Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, deze vraag vormt een mooie aanzet tot de presentatie die wij straks zullen krijgen.
Minister, op donderdag 30 april 2015 bezocht de Letse Europees commissaris Dombrovskis België en zijn deelstaten om de inspanningen inzake het Europese Stabiliteitspact te bespreken. Bij een voorafname op de inhoud van deze gesprekken publiceerde de krant De Tijd, ere wie ere toekomt, op woensdagavond 29 april 2015 een interview met deze Europese commissaris. Daar werd meteen duidelijk gesteld dat België niet van een uitzonderingsregime zou kunnen genieten, en dat heeft tot gevolg dat ook grote infrastructuurprojecten, zoals Vlaanderen er wel enige op stapel heeft staan, dienen te worden verankerd binnen de Europees bepaalde begrotingsdoelstellingen.
Tegelijkertijd kondigde de commissaris aan dat de nieuwe Europese Commissie meer wil zijn dan een boekhouder die de lidstaten controleert, en dat zij dus ook sociale accenten zou willen leggen. Zij wil met andere woorden ook een beleid rond bijvoorbeeld jeugdwerkloosheid, pensioenen en sociale bescherming.
Minister, wat was het resultaat van dit overleg in het licht van de Vlaamse context? Wat verwacht Europa van Vlaanderen inzake schuldafbouw en begrotingsdoelstellingen? Graag hier wat bijzondere aandacht voor de visie van Europa aangaande grote investeringen en de marge die Europa Vlaanderen hierbij zou laten binnen voornoemde begrotingsdoelstellingen. En dan gaat het, zoals u wel weet, over het investeringsplan-Juncker.
Verwacht Europa van Vlaanderen binnen deze sociale doelstellingen ook extra of alternatieve inspanningen op de Vlaamse beleidsdomeinen, zoals de activering binnen het beleidsdomein Werk of algemener binnen Onderwijs, Sociale Economie en/of Welzijn?
De publicatie van de groeiprognoses van de Europese Commissie op dinsdag 5 mei 2015 kwam – waarschijnlijk niet toevallig – tegelijk met de boodschap van de Europese Commissie dat België geadviseerd wordt een taxshift ter waarde van 10 miljard euro te realiseren om de economische groei en de concurrentiekracht aan te zwengelen. Was dit eveneens onderwerp van de gesprekken op donderdag 30 april 2015, en verwacht de Europese commissaris voor deze taxshift ook een wijziging in beleidsdomeinen die onder de Vlaamse bevoegdheden inzake fiscaliteit vallen?
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Bertels, dank u voor uw vraag. Dit thema belangt ons inderdaad allemaal aan. Ik ben dan ook benieuwd naar het antwoord van de minister, over hoe het overleg met de commissaris precies verlopen is.
Ondertussen hebben we de vooruitzichten van de Europese Commissie gekregen. Die laten duidelijk zien dat er ook een paar positieve zaken waren om over te spreken: de private consumptie stijgt; het reëel beschikbaar inkomen stijgt; er is een gunstig evoluerend investeringsklimaat; de export verbetert waardoor de handelsbalans weer positief is. Ik denk dat daarmee aangetoond is dat het beleid van de regering vruchten begint af te werpen. Ik denk dat we daar vooral aan moeten vasthouden. Als ik het goed heb begrepen, zijn dat ook de aanbevelingen van de Europese Commissie. Ze vraagt eigenlijk ‘meer van dat’, meer van het beleid dat op dit moment gevoerd wordt, meer van het beleid dat zorgt voor een sterkere concurrentiekracht van onze ondernemingen.
