Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Pira heeft het woord.
Voorzitter, ik dank u dat u mijn vraag om uitleg uiteindelijk na de derde indiening ontvankelijk hebt verklaard. Eerst was ze te lokaal, dan te summier en nu heb ik ze wat uitgebreid omdat iets wat ik plaatselijk heb ontdekt, een ruimere impact kan hebben op meerdere plaatsen in Vlaanderen.
Er zijn veel vragen gerezen over het feit dat de uitbater van een luchthaven in Vlaanderen momenteel een parking voor meer dan 500 auto’s aanlegt zonder stedenbouwkundige vergunning. Ik ben gisteren nog gaan kijken, ondertussen zijn het er al veel meer. Van de initieel 260 parkeerplaatsen evolueert men nu in enkele weken tijd naar ongeveer 950 plaatsen, zonder vergunning.
Dit impliceert onder andere dat er geen onderzoek werd gedaan naar de impact van deze parking op omliggende woonwijken en op een drukke gewestweg daar vlakbij. Voor het bouwen zonder vergunning baseert de uitbater zich op het zogenaamde Vrijstellingenbesluit van 16 juli 2010. Op 16 april 2015 werd een klacht tegen de aanleg van de niet-vergunde parking ingediend bij het agentschap Inspectie RWO (Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed). Indieners van de klacht verwijzen naar de zogenaamde memorie van toelichting die bij het besluit van 16 juli 2015 was gevoegd, en waarin letterlijk staat dat “gelet op de aard van de terreinen en de welomschreven voorwaarden opgesomd in artikel 8.2. in alle redelijkheid geoordeeld kan worden dat de ruimtelijke impact van dergelijke handelingen beperkt is”. In de memorie van toelichting die de geest van het besluit verwoordt, staat duidelijk een vermelding van een beperkte ruimtelijke impact. Dat is de geest van het besluit. De aanleg van honderden parkeerplaatsen in enkele weken tijd getuigt niet meteen van een beperkte ruimtelijke impact.
In antwoord op de klacht stelde de stedenbouwkundig inspecteur op 23 april 2010 echter dat het besluit niet bepaalt dat de ruimtelijke impact hierdoor niet mag vergroten. Ruimtelijke impact speelt dus volgens de letterlijke lezing van het besluit geen rol. In de memorie van toelichting wordt er wel melding gemaakt van de beperkte ruimtelijke impact, in de voorwaarden van het besluit niet. Daarop wijst de stedenbouwkundig inspecteur om te zeggen dat het onder de toepassing van het Vrijstellingenbesluit valt.
Minister, omdat ruimtelijke impact voor het verlenen van een vrijstelling volgens het besluit strikt genomen geen rol speelt, betekent dit volgens u dat de vrijstelling die wordt gegeven voor de aanleg van een parking van vijfhonderd auto’s, net zo goed voor een parking van duizend of tweeduizend auto’s geweest zou kunnen zijn. Zet deze vrijstelling de deur niet open voor de aanleg zonder vergunning van parkings op andere terreinen die worden vermeld in het besluit, onder andere openbare parken, dierentuinen, al dan niet openbare terreinen voor recreatie, sportterreinen enzovoort? Ook op die terreinen kun je zeggen dat een parking eigen is aan de functie van het terrein en dat er geen sprake is van een beperkte ruimtelijke impact. Dus: doe maar op, ook op die terreinen onvergunde parkeerplaatsen.
Minister, bent u bereid om het besluit aan te passen door in hoofdstuk 8, artikel 8.2., een voorwaarde toe te voegen – de stedenbouwkundig inspecteur geeft aan: omdat het er niet letterlijk instaat, zou het misschien kunnen worden toegevoegd – namelijk “de ruimtelijke impact van de handeling moet beperkt zijn”. In elk geval is dat een iets restrictievere formulering, zodat het Vrijstellingenbesluit niet zo ruim kan worden geïnterpreteerd dat er honderden parkeerplaatsen zonder vergunning kunnen worden aangelegd.
Minister, het bewuste besluit bestaat nu bijna vijf jaar. Is dat niet het moment om het in zijn totaliteit te evalueren?
