Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het provinciale niveau heeft vanaf de jaren 80 een belangrijke en steeds groeiende rol gespeeld om het gelijkekansenbeleid gestalte te geven. Via provinciale coördinatoren werden ook steden en gemeenten ondersteund in het uitbouwen van een gelijkekansenbeleid. Sinds 2001 worden de provincies door Vlaanderen gesubsidieerd om een specifiek gelijkekansenbeleid te voeren. In elke provincie werd door de coördinatoren een netwerk uitgebouwd met partners uit steden en gemeenten, regionale overlegfora en middenveldorganisaties. Er werden sensibiliseringscampagnes opgezet, overlegplatforms ondersteund, vormingen en studiedagen georganiseerd.
De afslanking van de provincies dreigt niet zonder gevolgen te blijven voor het gelijkekansenbeleid op provinciaal vlak. Naar verluidt, minister, voorziet de interne reorganisatie van het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) in een nieuw departement Gelijke kansen, Integratie en Inburgering ter ondersteuning van de lokale besturen.
Nu, voor inburgering en ook voor toegankelijkheid is er een extern verzelfstandigd agentschap (EVA). Voor het gelijkekansenbeleid bestaat dat niet. Het is dus nog niet duidelijk welke structuur Vlaanderen voor ogen heeft voor het gelijkekansenbeleid en welke acties er worden ondernomen om het gat dat dreigt te ontstaan na het verdwijnen van het actieve gelijkekansenbeleid op provinciaal niveau te dichten.
Minister, het lijkt me logisch dat er naast de twee EVA’s van toegankelijkheid en inburgering ook een soort structuur zou komen voor gelijke kansen ter ondersteuning van het lokale gelijkekansenbeleid en ter uitvoering van het Vlaamse gelijkekansenbeleid. Ik heb het over regionale antennes, maar op zich maakt het me niet zoveel uit. Het gaat over het principe: een soort regionale structuur waarin de provinciale coördinatoren, die heel wat expertise hebben, in kunnen worden opgenomen, zodat die expertise niet verloren gaat. Ze zouden kunnen helpen met de uitvoering van het Vlaamse gelijkekansenbeleid en de vertaling daarvan naar het lokale niveau en het middenveld, het ondersteunen van de lokale besturen met de uitbouw van een lokaal gelijkekansenbeleid, maar ook omgekeerd het vertalen van de input vanuit het lokale niveau naar het Vlaamse niveau.
Minister, overweegt u voor gelijke kansen ook een specifieke structuur vast te leggen op Vlaams niveau, waarbij rekening wordt gehouden met het gat dat dreigt te ontstaan als de provincies geen verticaal, extern, specifiek gelijkekansenbeleid meer mogen voeren? Zo ja, kunnen de taken die nu door het provinciale niveau worden gedragen, door die nieuwe structuur worden overgenomen? Overweegt u om in deze structuur de huidige provinciale gelijkekansencoördinatoren over te nemen?
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, het onderwerp komt niet voor de eerste keer aan bod in de commissie. Het is ook al aangestipt bij de bespreking van de beleidsnota. Toen is ook de timing 2017 naar voren geschoven. Met andere woorden: daar zijn we nog niet.
Ik heb begrip voor de bekommernis die leeft voor het benutten van de opgebouwde expertise. Ik wil een kleine bedenking formuleren. Met alle respect voor de pioniersrol die de provincies daarbij voor een stuk hebben gespeeld – en dat meen ik echt – denk ik dat we vandaag kunnen stellen dat heel wat gemeenten op hun eigen niveau – dus lokaal – al belangrijke stappen hebben gezet voor het voeren van een lokaal regenboogbeleid, als ik het even zo mag noemen. De absolute noodzaak van de provincie om dat te ondersteunen, is met andere woorden voor een stukje weggevallen.
Collega, ik ben de eerste om toe te geven dat dat zeker niet geldt voor alle 308 Vlaamse gemeenten. Er zijn nog een aantal gemeenten, zeker kleinere, die absoluut baat hebben bij een ander niveau – ik laat even in het midden welk – dat daar voor een stuk sturing en omkadering aan geeft. Verder heb ik uit de bespreking begrepen dat de gesprekken met het kabinet lopen. Als er nieuwe informatie is, hoor ik het uiteraard graag. Ik kan mij voorstellen dat we nog een beetje te vroeg zijn, zeker aangezien het feit dat 1 januari 2017 nog wel even van ons verwijderd is.
Minister Homans heeft het woord.
Collega’s, ik dank jullie voor de vraagstelling. Mijnheer De Bruyn, u hebt de essentie van mijn antwoord gegeven. Dat maakt het voor mij wat gemakkelijker.
Het is een beetje een mix. We zitten nu in de commissie Gelijke Kansen, maar eigenlijk gaat het ook grotendeels over de hervormings- en de toekomstplannen van de provincie. U komt ook altijd naar de commissie Binnenlands Bestuur. U hebt mij daar al een soortgelijke vraag gesteld.
