Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
De heer Hendrickx heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, verschillende sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) hebben ons de laatste tijd problematische communicatie met de OCMW’s en/of centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) in hun stad of gemeente gesignaleerd als het aankwam op het huisvesten van personen die door hen sociaal werden begeleid, namelijk kandidaat-huurders met een recent verleden van woonproblemen, asociaal gedrag of verslavingen. Vaak worden huurders uit deze categorie aangebracht door het OCMW of het CAW, die dan verzoeken om een versnelde toewijzing te kunnen regelen. Informatie die wordt aangereikt in een dergelijke prioritaire toewijzing motiveert volgens het kaderbesluit Sociale Huur: actuele thuisloosheid, inschrijving in sociale begeleidingsprogramma’s enzovoort. In een dergelijk geval wordt ook een formele begeleidingsovereenkomst opgemaakt. In andere gevallen gebeurt de toewijzing op normale, niet-versnelde weg, maar treedt het OCMW of het CAW wel op als tussenpersoon. Dan wordt in dat dossier vaak de sociale begeleiding vermeld als positief punt.
Een aantal huurders die dankzij OCMW-interventie een woning toegewezen krijgen, zetten echter de sociale begeleiding door het OCMW stop. Aangezien een normale en niet-versnelde toewijzing op vrijwillige basis gebeurt, is dat een zeer eenvoudige procedure. Het OCMW geeft die stopzetting echter niet altijd door aan de SHM’s. Dat heeft als gevolg dat een kandidaat die aanvaard werd op basis van door het OCMW gegarandeerde begeleiding, opeens zonder begeleiding komt te staan, wat snel kan leiden tot een ernstige escalatie van de bestaande problemen.
Ik heb uw voorgangster daarover eerder al schriftelijk bevraagd. Zij meldde toen dat OCMW’s geenszins verplicht waren informatie over lopende begeleidingsprocedures door te geven aan de sociale huisvesters.
De stopzetting van de begeleiding door het OCMW of het CAW is nochtans een zeer belangrijk feit, want het verwijzen naar lopende sociale begeleiding door dergelijke instellingen boezemt vertrouwen in bij sociale huisvesters. Dat die begeleiding in regel zuiver vrijwillig is en zonder veel omhaal kan worden stopgezet, wordt er echter niet altijd bij gezegd. Omdat het OCMW en het CAW niet verplicht zijn de verhuurder te informeren over die stopzetting, kunnen die maanden later voor vreemde verrassingen komen te staan. Ik heb in de schriftelijke versie van mijn vraag, die u zonder twijfel hebt gelezen, een aantal voorbeelden gegeven waarbij er nefaste gevolgen waren.
Ik begrijp dat het niet opportuun is om private verhuurders inzage te geven in het sociale dossier van een huurder bij het OCMW of het CAW. Voor sociale huisvestingsmaatschappijen liggen de zaken echter anders: hier wordt immers uit dat dossier geput om versnelde toewijzing mogelijk te maken, dus van totale geheimhouding is geen sprake. Medewerkers van de sociale dienst van een SHM hebben bovendien ook de plicht de privacy van hun huurders te respecteren. Dat leidt bij mij tot een aantal vragen.
Minister, in welke mate houdt de uit een versnelde toewijzing voortvloeiende begeleidingsovereenkomst tussen kandidaat-huurder, doorverwijzend OCMW of CAW en SHM in dat de SHM onmiddellijk op de hoogte gebracht moet worden als de begeleiding wordt stopgezet door de huurder? Indien een OCMW of CAW optreedt in een normale, dus niet-versnelde toewijzing en zich expliciet profileert als begeleider van een kandidaat-huurder, impliceert dit dan ook dat zij verplicht zijn de sociale verhuurder op de hoogte te houden van de evolutie van deze begeleiding? Kan een sociale verhuurder het OCMW of CAW verzoeken hem in te lichten over de vrijwillige sociale begeleidingsprocedure van een kandidaat-huurder in geval die zal worden stopgezet? Zo ja, is men dan ook verplicht een eventuele stopzetting door te geven aan de verhuurder?