Er was ook een valse noot, namelijk over de investeringen die Vlaanderen of België zou mogen doen. Dat is inderdaad een lastige. We hebben daar in deze commissie verschillende keren over gesproken met een vertegenwoordiger van de Europese Commissie. In de redenering van de Europese Commissie lijkt toch een heel vreemde kronkel te zitten. Wij hebben ons als regio altijd heel hard geschraagd achter het rigide begrotingsbeleid dat de Europese Commissie ons vraagt. Wij willen daar ook absoluut de nodige maatregelen toe nemen. Maar anderzijds staat ze niet toe dat we investeringen plannen die die welvaart nog verder moeten ondersteunen door dat op een lange termijn in te plannen. We kunnen niet investeren in afschrijven over een langere periode tenzij – en dat is het vreemde – het hier nog wat slechter zou gaan. Volgens mij is dat een behoorlijk perverse redenering. De Europese Commissie vraagt eigenlijk om alleen die maatregelen te nemen als het hier nog slechter gaat. Ik neem aan dat u het daarover hebt gehad met de commissaris. Ik zou graag vernemen wat daar de redenering achter is. Hoe kan men vragen dat het slechter moet gaan voor je maatregelen mag nemen om je eigen economie door investeringen verder te ondersteunen?
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, vragen van de oppositie zijn altijd kansen voor de meerderheid. In dat verhaal over het rapport van de Europese Commissie zit eten en drinken. Voor een groot deel zegt ze om op de ingeslagen weg voort te gaan, en om te proberen verder te werken aan het verscherpen van de competitiviteit, want dat betekent jobs. Vaak zijn de laaggeschoolden, degenen die kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt, ook de eersten die ervan kunnen genieten als er bijkomende jobs worden gecreëerd. Verder moeten we werken aan schuldafbouw en proberen op die manier middelen vrij te krijgen die je kunt gebruiken voor investeringen. Er is ook de tax shift, waar volgens mij het meest acute probleem de belasting op arbeid is. We moeten onderzoeken hoe we die kunnen verlagen. We hebben daar al een traject van 3 miljard euro afgelegd.
Het verhaal van de heer Diependaele is natuurlijk een heel fundamenteel verhaal. In een gezin of in een bedrijf worden investeringen over meerdere jaren uitgesmeerd, dat is de logica der dingen. De overheid moet dat meteen in rekening brengen, terwijl dat haaks staat op het voluntaristisch zijn in crisistijden en zorgen dat je op die manier je apparaat, je omkadering en je infrastructuur uitrust voor de toekomst.
Minister, ik ben heel benieuwd naar uw bevindingen. Ik vind het een echt politiek issue, mijnheer Bertels. Dat meen ik oprecht, zonder ironie. We moeten dat hier ook bespreken omdat de Europese Commissie deels onze slagkracht bepaalt en de ruimte om beleid te ontwikkelen en accenten te leggen. Voor een deel zijn dat aanbevelingen. Ik lees echter ook heel veel positieve punten. Men zegt toch dat we met dit land en de bijhorende regio’s stappen zetten in de goede richting.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Voorzitter, het was zeer nuttig en interessant om met de Europese commissaris een overleg te hebben, samen met de federale collega van Financiën, en met de gewesten die erbij betrokken zijn, omdat we andere problematieken hebben. Ik begin met de discussie rond investeringen. U weet dat wij in Vlaanderen een stelling hebben ingenomen waarbij we zeggen dat we een investeringsregering willen zijn en blijven. We willen niet op een bepaald ogenblik sneller een begroting in evenwicht bereiken door te snoeien in investeringen, want dan ben je echt de tak van de economische groei, waar je op zit, aan het afzagen. Dat is onverstandig. We hebben daar ook een aantal redenen voor.