Misschien is het toch belangrijk om de voorgeschiedenis in dit dossier te duiden. Het feit dat provincies geen verticaal, specifiek, extern gelijkekansenbeleid meer mogen voeren, is het resultaat van de hervorming die is ingegaan op 1 januari 2014, de zogenaamde interne staatshervorming, uitgewerkt tijdens de vorige legislatuur. Als gevolg van die interne staatshervorming werd er beslist dat er geen middelen meer werden doorgestort naar de provincies. Dat ging over 110.000 euro, goed voor 22.000 euro per provincie.
Wat wel mogelijk was in het kader van de interne staatshervorming, was dat er sectorale uitzonderingen werden gemaakt. Per bevoegdheidsdomein zijn er ook uitzonderingen gecreëerd. De vorige minister van Gelijke Kansen heeft dat niet gedaan wat gelijke kansen betreft. Wellicht waren daar goede redenen voor. Ik wil mij daarover niet uitspreken. Maar het is niet gebeurd. Mocht dat wel gebeurd zijn zoals het gebeurd is voor cultuur, jeugd en sport, dan zouden we hier nu niet worden geconfronteerd met deze problematiek.
Wellicht waren er legitieme redenen om dat niet te doen. Ik wil mij daarover dus niet uitspreken. Het was wel heel duidelijk dat ze geen persoonsgebonden bevoegdheden meer mochten uitvoeren, alleen grondgebonden, en dat men kon afwijken als men dat specifiek had geregeld. Voor Gelijke Kansen is dat niet gebeurd. Ik denk dat velen hier dat betreuren. Maar nogmaals: wellicht was het om legitieme redenen.
Ik zal hier niet opnieuw het proces uit de doeken doen van hoe we de provincies zullen hervormen. Ik heb dat al heel uitvoerig gedaan in de commissie Binnenlands Bestuur. U bent daarvan zeer goed op de hoogte, mevrouw Robeyns, want u bent daar altijd aanwezig. Sta me dus toe om dat stuk over te slaan. U kent dat ook.
Mijnheer De Bruyn, u had het over 1 januari 2017. We weten al wat de modaliteiten zijn. We weten naar waar die bevoegdheden gaan: naar de Vlaamse overheid, een cluster van gemeenten of een gemeente en dergelijke. De oefening van de inventarisatie van die taken loopt nog altijd volop. Net zoals u hebt aangehaald, denk ik dat het een beetje te voorbarig is om nu al conclusies te trekken uit die oefening. Indien uit die oefening en inventarisatie zou blijken dat het voor Gelijke Kansen beter zou zijn om een aparte structuur uit te werken, zal ik de eerste zijn om dat te bejubelen en mij daarachter te zetten. Gelet op alle onderzoeken en inventarisaties die momenteel lopen, denk ik dat het wat te vroeg is om te antwoorden op deze concrete vraag.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb er begrip voor dat het misschien nog wat te vroeg is. U weet natuurlijk dat er een zekere ongerustheid leeft. Het is voor een stuk onze taak om te proberen die te vertalen. Ik vind het alleszins positief dat u het niet uitsluit. U zegt dat u het inventariseert en dat u het zeker wilt overwegen indien het zinvol zou zijn. In die zin ben ik positief gestemd. Ik probeer altijd positief te zijn. Het is niet uitgesloten.
Mijnheer De Bruyn, ik denk dat het klopt dat heel wat lokale besturen – gelukkig maar – een sterk gelijkekansenbeleid hebben. Maar ik denk ook dat heel wat lokale besturen dat op eigen benen niet zouden kunnen en dat er nog heel veel afhankelijkheid is van dat tussenniveau van de provincie. Het is misschien jammer dat die uitzondering in het verleden niet mee is opgenomen. Maar goed, daarop kunnen we niet terugkomen. Ik ken de achterliggende redenering niet.
Ik zal het opvolgen. Ik ben ervan overtuigd dat er een redelijk groot gat – als ik het zo mag noemen – is tussen Vlaanderen en de lokale besturen. Intussen zou een zekere tussenstructuur wenselijk zijn. Ik kijk uit naar het resultaat van uw oefening.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, ik dank u. Wat ik in ieder geval heel zinvol vond, is dat u ten minste nog eens heel duidelijk hebt geschetst dat die operatie al eerder gestart is, dus niet met aantreden van de nieuwe regering, maar tijdens de vorige legislatuur, waar we de interne staatshervorming al op de rails hebben gezet. In de discussie die daarover ook binnen de holebi-beweging loopt, wordt soms weleens uit het oog verloren dat eigenlijk al in de vorige regering de beslissing is genomen om bevoegdheden te onttrekken aan de provincies.
Mevrouw Robeyns, u hebt gelijk. Ik denk dat we elkaar daarin vinden. Niet alle gemeenten zouden vandaag een gelijkekansenbeleid voeren als dat intermediair niveau er niet was geweest om hen daarin te ondersteunen. Een aantal zouden of zullen het niet meer doen als dat volledig wegvalt. De vraag naar een zinvolle invulling voor een intermediair niveau om de gelijkekansenagenda op alle niveaus van onze 308 gemeenten uit te bouwen, blijft overeind.
De vraag om uitleg is afgehandeld.