaamse Regering haar verantwoordelijkheid en zal de vroegere ambtelijke taskforce voor de ambtelijke ondersteuning zorgen.
Minister, kunt u toelichting geven bij de prioriteiten die werden vastgelegd in het kader dat de basis zal vormen voor het politiek en het ambtelijk overleg? Wat is de timing van de vooropgezette doelstellingen en prioriteiten? Zal binnen die prioriteiten ook nog eens een aparte timing worden vastgelegd? Zal de ambtelijke Task Force Brussel het waardevolle rapport actualiseren? Of zal de ambtelijke taskforce eerder werken op basis van de prioriteiten?
De heer Segers heeft het woord.
Ik ben verheugd vast te stellen dat er overleg is tussen de Vlaamse ministers en de Collegeleden uit Brussel. Dat is een positieve evolutie. Het rapport en het aanvullende rapport zijn inderdaad zeer omvangrijk en bevatten een duidelijke en goede probleemschets. We hebben niet meteen nood aan zeer grote veranderingen, maar wel aan duidelijke en goede pragmatische afspraken en transparantie. Dat wordt duidelijk aangegeven in de voorspellingen. Daarnaast moeten er specifieke bijsturingen komen waar nodig, en dat in het belang van de Brusselaars. Het verheugt ons ten zeerste dat de politieke wil er is en een cultuur van samenwerking tussen de VGC, de Vlaamse Gemeenschap en de hele Vlaamse Regering die daarmee haar aandacht voor Brussel bevestigt. In die context sluit ik me aan bij de detailvragen van de heer Poschet.
De heer Bajart heeft het woord.
Ik vind het een terechte en goed uitgebalanceerde vraag. Ik ga geen bijkomende invalshoek formuleren. Mij interesseert vooral de timing.
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, vanuit mijn coördinerende bevoegdheid met betrekking tot het Vlaams gemeenschapsbeleid in Brussel wil ik deze legislatuur de draad opnieuw opnemen bij de rapporten van de Task Force Brussel van de vorige legislatuur. Deze taskforce werd geïnstalleerd door mijn voorganger, de heer Smet. In 2012 leverde de taskforce een eindrapport af dat vooral betrekking had op de algemene verhouding tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. We zijn dat in deze legislatuur de generieke verhouding Vlaamse Gemeenschap/VGC gaan noemen. In 2013 leverde de Task Force Brussel een aanvullend rapport af waarbij per beleidsdomein de knelpunten en prioriteiten voor een Vlaams gemeenschapsbeleid in kaart werden gebracht.
De ambtenaren die in de taskforce twee omvangrijke en zorgvuldige rapporten hadden uitgewerkt, stelden zo goed als letterlijk dat hun rapporten een aanzet waren voor de politieke verantwoordelijken om beleidskeuzes te maken. Deze kunnen dan in een nieuwe taskforce uitgewerkt en gerealiseerd worden.
Vergis u echter niet over de complexiteit van dit onderwerp. De voorstellen van de Task Force Brussel zijn geen punctuele beslissingen die snel moeten worden genomen en vervolgens snel geconcretiseerd kunnen worden door een nieuwe taskforce. Onderwerpen als een nieuw strategisch meerjarenplan en de installatie van de bijhorende beleidscyclus van jaarplannen en jaarbegrotingen, de mogelijke integratie in het kader van planlastvermindering van de financiële stromen van de zogenaamde sectordecreten in de VGC-dotatie, een nieuw begrotings- en rekeningstelsel voor de VGC, het definiëren van de regierol van de VGC ten aanzien van het Vlaams gemeenschapsbeleid, het uitklaren van de rol van de gemeenten in het Vlaams gemeenschapsbeleid, een consensus over de exacte reikwijdte van de eenderde bevolkings- en 5 procentbegrotingsnorm, een consensus over de evolutie van de dotatie voor de VGC zijn allemaal beleidsitems die aan elkaar hangen en moeilijk geïsoleerd kunnen worden benaderd. De opdracht is hierover consensus te krijgen in zowel de Vlaamse Regering als in het VGC-College. De concrete uitwerking zal meerdere jaren van deze legislatuur in beslag nemen. Ik zal straks een iets nabijere timing schetsen.
Ik geef een voorbeeld: de VGC vraagt de integratie van de sectordecreten in de dotatie aan de VGC en een sterke regierol in het Vlaams gemeenschapsbeleid. Ik hoop de Vlaamse Regering hiervan in zekere mate of volledig te overtuigen, maar weet vrijwel zeker dat hierbij de wedervraag zal worden gesteld naar het opstellen van een strategisch meerjarenplan, een nieuw begrotings- en rekeningstelsel dat opvolging technisch-financieel mogelijk maakt en daarnaast het uitklaren van de rol van de gemeenten in de uitvoering van het beleid.