Ik kan de tabel aan de leden van de commissie bezorgen. Je ziet bijvoorbeeld wat de impact is van een grote investering die je moet doen, als je dat uitzet als een percentage van het bbp of als een percentage van het overheidsbudget. Ik neem het als een percentage van het overheidsbudget. Stel dat je de Oosterweelverbinding realiseert en je moet het spreiden over vijf jaar. Het kost bijvoorbeeld 600 miljoen euro per jaar in de begroting, dan is dat 0,27 procent van het Belgische overheidsbudget. Van Duitsland is dat 0,05 procent van het overheidsbudget, van Spanje is dat 0,13 procent, van Frankrijk is dat 0,05 procent en van zelfs een relatief klein land als Nederland is dat 0,19 procent. Voor Vlaanderen is dat 1,58 procent van het budget. Je merkt dat ‘size matters’. In de begroting van een klein land hakt de investeringsregel veel meer in dan bij een groter land. Dat is ook de reden waarom in grote landen deze problematiek op dit moment niet leeft. Zij kunnen een veel betere spreiding doen van hun investeringen. Als ze 600 miljoen euro moeten investeren op jaarbasis en ze plannen het goed, heeft dat eigenlijk amper een begrotingsimpact. Voor een regio zoals Vlaanderen, heeft dat een bijzonder grote impact.
Hetzelfde geldt wanneer je het uitzet ten opzichte van het bbp. Je hebt altijd een factor 10 of 15 ten opzichte van grote landen. Dat betekent dat je heel vaak de keuze hebt: haal ik mijn begrotingsdoelstelling of doe ik noodzakelijke investeringen die echt nodig zijn?
Daarom is onze stelling: geef ons ruimte, want wij willen die investeringen doen. We willen een strakke orthodoxie, maar vraag ons niet altijd om het in één jaar in te brengen, zoals we nu drie jaar aan een stuk doen met de anderhalf miljard euro aan investeringen voor Scholen voor Morgen. Geef ons logische afschrijvingstermijnen van tien, twintig of dertig jaar, afhankelijk van de grootte van de investering.
Ik heb dat daar ook zo, met die cijfers, op tafel gelegd, om te bewijzen dat het niet alleen een vraag is van een lidstaat of een regio, waar de uitdagingen voor de begroting nog altijd groot zijn, maar dat het ook gewoon een puur feitelijk verschil is tussen een kleine regio of lidstaat en een groot land. Dat is feitelijk en kwantitatief te bewijzen. Ik heb die tabel daar ook meegegeven.
Als je de berekening maakt voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest, dan is het percentage natuurlijk nog groter, omdat die regio’s nog kleiner zijn. We hadden onlangs een gemeenschappelijke ministerraad met de Duitstalige Gemeenschap. Als zij een ziekenhuis moeten bouwen van 30 miljoen euro, is dat bijna 10 procent van hun budget dat ze enkel aan dat ziekenhuis moeten geven. Dat is bijna niet meer te verzoenen met een begrotingsorthodoxie.
Uiteraard hebben we het ook over het stabiliteits- en het groeipact gehad. Ik heb toegelicht wat vanuit Vlaanderen onze begrotingsambitie en onze doelstellingen zijn, wanneer we opnieuw naar een begroting in evenwicht willen gaan, en dat we op die manier de federale doelstellingen op geen enkele manier in gevaar brengen. Ik heb ook toegelicht dat we meer doen dan de Hoge Raad van Financiën ons gevraagd had.
De Europese Commissie heeft in haar mededeling van 18 januari 2015 aangegeven welke marge Europa kan toelaten. De relatief gunstige economische situatie biedt bijvoorbeeld geen bijkomende flexibiliteit voor België en Vlaanderen. Dat is waar u naar verwijst bij de ‘investment clause’. Wij voldoen voor de investering aan drie van de vier criteria. Gelukkig voldoen we niet aan het vierde criterium, zijnde een negatieve economische groei. Ik heb tijdens die vergadering aan bod gebracht dat het redelijk kafkaiaans is dat we eerst een negatieve economische groei moeten hebben vooraleer we flexibiliteit krijgen van Europa. Als we bepaalde investeringen zouden schrappen, zouden we misschien wel een negatieve economische groei hebben, om nadien dan flexibiliteit te krijgen. Dat is natuurlijk een heel kafkaiaanse redenering, als je er bij wijze van spreken alles aan zou doen om je economie te verslechteren. Die piste volgen we voor alle duidelijkheid niet.