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Voorzitter, ik wil enkel nog eens wijzen op de begeleidingsovereenkomsten die worden gesloten door de versnelde procedure. Ik heb verschillende SHM’s daarover ondervraagd en ik hoor niets dan positieve resultaten en een positieve reflectie. Men is heel blij met de procedure waarbij er met mensen voor wie het risico bestaat dat het normale of gestructureerd wonen niet verloopt als bij iemand anders, een woonovereenkomst wordt gemaakt met daaraan gekoppeld een woonbegeleiding. Daar volg ik de heer Hendrickx. Hierbij is het heel cruciaal dat er niet alleen een overeenkomst is maar dat ook in de praktijk in een goede woonbegeleiding wordt voorzien, tenzij de problemen ophouden. Ik weet dat de SHM’s ervan op de hoogte worden gehouden dat er een overeenkomst is.
De vraag van de heer Hendrickx gaat erover wanneer mensen huurder worden en er voorafgaandelijk een probleem was. Ik wil erop aandringen, als er problemen zijn, dat er aangedrongen wordt op woonbemiddeling. Minister, ik ben daar altijd grote voorstander van geweest. Vanuit uw armoedebeleid hebt u, ook in onze regio, daarvoor in extra middelen voorzien: ik dacht een goede 300.000 euro. U hebt dat gisteren nog eens aangehaald in de plenaire vergadering. CAW Midden West-Vlaanderen bijvoorbeeld heeft 60.000 euro extra ontvangen voor de woonbegeleiding, wat heel zinvol is. Maar het blijft inderdaad zeer risicovol als er geen woonbegeleiding is. Als het mensen zijn die een risico dragen om niet gestructureerd te kunnen wonen, is het nodig dat er goede contacten zijn en dat er ook heel snel kan worden ingegrepen. Het is immers niet normaal dat sociale huurders die niet de goede woonattitude hebben, een buurt op stelten kunnen zetten. Ik heb het ooit meegemaakt dat de eigenaars in de dichte omgeving hun woning moesten verkopen, omdat het wonen daar niet meer haalbaar was. Dat is de omgekeerde wereld. Bij degene die voor overlast zorgt, moet tijdig kunnen worden ingegrepen om tot woonbegeleiding over te gaan, ook als het geen voorafgaande procedure is.
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, sinds 2013 is er de mogelijkheid om een begeleidingsovereenkomst af te sluiten tussen de kandidaat-huurder en welzijnsorganisaties. Ik vind dat persoonlijk een goede zaak en de rest van de commissie wellicht ook.
Er zijn vier mogelijke situaties waarin dit kan gebeuren. Een eerste betreft ex-huurders van de verhuurder waarvan de huurovereenkomst destijds werd opgezegd ten gevolge van een ernstige of blijvende tekortkoming met betrekking tot zijn verplichtingen. Dat staat in artikel 22 van het Kaderbesluit Sociale Huur (KSH). Een tweede mogelijkheid is de versnelde toewijzing aan een bijzondere doelgroep. Dat staat in artikel 24, paragraaf 2, van het KSH. Een derde mogelijkheid is voorrang op basis van een gemeentelijk toewijzingsreglement voor een bijzondere doelgroep. Dat is artikel 28 van het KSH. En dan is er nog de laatste groep. Mevrouw Coppé heeft al verwezen naar de 300.000 euro die is vrijgemaakt in het budget voor Armoedebestrijding. Het gaat over huurders die al zoveel problemen hebben veroorzaakt en hun verplichtingen niet nakomen en eigenlijk een laatste kans krijgen. Het Fonds ter preventie van uithuiszettingen richt zich dus ook op de private huurmarkt, maar zeker ook op de sociale huisvesting.
In de drie eerste gevallen is de huurder uitdrukkelijk verplicht om de overeenkomst na te leven. Dat staat dan weer in artikel 92, paragraaf 3, van de Vlaamse Wooncode. Als de huurder dat niet doet, dan kan mogelijks de opzegging van de huurovereenkomst volgen.
Het vierde geval is, zoals ik al heb gezegd, eigenlijk het moment van de laatste kans. Als je dat niet doet, zijn er nog maar weinig mogelijkheden om verder te gaan met de betrokken huurder.
Mijnheer Hendrickx, ik heb er geen zicht op of het niet melden van het stopzetten van de begeleiding een algemeen dan wel een specifiek probleem is. U zegt dat u informatie hebt gekregen van verschillende OCMW’s en CAW’s. Ik trek dat niet in twijfel, maar ik kan niet oordelen of dit een specifiek of een algemeen probleem is. Het is wel goed om de koppeling tussen de huurovereenkomst en de begeleidingsovereenkomst grondig te evalueren – we gaan dat doen begin 2016 – en om na te gaan of er bijsturing nodig is.