Al deze vragen van beide overheden lijken me als uitgangspunt legitiem. Als we hierover de contouren gezamenlijk geformuleerd krijgen, kan de uitwerking beginnen.
Ik geef een tweede voorbeeld: de opeenvolgende Vlaamse regeerakkoorden vermelden sedert 1999 de een derde bevolkings- en de 5 procentbegrotingstoets. De VGC dringt al een tijdje – niet onterecht zoals blijkt in de analyses van de taskforce – aan op een betere toepassing hiervan. Om van deze ambitieuze beleidsdoelstelling meer te maken dan enkel goede voornemens moeten de Vlaamse Gemeenschap en de VGC, zoals de ambtenaren van de taskforce aangaven, een politieke consensus vinden rond een realistische en correcte interpretatie en een jaarlijkse monitoring van deze bevolkings- en begrotingsnorm. Pas als we zover zijn, kan per sector worden bepaald waar er op dit vlak tanden moeten worden bij gestoken en waar dit eventueel minder prioritair is.
Dit zijn slechts twee voorbeelden en enkele elementen die hebben geleid tot de mededeling die de basis vormt van uw vraag, mijnheer Poschet. Die mededeling heb ik eind maart voorgesteld op de ministerraad. Zoals u weet, is de mededeling vrij beschikbaar en voor iedereen raadpleegbaar. In dat document kwamen een aantal elementen aan bod. Uiteraard schetste ik de context en de voorgeschiedenis. Dat is altijd nuttig. Ik stelde een afbakening voor van de te behandelen elementen. Ik wees op de noodzaak van meer en regelmatiger politiek en ambtelijk overleg. Voor 2015 en de volgende jaren stelde ik een agenda en werkmethode voor.
Het ging met andere woorden over een mededeling aan de Vlaamse Regering. De prioriteiten zijn daarin nog niet terug te vinden. Het is meer een methodologisch kader om vooruit te gaan. Het is nu aan de Vlaamse Regering en aan het VGC-college om de prioriteiten of de politieke contouren te bepalen. Als minister van Brusselse aangelegenheden ben ik uiteraard de initiatiefnemer en hanteer ik hierbij een aantal werkmethoden. Op het generieke niveau probeer ik momenteel de verschillende elementen waarover ik denk dat de Vlaamse Regering en het VGC-College kunnen overeenkomen, op te lijsten en tracht hierbij een consensus te formuleren. Die laat ik dan aftoetsen bij de verschillende betrokken kabinetten in de Vlaamse Regering en bij het VGC-College. Op basis van deze oefening wil ik dan een nota aan de Vlaamse Regering met een ontwerp van afsprakenkader uitwerken. Dit afsprakenkader zal uiteraard moeten worden gevalideerd door zowel de Vlaamse Regering als het College van de VGC.
Ten tweede wil ik op sectoraal niveau voor de zomer ook de kabinetten van de functioneel bevoegde ministers samenbrengen. Dat gebeurt al en zal in de komende weken nog verder gebeuren. In eerste instantie wil ik aan de VGC-collegeleden vragen om hun belangrijkste beleidsaspiraties uit hun beleidsnota’s waarvoor ze deze legislatuur naar Vlaanderen kijken, mee te geven. Aan de leden van de Vlaamse Regering wil ik vragen om hun beleidsagenda’s – nieuwe decreten, besluiten en andere – mee te delen zodat ze getoetst kunnen worden op hun implicaties in Brussel.
Morgen zullen we in de commissie Cultuur hopelijk een boeiend debat voeren naar aanleiding van de wens die de VGC genuanceerd heeft uitgedrukt over het dossier Bronks. Dat past daar voor een stuk in.
De uitkomst van deze twee elementen, het generieke en het sectorale niveau, moet dan dienen als werkagenda voor de taskforce die tijdens de tweede helft van 2015 opnieuw moet opstarten, zoals ik in deze commissie al een aantal keren heb aangegeven.
In de nota aan de Vlaamse Regering waarnaar ik hierboven verwees, zal ik voorstellen dat de Vlaamse Regering en het VGC-College jaarlijks minstens één keer samenkomen om de werking van de taskforce op te volgen, nieuwe werkafspraken te maken en nieuwe agendapunten voor de taskforce op te stellen.
Ik wil benadrukken dat ik in de aanpak die ik hierboven voorstel uitdrukkelijk tracht de wagen niet te overladen. Het gaat er mij niet om de verhoudingen tussen de Vlaamse Gemeenschap en het VGC-College in al zijn aspecten en voor de eeuwigheid vast te leggen. De taskforce ambieerde volledigheid en de rapporten benaderden die volledigheid. In de politieke besluitvorming wil ik me om pragmatische redenen beperken tot die elementen die momenteel een oplossing vragen. Ik heb al een oplijsting gegeven van zeven of acht belangrijke items. Heel wat elementen uit de taskforce zullen daardoor misschien wat naar achter worden geschoven. Onder het motto ‘first things first’ zullen we beginnen met wat er nu op tafel ligt.