In haar landenrapporten van 26 februari heeft de Europese Commissie de structurele problemen van de lidstaten geanalyseerd en de beleidsuitdagingen geïdentificeerd. Wij hebben daar vanuit Vlaanderen op geantwoord met ons Vlaams hervormingsprogramma voor 2015, dat toegevoegd is aan het nationale hervormingsprogramma en het Belgische Stabiliteitspact. Binnenkort krijgen we daarvan de conclusies, die de Europese Commissie zal doen in haar specifieke aanbevelingen voor de verschillende landen.
Tot slot heeft de Europese Commissie gevraagd naar de plannen met betrekking tot de aangekondigde belastinghervormingen, de tax shift. Er is vooral gesproken over de verlegging weg van de belasting op arbeid. Ook een vereenvoudiging van de belastingregimes is daar prominent aan bod gekomen. Collega Van Overtveldt heeft een heel gedetailleerde uitleg gegeven over de planning en de reeds genomen maatregelen, zoals de verlaagde werkgeversbijdrage en de verhoging van de forfaitaire beroepskosten, waardoor er nu eigenlijk al een belangrijke tax shift is gebeurd tijdens deze legislatuur. Hij heeft ook gezegd dat er de komende maanden in de schoot van de Federale Regering gewerkt wordt aan een tweede tax shift, maar omdat die nog niet concreet is ingevuld, kon daar ook niet op worden ingegaan.
Samenvattend kan ik stellen dat de dominante vraag vanuit Vlaanderen, bijgetreden door Wallonië en Brussel, de impact van investeringen betrof. Ik ben er echt van overtuigd dat we dat moeten blijven aankaarten. Er is een zeer interessant rapport van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) van april 2014, dat stelt dat overheidsinvesteringen in transport en kritische infrastructuren een groter effect hebben op de economische groei dan sommige belastingverlagingen. Dat geeft aan hoe belangrijk overheidsinvesteringen zijn. Ik heb dat rapport daar ook onder de aandacht gebracht, om op die manier ons punt duidelijk te maken. De boodschap is overgekomen, want de commissaris zei nadien: “Ik wist niet dat dit thema hier zo sterk leefde.” Jawel, dus.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, als ik het goed begrijp, is er nog geen vooruitgang. En dat overheidsinvesteringen belangrijk zijn, daar hadden we geen rapport van het IMF voor nodig. Dat hebben we ook al gezien in het rapport van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) bij de begrotingsopmaak 2015.
Het is belangrijk dat u met uw federale collega afspreekt wat de deelgebieden kunnen, want voor Europa wordt België als één geheel bekeken. Ik ben dan ook benieuwd naar uw mathematische oefening, maar ik heb begrepen dat u ons de cijfers zult overmaken. Ik ben benieuwd of daar dan een andere visie in zit, dat het gemakkelijker zou zijn voor grote landen en moeilijker voor kleine. Die mathematische oefening wil ik wel eens bekijken.
Bij de federale overheid zijn ze erin geslaagd om een aantal investeringen buiten de begroting te houden. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de gevangenissen. Waarom zou dat voor Vlaanderen niet mogelijk zijn?
Hebt u ook gesproken over het plan-Juncker, de 300 miljard euro aan investeringen, met weet-ik-veel-welke duplicatoreffecten allemaal? Hebt u besproken wat daar voor Vlaanderen in zou kunnen zitten?
Dat zijn toch twee belangrijke elementen. De overheidsinvesteringen in België en Vlaanderen liggen lager dan het gemiddelde van onze economische partners rondom ons. Dat heeft ook een economische weerslag. Hebt u die twee pistes verkend? Liggen daar dan misschien mogelijkheden voor wat wij vragen?
De heer Diependaele heeft het woord.