Het decreet bepaalt duidelijk dat de vrijstelling enkel van toepassing is voor handelingen met een tijdelijk of occasioneel karakter, of voor werken met een geringe ruimtelijke impact. Dat staat letterlijk in het decreet, daar is geen twijfel over. Ik hoop dat iedereen het erover eens is dat een bijkomende verharding van meer dan 7000 vierkante meter of, zoals in dit specifieke geval, een parking voor 500 wagens, vergunningsplichtig zou moeten zijn, ook op zogenaamde reeds deels ingerichte terreinen.
Ik verwijs ook naar de Hemelwaterverordening, de watertoets. De regelgeving legt immers iedereen een vergunningsplicht op voor kleinschalige verhardingen vanaf 80 vierkante meter. Als we aan de burger vragen om een terras aan hun woning te beperken tot 80 vierkante meter, dan zie ik niet in waarom een parking van 7000 vierkante meter daarbuiten zou vallen. Met de verplichting hiervoor moet men ook in de nodige infiltratie en afvoer van hemelwater voorzien in het kader van de Hemelwaterverordening. Die hebben een grote impact op onze waterhuishouding en kunnen dus niet worden aangezien als van geringe ruimtelijke impact.
Er is ook een verplichting van een project-MER of mobiliteitseffectenrapport (MOBER) dat in dit specifieke geval werd ontlopen. Volgens het besluit van 2009 is er voor dergelijke projecten een mobiliteitsstudie nodig indien men meer dan tweehonderd parkeerplaatsen wijzigt, of een veelvoud van tweehonderd overschrijdt.
Minister, op welke termijn zult u een totale evaluatie doen van het instrument van de melding binnen Ruimtelijke Ordening en de lijst van vrijgestelde werken in functie van de omgevingsvergunning? Zult u hierop wachten of gaat u nu al noodzakelijke aanpassingen doen aan het besluit?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik ken de lokale situatie – die in een breder perspectief is geplaatst om de vraag om uitleg te kunnen stellen – onvoldoende om me erover te kunnen uitspreken. We moeten ons hoeden om in deze commissie te oordelen of iets al dan niet een bouwinbreuk is.
Ik denk dat onze taak het creëren, en ook desnoods het evalueren en bijsturen, van het wettelijk kader is. We moeten ons er echter niet over uitspreken of iets al dan niet een bouwinbreuk is. Ik wil echter toch nog eens wijzen op artikel 8.1, dat duidelijk het volgende stelt: “Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de herinrichting van de volgende terreinen, als er geen gebouwen opgericht worden en als de herinrichting eigen is aan de functie van het terrein (…).” Dat geldt onder meer voor “luchthavens als de start- of landingsbaan niet gewijzigd wordt”. Mijnheer Nevens, dat lijkt me eigenlijk vrij duidelijk. Het verbaast me dat u het Vrijstellingenbesluit en het besluit Meldingsplicht van minister Muyters al zo snel wilt bijstellen, maar wij zijn natuurlijk altijd bereid om mee te doen aan evaluaties.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Pira, u verwijst zelf naar het besluit waarop dit is gebaseerd. Dat is inderdaad het besluit van 16 juli 2010, uit de vorige legislatuur. Daarin staan handelingen met een tijdelijk of occasioneel karakter of een geringe ruimtelijke impact waarvoor inderdaad geen stedenbouwkundige vergunning vereist is. Dat gebeurde ook in het kader van de vereenvoudiging en het minder administratief betuttelen. Ik sta daar ook nog altijd achter. Mijnheer Nevens, ik vind het ook een beetje eigenaardig dat u nu vraagt om dit heel snel wat aan te passen, maar ik kom daar straks nog op terug.
Het besluit voorziet in een vrijstelling voor de herinrichting van luchthavens, onder bepaalde voorwaarden. U vraagt zich af of het dan zomaar kan dat er een parking wordt aangelegd. Ja, dat kan. Dit kan worden gebruikt voor de aanleg of heraanleg van parkeerterreinen of andere terreinen die worden vermeld in het besluit, bijvoorbeeld ook voor openbare parken, dierentuinen en recreatieterreinen. Dit is echter geen vrijgeleide. Er zijn ook wel voorwaarden aan verbonden. Dat moet ik hier toch duidelijk stellen. Er mogen geen gebouwen worden opgericht. De herinrichting moet eigen zijn aan de functie van het terrein. De bestaande terreinen, gebouwen, constructies en verhardingen moeten hoofdzakelijk vergund zijn, of vergund geacht te zijn. Het terrein mag niet worden uitgebreid. De bestaande bufferzones moeten behouden blijven. Dit mag niet gelegen zijn in ruimtelijk kwetsbaar gebied, en er mag geen ontbossing of reliëfwijziging worden aangebracht.
