Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Ik heb een vraag over het Steunpunt Cultuur. Om alle verwarring te vermijden: het gaat niet over het Kunstenpunt of een steunpunt zoals we dat binnen Cultuur benoemen. Het gaat over een van de steunpunten die in een aantal beleidsdomeinen wetenschappelijk en beleidsgericht onderzoek doen ten bate van die beleidsterreinen, maar die eigenlijk aangestuurd worden vanuit de economische invalshoek en die vandaag onder druk staan.
Het steunpuntprogramma – om het wat levendiger te maken – heette eerst ‘Steunpunt recreatief Vlaanderen’ en het is het meest bekend bij ons voor zijn longitudinaal onderzoek naar cultuurparticipatie. U weet wel, die boeken die gemaakt zijn. Het is een interuniversitair samenwerkingsverband en er zijn broers en zussen in de andere beleidsdomeinen van de Vlaamse Regering zoals Sport en Jeugd. Ik wil het bij Cultuur houden als pars pro toto. U merkt het wel aan mijn vraag.
Ze dateren uit 2001. Het Steunpunt Cultuur richtte zich op zeven onderzoekslijnen: participatiesurvey, cultuureducatie, cultuurbeleving, kansengroepen en sociale participatie, lokaal sociaal-cultureel werk enzovoort. U zult misschien net als ik de bedenking hebben dat ze de voorbije maanden en jaren – twee, drie jaar – minder zichtbaar zijn geweest met beleidsonderzoek en onderzoeksresultaten dan de jaren daarvoor. Dat is, denk ik, ook zo. Ze waren al wat ingekrompen op financieel vlak.
De taakstelling van de steunpunten loopt af op 31 december van dit jaar en er heerst volop onduidelijkheid over het vervolg. Minister Muyters, die het beleidsondersteunend onderzoek coördineert, stelde in antwoord op een vraag om uitleg van collega Rzoska dat er een bijsturing van de werking van de steunpunten zat aan te komen, maar kon daar toen nog weinig over zeggen omdat er op dat ogenblik nog een evaluatie liep.
Inmiddels is die evaluatie er, en vandaar mijn vraag. Die evaluatie is aan de SERV overgemaakt. Op 16 maart boog de SERV zich over de toekomstige organisatie van dat beleidsrelevant wetenschappelijke onderzoek.
Ik maak nu een bedenking. Ik herinner me dat de inbedding in dat beleidsveld oneigenlijk is. In 2001 speelden pragmatische overwegingen om het daar onder te brengen. Men koppelde onderzoeken aan economische doelstellingen. Tezelfdertijd is het onderzoeksveld over alle beleidsdomeinen uitgesmeerd. Eigenlijk wil ik zeggen dat de beslissing om het daar onder te brengen eerder willekeurig is.
Uit de evaluatie en ook uit het advies van de SERV blijkt dat de verschillende steunpunten positief werden geëvalueerd. Er wordt zelfs aangedrongen op de versterking van multidisciplinaire en internationale aspecten, en ook op een beperking van het aantal onderzoeksthema’s, wat gerichter werken moet toelaten. Er wordt ook gevraagd dat de overheid beter formuleert wat men verwacht van de onderzoeken, en dat men beter inspeelt op de beleidscycli van de Vlaamse overheid. De SERV vraagt ook dat de Vlaamse Regering zich structureel engageert, zodat de steunpunten uitzicht krijgen op een langetermijnperspectief en beter met elkaar en met de overheid en andere onderzoeksinstellingen kunnen samenwerken. Dat alles is logisch, denk ik.
Er wordt dus degelijk, nuttig werk verricht. Er kan nog meer gebeuren. Toch bereiken ons signalen dat er eerder een afbouw dan een verdere uitbouw op komst is. Ik verwijs dan naar de vraag van de heer Rzoska, en het schot voor de boeg van de heer Gryffroy. Hij suggereerde de piste om de verschillende beleidsdomeinen van onder de coördinerende vleugels van het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) weg te halen. Beleidsondersteunend onderzoek zou dan door de diverse beleidsdomeinen worden gestuurd en gefinancierd. Dit is natuurlijk een simpele remedie om dubbele financiering te vermijden, maar op die manier dreigt wel het kind met het badwater te worden weggegooid. Multidisciplinair onderzoek komt in het SERV-advies immers naar voren als iets waar nog sterker moet op worden ingezet.