Eerst en vooral wil ik opmerken dat ik steeds sceptischer naar het plan-Juncker kijk. Eerlijk gezegd, stel ik me vragen bij de multiplicatoreffecten en de rol van de Europese Investeringsbank. Er is aangekondigd dat hier 300 miljard euro in zou worden gepompt. Ik stel me daar ferm vragen bij. Eerst en vooral gaat het maar om 8 miljard euro. Bovendien komt een gedeelte van dat geld van Horizon 2020, waar het eigenlijk nuttig wordt gebruikt. Nu wordt er 5 miljard euro versluisd. Dit is een ander debat, maar ik heb hier ernstige twijfels bij. Ik weet niet of we daar onze boontjes op moeten weken.
Aangezien ik net het werkaanbodbericht van de VDAB heb ontvangen, wil ik toch even vermelden dat er in april 2015 blijkbaar 4,2 procent meer vacatures waren. In die zin onderschrijven de cijfers nu het standpunt van de Europese Commissie.
Minister, wat het onderwerp van de schriftelijke vraag zelf betreft, wil ik drie punten naar voren brengen.
Ten eerste vind ik uw rekenoefening zeer interessant. Ik wil u, voor alle duidelijkheid, zeker niet tegenspreken. Natuurlijk maakt dit er deel van uit. Ik wil echter twee kanttekeningen maken.
Er is natuurlijk een verschil. Dat is een beetje mijn eigen fetisj. Ik ben een eurofiel, maar de EU houdt zich op dit vlak niet aan haar eigen verdragen. In het Verdrag van Lissabon staat dat met de interne staatsstructuur van de lidstaten rekening zal worden gehouden. In dit geval wordt daar echter geen rekening mee gehouden. België telt verschillende overheden. De federale overheid en de Vlaamse overheid investeren allebei. De federale overheid investeert niet in infrastructuurwerken. De rekensom moet dan ook worden gerelativeerd. De EU houdt zich echter niet aan wat ze zou moeten doen. De EU zou rekening moeten houden met de staatsstructuren. Dit zou een andere rekening opleveren.
Ten tweede hebben we gevraagd met afschrijvingstermijnen te werken. Dat is niet onlogisch. Ik vind het zelfs een doodnormaal systeem. We hebben echter njet op het rekest gekregen. Ik wil de EU hiervoor danken. Vlaanderen heeft, als een van de weinige regio’s in de EU, gedurende vier jaar op rij een begroting in evenwicht opgesteld. We hebben altijd onze uiterste best gedaan om ons aan het rigide begrotingsbeleid van de EU te houden. Nu we om flexibiliteit vragen, krijgen we niets.
Ten derde vind ik dat de Europese Commissie zich als een zeer slechte kleuterjuf gedraagt. Het gaat om een kleuterjuf die vooral de eenmaking van haar klas en de samenhang tussen haar leerlingen wil benadrukken. Ze wil ervoor zorgen dat iedereen samen vooruitgaat. Ze ziet niet dat sommige kleuters met iets meer inspanningen eigenlijk sneller dan de anderen zouden kunnen groeien en vooruitgaan. Die anderen moeten natuurlijk ook ondersteuning krijgen, maar dat betekent niet dat de beste leerlingen moeten worden tegengehouden. We moeten die leerlingen alle kansen geven om te investeren in zichzelf, om zich te ontwikkelen en om sneller te groeien. Aangezien ze iedereen meetrekken, wordt de hele klas daar immers beter van.