In de geringe ruimtelijke impact is dus ook voorzien. U vraagt om daar nog een bijkomende voorwaarde aan toe te voegen, maar er is ook zoiets als het algemene principe dat staat in de Codex Ruimtelijke Ordening, met name in artikel 4.2.3. Daarin staat dat die geringe ruimtelijke impact inderdaad belangrijk is. Voor de burgers moet het ook duidelijk zijn wanneer iets al dan niet is vrijgesteld. Zomaar iets toevoegen aan die voorwaarden lijkt ons op dit moment niet nuttig en niet nodig. Ik wil ook meegeven dat de bouwinspectie ook ter plaatse is geweest, omdat er inderdaad wel wat vragen waren, om te bekijken of er dingen waren die niet kunnen, onder meer een aantal zaken waarnaar de heer Nevens zou verwijzen. De inspectie heeft vastgesteld dat alles correct en conform is verlopen.
We zullen het Vrijstellingenbesluit evalueren. Dat is trouwens ook zo voorzien. Normaliter zullen we een insteek krijgen van onze diensten over hoe dat in de praktijk verloopt, maar niet vanuit de veronderstelling dat we dit zullen terugschroeven of afschaffen. We geloven wel in die vermindering van administratieve last, met het onder bepaalde voorwaarden toch toelaten van bepaalde handelingen. Die voorwaarden zijn natuurlijk wel essentieel, maar daarin is ook voorzien. Normaliter moeten we dit jaar die evaluatie rond krijgen. We zullen zien of er moet worden bijgestuurd, maar op het eerste gezicht is alles dus correct verlopen. Dit sluit echt wel aan bij de filosofie van het regeerakkoord dat we samen hebben gesloten, namelijk dat we naar vereenvoudiging en minder betutteling gaan, dat er geen goldplating komt, dat we de administratieve overlast zo veel mogelijk zullen beperken. Ik hoop dat iedereen daar ook achter blijft staan, want we krijgen anderzijds toch heel wat klachten en vragen over het feit dat heel wat zaken te lang duren en omslachtig zijn. Dit geeft daar een antwoord op, en ik meen dat we dat in die zin ook moeten behouden.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Mijnheer Ceyssens, u zegt dat het niet aan ons is om een bouwmisdrijf te beoordelen. Ik heb het met opzet niet-plaatselijk gehouden. Dit is een zeer objectief verhaal. Hiermee wordt echter een deur geopend naar de mogelijkheid om ook op andere terreinen parkeerplaatsen zonder vergunning te maken. In die zin vind ik toch wel dat er hier sprake is van een hiaat in de wetgeving. Daarom vond ik het de moeite waard om dat hier ter sprake te brengen.
Minister, u ziet daar dus geen graten in. Er gebeurt niets verkeerds. U wilt wel evalueren. Dat is goed. De beperkte ruimtelijke impact staat niet in het besluit, maar wel in de memorie van toelichting. In die memorie van toelichting staan ook voorbeelden van wat men eigenlijk bedoelt als men het heeft over zaken die op die terreinen geen vergunning nodig hebben. Dat gaat bijvoorbeeld over een bijkomende attractie in een attractiepark, over een bijkomend speeltoestel in een speeltuin, over banken in een park. Dát is de geest van het besluit, niet honderden parkeerplaatsen op een of ander terrein. Dat heeft immers een grote ruimtelijke impact. Mijn vraag was dus gewoon om dat element van die beperkte ruimtelijke impact, dat wel in de memorie van toelichting staat, toe te voegen aan het besluit. U wilt dat dus niet doen.
In Zaventem gebeurt het ook regelmatig dat er parkeerplaatsen bij worden aangelegd. Elke keer dat dit gebeurt, vraagt de uitbater een vergunning aan. Hoe verklaart u die behandeling van Antwerpen ten opzichte van die van Zaventem? Blijkbaar is dat niet nodig in Antwerpen, maar gebeurt het in Zaventem, en ik denk in Oostende zelfs ook. Hoe verklaart u dat?