Inmiddels is bekend geworden dat minister Muyters de onderzoeksmiddelen wil heroriënteren. Vanaf 1 januari 2016 zou het steunpunt op droog zaad worden gezet. Het is een pijnlijk verhaal. Gedurende vijftien jaar is geïnvesteerd in longitudinaal onderzoek. Wie het dossier kent, is doorgaans lovend over het geleverde werk. Het zou echt een doodzonde zijn om het onderzoek over participatie op te geven. We hebben lang moeten wachten op goede data over participatie. Die kunnen maar goed worden beoordeeld als men langetermijntrends kan waarnemen, want pas dan kan men vaststellen of beleidskeuzes een impact hebben.
Minister, versterkt het advies van de SERV uw geloof in de noodzaak van beleidsondersteunend onderzoek over cultuur? Hoe evalueert u de keuze van de zeven onderzoekslijnen? Zijn dat volgens u goede keuzes? Zitten er hiaten in? In welke mate wordt rekening gehouden met het SERV-advies bij de taakstelling van het beleidsondersteunend cultuuronderzoek van de vierde generatie, bijvoorbeeld inzake het beperken van het aantal onderzoeksthema’s? Hoe staat u tegenover de suggestie van de SERV dat multidisciplinair en internationaal onderzoek nuttig en nodig is? Kunt u daar concrete voorbeelden op plakken die zijn gelinkt aan het beleidsdomein cultuur? Vindt u het in dat opzicht nog steeds nuttig dat qua afstemming en financiering de verschillende steunpunten in het departement EWI worden overkoepeld?
Wanneer komt er duidelijkheid over de toekomst van het steunpunt Cultuur en het ruimere kader? Komen de nodige financiële middelen er? Wordt het lopende onderzoek stilgelegd? Worden bepaalde onderzoeksopdrachten verlengd? Zal men vanaf 1 januari al onmiddellijk kunnen starten met beleidsondersteunend onderzoek door het Steunpunt Cultuur, rekening houdend met de looptijd die nodig is voor het uitschrijven en aanbesteden van onderzoeksopdrachten? Eenvoudig gezegd wil ik weten of er geld zal zijn om het steunpunt in een of andere vorm te continueren. Ik pleit er dus voor om dat te doen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik ben zelf betrokken bij het werk van het steunpunt wanneer het gaat over media, en daarom aarzelde ik om me hier bij de heer Caron aan te sluiten. Toch doe ik dat, want ik vind dat we zijn oproep moeten steunen. Men moet weten dat het Nederlandse Sociaal en Cultureel Planbureau al sinds de jaren 70 de cultuur- en sportparticipatie van de Nederlanders meet. Dat laat toe om langetermijntrends vast te stellen en te monitoren. De derde Participatiesurvey loopt op zijn einde. We zullen die nog kunnen bekijken. Het zou evenwel erg jammer zijn als de sinds het begin van de eeuw opgebouwde regelmaat zou wegvallen. Dat zou spijtig zijn voor de wetenschap, maar ook en vooral voor het cultuurbeleid, want het is essentieel dat we langetermijntrends kunnen monitoren.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de vraag van de heer Caron inspireert mij tot een bijkomende vraag: stelt hetzelfde probleem zich voor het Steunpunt Media? Dat is niet het voorwerp van deze vraag, maar het zou interessant zijn om daarover meer te vernemen.