Minister, de Europese Commissie offert dit allemaal op het altaar van de eenmaking en wil ervoor zorgen dat iedereen zo veel mogelijk bij elkaar blijft. Ik hoor geen enkel rationeel argument om die flexibiliteit niet toe te staan. Ik heb het al aan ambtenaren van de Europese Commissie gevraagd. Die argumenten zijn er niet. Ik heb vernomen dat u ze ook niet hebt gekregen. Ik vraag me af wat de reden kan zijn. Tenslotte gaat het absoluut niet om een onredelijke vraag. Ik vind de Europese Commissie dan ook een slechte kleuterjuf die te weinig doet om de leerlingen die dit kunnen sneller te laten groeien en om hen hierbij te ondersteunen.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Tijdens de vergadering van het Overlegcomité van 28 januari 2015 hebben we afgesproken dat een interfederale werkgroep de problematiek van de boekingsmethode van de openbare investeringen in het Europees Stelsel der Rekeningen (ESR), het begrotingssaldo, de begrotingen en de rekeningen van de publieke entiteiten verder zal bespreken. Aangezien hier in sterke mate vraag naar is, loopt dit overleg momenteel nog.
Wat de link met het plan-Juncker betreft, moet ik in alle eerlijkheid zeggen dat we nog zullen zien wat hier deel van uitmaakt en wat de mogelijkheden zijn. Tijdens de vergadering met de Europees commissaris heb ik verklaard dat het moeilijk uit te leggen valt dat de Europese Commissie soepelheid aan de dag wil leggen voor of met een welwillend oog wil kijken naar investeringen die in het plan-Juncker passen, maar hetzelfde niet wil doen in verband met binnenlandse investeringen die niet onder het plan-Juncker zouden vallen.
Wat het plan-Juncker betreft, hebben momenteel zeven of acht lidstaten al iets gestort. Natuurlijk moet op een bepaald ogenblik tot een storting worden overgegaan. Op een bepaald ogenblik zullen de projecten worden gekozen. Wij zijn intensief met alle Europese financiering bezig. De keuzes die we maken, zijn echter keuzes die we sowieso zouden maken. Een gedeeltelijke Europese financiering is goed, maar ik wil de investeringen voor Vlaanderen niet kiezen op basis van de mogelijkheid dat er misschien middelen zullen komen. Indien die middelen dan niet komen, ontstaat immers een andere discussie.
We volgen dit nauwgezet op. Ik heb vooral de begrotingsflexibiliteit voor investeringen die onder het plan-Juncker vallen aangekaart. Ik vind binnenlandse investeringen even veel waard als grote kritieke infrastructuurwerken. Ik kan me inbeelden dat we bepaalde wegen momenteel echt snel willen realiseren, zoals de noord-zuidverbinding in Limburg. Dit valt misschien niet onder het plan-Juncker, maar voor de economie van die provincie is die verbinding van levensgroot belang. Het komt er niet op neer dat we enkel nog willen uitvoeren wat onder het plan-Juncker valt. Dat zou de foute werkwijze zijn.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, met die laatste opmerking ben ik het eens. Ik neem aan dat al uw collega’s hetzelfde standpunt zullen vertolken. Ik heb al verschillende mensen horen verklaren dat ze hopen op een investeringsmarge in uitvoering van het plan-Juncker.
De middelen die komen, zijn meer dan welkom. We volgen dat nauwgezet op. De vraag is enkel of we hierop moeten rekenen. Het antwoord is neen.
Sommige ministers zijn op dat vlak wat voluntaristischer. Ze denken dat ze het geld al hebben. Dat geld is echter deels nog fictief. We hebben een toelichting over het multiplicatoreffect gekregen. Mensen die hier meer verstand van hebben dan ik, zoals de heer Daems, hebben toen ook gevraagd wat dit allemaal is en waar dit heen gaat.
We moeten daar absoluut een beroep op doen als we kunnen. Ik neem aan dat we de lijst hebben ingediend. We kunnen inderdaad niet al onze boontjes daarop te week leggen.
Vlaanderen moet op het vlak van overheidsinvesteringen een tandje bij steken, net om de reden die u zelf aanhaalt. Het heeft een economisch terugverdieneffect. Vlaanderen heeft een aantal investeringen nodig – en zo maak ik het bruggetje naar de discussie over de begrotingsaanpassing die we straks zullen voeren. We laten daar kansen liggen om meer een investeringsregering te zijn dan dat u voorspiegelt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.