Wat de timing betreft, heb ik enerzijds aangegeven dat we hiermee een groot deel van de legislatuur bezig zullen zijn. Anderzijds wil ik u ook op gezette tijden de vooruitgang kunnen aangeven. De volgende stap, na mijn mededeling, is dat kort na of voor de zomer – ik wil mij daarop niet vastpinnen – die nota en het afsprakenkader zullen worden geagendeerd op de ministerraad op basis van het generiek en sectoraal overleg waarnaar ik net verwees. Hiermee is de basis gelegd voor de opstart en werkagenda van de taskforce die na de vakantie zal aanvangen. Een onderdeel van de nota is een retroplanning – zoals dat dan heet – die een leidraad moet zijn voor de verdere werking en timing van de taskforce de komende jaren.
De doelstelling van de taskforce is dus niet het actualiseren van de rapporten van 2012 en 2013, maar wel het uitwerken van de politieke agenda die de Vlaamse Regering en het VGC-College haar meegeeft. Ik ga wel voorstellen om, zoals afgesproken in de motie die door u werd goedgekeurd in het Vlaams Parlement naar aanleiding van de voorstelling van mijn beleidsnota, de taskforce een jaarlijkse opdracht mee te geven om de financiële stromen vanuit de Vlaamse Gemeenschap naar de VGC te actualiseren.
Ik hoop dat ik met dit methodologisch kader wat meer duidelijkheid heb geschetst over het vervolg.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreid en gedetailleerd antwoord. Het is een goede zaak dat we op een pragmatische manier vooruitgaan, de kar niet overladen en de kar niet voor het paard spannen. Die retroplanning is daarbij zeer belangrijk. Ik wil een oproep doen aan alle partijen om de schouders eronder te zetten om die timing aan te houden. Ik zie het gebeuren dat de timing door een of andere omstandigheid in de soep draait. Dat moet bij iedereen maar met een paar maanden zijn en we schuiven al een jaar op. Ik hoop dus dat de planning kan worden aangehouden en dat we inderdaad in de tweede helft van dit jaar tot de heropstart van de taskforce komen.
Ik steun absoluut het idee van een gezamenlijke vergadering van de Vlaamse Regering en het VGC-College. Is dat al verworven? Wanneer zou dat gebeuren?
In welke beleidsdomeinen is er al op sectorieel niveau overleg geweest tussen de bewindslui van de Vlaamse Gemeenschap en de VGC?
De gezamenlijke vergadering van de Vlaamse Regering, of in elk geval de betrokken gemeenschapsministers, en het VGC-College zal kort voor of na de zomer plaatsvinden. Dat lijkt me goed om het overleg op generiek niveau en op sectorniveau te overspannen en meteen ook een symbolisch startschot en een mandaat aan de taskforce te geven.
De sectoriële gesprekken zijn volop aan de gang. We hebben al een maand of twee geleden formeel de verschillende ministers in de regering en de collegeleden uitgenodigd om dat overleg tot stand te brengen. We proberen daarbij een methodiek te hanteren waarbij we enerzijds een coördinerend en licht dwingend kader geven, opdat men ziet dat we ermee bezig zijn, en anderzijds de dynamiek tussen de minister bevoegd voor een thema in de Vlaamse Regering en het collegelid een eigen ritme geven om vooruit te gaan. Wij herinneren hen er regelmatig aan.
Ik kan nog niet zeggen dat bepaalde gespreksrondes volledig zijn afgerond. We weten dat de gesprekken plaatsvinden. We zullen dat oplijsten voor de zomer. Het resultaat bespreken we met de Vlaamse Regering voor de zomer ofwel net na de zomer. Maar de gesprekken zijn zeker opgestart en verlopen in de meeste gevallen, zullen we maar zeggen, voorspoedig.
Ik dank u voor de toelichting bij uw aanpak, minister. U krijgt daarvoor alle steun. U hebt de juiste accenten gelegd. We zitten op het goede spoor, om na enkele jaren stilstand vooruitgang te boeken. Voor de zomer of na de zomer – het komt na al die tijd niet op een maand – kunnen we het ook in de commissie bespreken en eventueel suggesties doen. Dat kijken we tegemoet.
Het spreekt voor zich dat de Vlaamse Regering samen met het VGC-College een bepaalde overeenkomst zal sluiten, met een opdracht aan de taskforce. We zullen u daarvan op de hoogte brengen. Mocht dat niet gebeuren, zult u ernaar vragen en kan in het parlementaire debat aan bod komen of we bepaalde zaken over het hoofd hebben gezien, of er zaken zijn die het parlement sneller of trager wil zien verlopen. Dat is het normale debat. Het voornaamste is dat we het in grote transparantie zullen kunnen doen en dat het een zelfregulerend mechanisme wordt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.