Minister, de heer Caron heeft heel terecht gewezen op het belang van longitudinaal onderzoek. We hebben het al een paar keer gehad over de monitoring die we het best zouden doen in het kader van heel het lokale cultuurbeleid en de ontwikkelingen daarin. Ziet u daar voor hen een mogelijkheid in om die rol op te nemen en/of is er anderzijds hierin ook een rol voor de administratie weggelegd?
De heer Meremans heeft het woord.
Ik begrijp natuurlijk de bekommernis van mijn collega’s. Maar als je de beleidsnota’s van zowat elke minister doorploegt, zie je dat beleidsrelevant onderzoek daarin toch wordt benadrukt. Ik zie nergens dat men het zou afschaffen. Maar we moeten realistisch zijn en het is natuurlijk zo – en dat is een platgetreden pad – dat we in budgettair toch wat moeilijkere tijden zitten. Het moet worden bekeken in hoeverre een aantal zaken efficiënter kunnen worden ingezet. Het is er mij niet om te doen vanwaar het komt, als het maar kan leiden tot relevant onderzoek. Minister, hoe gaat het in de toekomst verder? Van welke middelen zal dat komen? Hoe gaat men dat efficiënter proberen in te zetten? Als er minder middelen zijn, hoe gaat men dat proberen op te lossen om toch tot onderzoek te komen?
Minister Gatz heeft het woord.
Het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) geeft verschillende interessante aanbevelingen die nuttig zijn in de organisatie van het beleidsrelevant wetenschappelijk onderzoek. Het heeft dus duidelijke verdiensten. Maar ik zie ook persoonlijk het belang van beleidsondersteunend onderzoek in. Ik verwijs graag naar mijn beleidsnota Cultuur. In die nota onderstreep ik het belang van voldoende betrouwbare en ontsloten beleidsrelevante gegevens en historische reeksen over de sector, aangevuld en geduid met ander kwalitatief onderzoeksmateriaal. Ik citeer nog even uit de beleidsnota: “Een doordacht en duurzaam cultuurbeleid heeft nood aan cijfers en data als onderbouw en voeding om het beleid te staven.”
Het advies van de SERV geeft wel enkele strategische doelstellingen met betrekking tot beleidsrelevant wetenschappelijk onderzoek die ik graag mee onderschrijf: planmatig werken, beleidsrelevantie en bruikbaarheid verzekeren, samenwerking, langetermijnperspectief, een goede spreiding over alle beleidsthema’s, valorisatie van de onderzoeksresultaten enzovoort. Het zijn doelstellingen die ik ook belangrijk vind als we tot een degelijke beleidsondersteuning via wetenschappelijk onderzoek willen komen.
De zeven onderzoeksthema’s die in het vorige Steunpunt werden opgenomen, zijn absoluut relevant. Participatie, cultuureducatie, kansengroepen, e-cultuur, cultuur en economie – om enkele thema’s te noemen – zijn nog steeds belangrijke beleidsmatige uitdagingen, getuige de beleidsnota Cultuur en de daarin opgenomen beleidsdoelstellingen. Zoals uit de evaluatie van het Steunpunt blijkt, zijn er altijd wel aandachtspunten of verbeterpunten te geven over de werking van het Steunpunt. Door beperkte middelen werden enkele onderzoekslijnen binnen het Steunpunt minder sterk uitgebouwd, met name IT en economische aspecten. Maar dit doet geen afbreuk aan de relevantie van de zeven onderzoekslijnen en het mooie werk dat het Steunpunt realiseerde.
Een belangrijk hiaat, dat ook in de evaluatie van het Steunpunt naar boven kwam, is de gebrekkige aandacht voor de productiezijde van cultuur. Naast het noodzakelijke onderzoek naar de participatie zou het zinvol zijn om ook de productiezijde en de spreiding van het aanbod in kaart te brengen, en de impact hiervan op participatie.