Mevrouw Pira, het is ook niet de bedoeling dat we hier individuele zaken gaan vergelijken en er uitspraken over gaan doen. Daarvoor kunt u de minister eigenlijk niet aanspreken. Ik hoop dat u als parlementslid begrijpt dat dit niet de bedoeling is van de commissiewerkzaamheden, maar dat terzijde.
De heer Nevens heeft het woord.
Mijnheer Ceyssens, ik baseer me op het regeerakkoord. De minister heeft het al aangehaald: er is voorzien in een evaluatie van de huidige bepalingen met betrekking tot de meldingsplicht en de vrijstellingen binnen Ruimtelijke Ordening en Milieu, in het kader van de operationalisering van de omgevingsvergunning. Dat is één.
Voor luchthavens wordt er inderdaad een uitzondering gemaakt, maar lees goed: niet voor de verlenging van een startbaan. U kunt startbanen wijzigen binnen het huidige luchthavendomein, maar geen extra banen aanleggen. Ik veronderstel dat dit ook voor parkings geldt, dat men niet meer parkings kan creëren dan er vergund zijn.
De heer Ceyssens heeft het woord.
De evaluatie staat inderdaad in het regeerakkoord, en dat hebben we mee onderschreven. Ik stel alleen vast dat u hier een aantal zaken in vraag stelt, of anders begint te interpreteren. Het is gewoon zoals in het besluit staat: “luchthavens, als de start- of landingsbaan niet gewijzigd wordt”.
Mevrouw Pira, u verwijst naar de hiaten. Er is nog een artikel 8.2, dat vermeldt dat er geen functiewijziging mag zijn, dat er niet mag worden ontbost en dergelijke. Er zijn heel wat beschermingen ingeschreven. Als het gaat over administratieve last en de zaken wat laten vooruitgaan, dan kunnen we de klok beter niet terugdraaien.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Pira, het onderscheid zit erin of er al dan niet een gebouw wordt opgericht. In Zaventem werden parkeergarages bij gebouwd. Dat zijn wel degelijk gebouwen. Het besluit zegt uitdrukkelijk dat er een vergunning nodig is voor het zetten van een gebouw. Dat is het verschil tussen beide. Dat onderscheid moeten we duidelijk maken.
De afweging speelt hier niet, maar ik wil toch wel eens de bedenking maken of het niet beter is om op het terrein zelf een parking aan te leggen en te zorgen dat de automobilisten daar terechtkunnen in plaats van dat ze overal wild gaan parkeren en dat het sluipverkeer stijgt. Dat is de keuze die de luchthaven gemaakt heeft. Daar kunnen we objectief achter staan.
Los daarvan – ik herhaal het – heeft men het besluit correct nageleefd. We hebben gevraagd aan de inspectie om ter plaatse te gaan controleren of alles correct verlopen is. Dat is de vaststelling geweest. De inspectie moet haar werk doen.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, ik heb u de kans gegeven om een besluit aan te passen aan de geest van de memorie van toelichting. U gaat niet in op de kans die u hier geboden wordt. Dan moet u er niet van schrikken dat er mensen naar het gerecht stappen. Ik begrijp niet dat de politiek dit niet kan oplossen; het is nochtans heel eenvoudig. Een burger moet voor één parkeerplaats in zijn voortuin een vergunning aanvragen. Maar enkele meters verderop kan een uitbater honderden parkeerplaatsen aanleggen zonder vergunning. Dat kan niet. Dat is niet te verklaren!
Verder zet u de deur wagenwijd open voor de aanleg van parkings zonder vergunning op andere terreinen die ook in het besluit vermeld werden.
Minister, met deze praktijk die u niet wilt bijsturen, schroeft u het ruimtelijk beleid met jaren terug. Dit is geen vooruitgang, dit is achteruitgang. U geeft op zijn minst de indruk van bepaalde ondernemers de hand boven het hoofd te houden. (Opmerkingen. Rumoer)
Mevrouw Pira, ik wil uitdrukkelijk vermelden dat ik u voor de vraagstelling heb gevraagd om niet naar lokale dossiers te verwijzen omdat het niet de bedoeling kan zijn dat we in de commissies lokale zaken bekijken. Ik ga er dan ook van uit dat uw conclusie niet ging over lokale of specifieke dossiers. Dat is belangrijk. (Opmerkingen van de heer Hermes Sanctorum-Vandevoorde)
De vraag om uitleg is afgehandeld.