Voor zover de begeleiding niet past binnen de toepassing van het sociaal huurstelsel, zijnde artikel 22, 24, 28 en 33 van het KSH, heeft de verhuurder momenteel niet het recht om van een welzijnsorganisatie te eisen op de hoogte te worden gebracht van een eventuele begeleiding en het verloop ervan of de stopzetting ervan.
Moeten we oog hebben voor privacy? Absoluut. Moeten we heel omzichtig omspringen met het beroepsgeheim van maatschappelijk assistenten? Ja. Maar ik heb zelf een soortgelijke zaak meegemaakt bij de maatschappij waar ik het genoegen heb gehad een te korte tijd voorzitter van te mogen zijn. Het ging om een persoon die door een CAW werd begeleid en die begeleiding zelf had stopgezet. Na verloop van tijd kreeg de huisvestingsmaatschappij klachten van de buren. Het bleek dat de man met zware psychische problemen kampte. Hij had zijn appartement zwart geschilderd. Er hingen vleeshaken aan het plafond en er liepen tarantula’s en drie kippen rond. Dat is natuurlijk niet aangenaam voor de buren.
Moeten we omzichtig omspringen met privacy? Ja, maar toen ik het genoegen had om in de Senaat te zetelen, heb ik een voorstel ingediend om in bepaalde gevallen – dus niet in het algemeen – het beroepsgeheim gedeeltelijk op te heffen zodat bepaalde maatschappelijke assistenten of instanties die toch wel met elkaar in contact moeten komen, nuttige informatie kunnen doorgeven aan elkaar. Dat is ook belangrijk om samenlevingsproblemen te voorkomen. Het voorbeeld dat ik geef, is echt en zorgt echt wel voor problemen.
Ik pleeg met mijn federale collega Tommelein regelmatig overleg. We gaan na of we er binnen het wettelijke kader van de privacy toch niet voor kunnen zorgen dat de doorstroming van informatie iets vlotter zou kunnen gaan. Als een welzijnsorganisatie of een andere middenveldorganisatie wordt geconfronteerd met een huurder die eigenlijk verplicht is om te worden begeleid maar niet meer traceerbaar is, dan zou het voor alle betrokken actoren goed zijn dat die informatie wordt doorgegeven, om erger te voorkomen.
De heer Hendrickx heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het is inderdaad vaak een voorwaarde om het na te leven. U hebt een aantal uitzonderingen uit het kaderbesluit opgesomd. Tot op heden is het nog geen verplichting om door te geven dat de begeleiding wordt stopgezet.
U kondigt een evaluatie aan, dat is een goede zaak. Dat moeten we meenemen. Zelfs zonder te morrelen aan het beroepsgeheim van de sociaal assistenten, moet het mogelijk zijn dat wordt doorgegeven dat het contract is stopgezet, sec. Dat kan een alarmbel doen luiden bij de sociale huisvestingsmaatschappijen, die dan zelf met hun sociale dienst op zoek kunnen gaan naar de redenen en naar de voorwaarden die worden geschonden.
U weet ook dat er andere beroepen zijn met een beroepsgeheim, advocaten, artsen enzovoort, waar bepaalde zeer strikt omschreven uitzonderingen mogelijk zijn, als iemands leven in gevaar is of de belangen van de maatschappij worden geschaad. We moeten eraan werken. U bent ermee bezig, met uw federale collega. We houden het in het oog en dan zien we wel waartoe het eventueel kan leiden. Dank u.
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Minister, ik dank u ook voor uw antwoord en voor de inhoud ervan. U geeft zelf aan dat er een evaluatie volgt van de begeleidingsovereenkomsten. In 2016 kunnen wij die bespreken. Het starten van de begeleidingsovereenkomsten was zeker een vooruitgang. Spijtig genoeg heb ik ook erge verhalen gehoord, over mensen die een hangbuikvarken hielden in de woning. Dat is niet de doorsnee, maar de uitzonderingen zorgen net voor een negatief imago van sociale huurwoningen. Daarvoor moeten we ons behoeden. Mensen die van een sociale woning kunnen genieten, hebben ook het recht om duurzaam te wonen in een goede buurt. Net die uitzonderingen verpesten de buurt. Daarom vind ik het heel positief dat er een begeleidingsovereenkomst is, en dat er ook op tijd en stond een evaluatie van zal worden gemaakt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.