Het is nog niet duidelijk of er een beleidsondersteunend onderzoek van de vierde generatie komt. Binnen het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) wordt, zoals u hebt opgemerkt, mijnheer Caron, aan een nieuw concept omtrent beleidsrelevant onderzoek gewerkt, dat na de huidige erkenningstermijn zou ingaan. Uitgebreide informatie hierover zult u bij mijn collega bevoegd voor het wetenschapsbeleid moeten opvragen. Ik kan u vertellen dat een van de kernelementen binnen dit concept de responsabilisering is van de beleidsdomeinen. In dit geval zal het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media (CJSM) bekijken wat gecontinueerd kan worden en daarvoor de nodige budgetten vinden. Deze oefening wordt momenteel door mijn administratie voorbereid.
Ik lees in het SERV-rapport een pleidooi voor een goede spreiding van het onderzoek over alle belangrijke beleidsvelden en beleidsthema’s, zodat er geen hiaten vallen in de onderzoeksprogramma’s. Voor een beleidsveld als Cultuur dat, binnen zijn academische onderzoekswereld over weinig specifieke onderzoeksbudgetten kan beschikken, is dit een zeer dankbaar element in het advies van de SERV.
Ik volg volledig het pleidooi van de SERV voor een multidisciplinaire werking binnen beleidsrelevant onderzoek. Voor Cultuur is dit handig te concretiseren, het huidige Steunpunt was immers al in zekere mate multidisciplinair. Het was een consortium van uiteenlopende vakgroepen binnen drie universiteiten, met sociologen, communicatiewetenschappers en economen. Die diversiteit vind ik absoluut noodzakelijk. Een multidisciplinaire werking is altijd interessant en kan nieuwe denksporen creëren.
Het cultuurbeleid is binnen de verschillende Europese lidstaten sterk verschillend, op het vlak van bijvoorbeeld sectororganisatie, culturele bevoegdheden of beleidsinstrumenten. Lokale expertise is dus belangrijk, en daarom vind ik het geen minpunt dat het huidige onderzoekssteunpunt samengesteld is uit enkel binnenlandse onderzoekscentra. Ik vind het wel belangrijk dat de onderzoekers zich wat betreft kwaliteitsbewaking, kennisdeling en expertiseontwikkeling meten aan collega’s in internationale onderzoeksinstellingen.
De ondersteuning vanuit EWI is zeer nuttig. EWI ontwikkelde het raamkader – decretaal, methodisch en juridisch –, zorgde voor een cofinanciering voor de sectorale onderzoekssteunpunten, bood juridische en zakelijke ondersteuning bij de samenwerking met universiteiten en creëerde afstemming tussen de verschillende onderzoekssteunpunten. Indien deze ondersteuning wegvalt, wat nog niet is uitgemaakt, zal dit zeker een gemis zijn voor ons beleidsdomein.
Het huidige Steunpunt Cultuur kreeg een jaarlijkse financiering van het departement CJSM van 186.000 euro en vanuit EWI een jaarlijkse financiering van 372.000 euro. U kunt dus begrijpen dat het geen evidente beslissing is om te bekijken wat we, in voorkomend geval, kunnen continueren met enkel de middelen van Cultuur en wat we, in voorkomend geval, zouden moeten stopzetten.
Binnen mijn departement wordt momenteel aan voorstellen gewerkt om de continuering van het Steunpunt Cultuur mogelijk te maken. Ik kan hierbij enkel duidelijkheid creëren en modellen uitwerken voor de steunpunten die onder mijn bevoegdheid vallen. De begrotingsopmaak 2016 – en dit zal dan wel het belangrijkste element zijn in mijn antwoord – wordt hierbij een belangrijke mijlpaal aangezien op dat moment de nodige middelen moeten worden verzekerd om de continuïteit te garanderen.
De lopende onderzoekslijnen van het Steunpunt Cultuur zullen volgens de huidige planning zonder problemen afronden dit jaar. Dit werd op de laatste stuurgroepvergadering van het onderzoekssteunpunt in maart 2015 nog bevestigd door de medewerkers van het steunpunt.
Mijn eerste bekommernis is het veiligstellen van de longitudinale onderzoekslijnen opdat we hier geen kennisverlies lijden. Ik denk bijvoorbeeld voor cultuur aan de data uit de participatiesurvey. Dat er op 1 januari onmiddellijk verder kan worden gewerkt, kan ik op dit ogenblik niet verzekeren. Ik zal er mij uiterst voor inspannen. Het behoud van de nodige expertise binnen de onderzoeksinstellingen is evenwel een bezorgdheid die ik met de betrokken universiteiten en mijn administratie deel.
Mevrouw Brouwers, ik kan niet onmiddellijk zeggen wat dit betekent voor het Steunpunt Media. Men kan enig parallellisme wel veronderstellen, maar ik kan het niet bevestigen omdat ik het niet weet.
De link aan de monitoring inzake het lokaal cultuurbeleid moeten we misschien bespreken in een aparte vraag of een apart debat. De werkafspraak die we aan het treffen zijn, gebeurt op het vlak van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). We moeten nagaan in hoeverre bepaalde zaken complementair kunnen zijn, samenlopen, elkaar versterken enzovoort. Het zijn op dit ogenblik wel twee verschillende sporen.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik vind er een dualiteit – positief uitgedrukt – of een dubbelzinnigheid – negatief uitgedrukt – in terug. De kabinetschef van minister Muyters heeft op een vergadering met de onderzoekssteunpunten vlakaf gezegd dat ze vanaf 1 januari 2016 naar hun geld kunnen fluiten vanuit EWI: het is gedaan. Mijnheer Meremans, u weet zeer goed dat minister Muyters die middelen voor andere doeleinden wil inzetten. Laten we daar eerlijk over zijn.
De dualiteit, minister, zit in het volgende. Enerzijds roemt u het multidisciplinaire, het grensoverschrijdende, de interdisciplinaire aanpak. Anderzijds dwingt EWI u in een disciplinaire aanpak, mono, niet meer multiple, gericht op en betaald vanuit Cultuur. Wat betekent anders een zinnetje als “responsabilisering van de beleidsdomeinen” en “mijn administratie bereidt dat voor”?
U hebt cijfers genoemd, maar het ging een beetje te snel voor mij. Als ik het goed begrijp, hebt u ongeveer 186.000 euro per jaar nodig om dat onderzoekssteunpunt in het huidige volume maar met bijgewerkte opdrachten tot in de vierde generatie verder te zetten. Er komt geen multidisciplinaire aanpak meer vanuit EWI. De samenwerking tussen de onderzoekssteunpunten zal minder groot zijn dan ooit tevoren. Alle adviezen van de SERV worden gebakken lucht. Sorry dat ik het zo hard uitdruk.
Ik zeg ook niet dat EWI de oplossing is en dat minister Muyters de grote schuldige is. Zoiets is de collectieve verantwoordelijkheid van de Vlaamse Regering, maar ik weet waar het op uitkomt: er zullen minder onderzoeken gebeuren en er zal minder geld voor zijn. Dat kan me, cru gesteld, in hoofde van die onderzoekers nog niet eens schelen. Het kan me heel erg schelen voor de monitoring, het volgen van het cultuurbeleid in al zijn facetten, en niet alleen op het vlak van participatie maar ook de productie- en spreidingszijde.
Daarnet hebben we het over het muziekbeleid gehad. Zou het niet fantastisch zijn om te beginnen met het verzamelen van enkele data over muziekpraktijken en de economische return? U vindt ook dat dit terrein te weinig in beeld komt, idem voor IT. Ligt er iets dichter bij elkaar dan muziek en IT?
Ik apprecieer wel dat u het zult bekijken en dat u uw best wilt doen, maar of het zal lukken is niet zo zeker. De begroting 2016 zal inderdaad een mijlpaal zijn. Ik doe mijn best om niet cynisch te worden, maar ik vind het niet tof wat de Vlaamse Regering op dit vlak doet. Het is echt niet ok om op die manier te werken. Dat moet me van het hart. Al goed en wel dat er wordt geëvalueerd, bijgestuurd en bespaard, maar dit is een manier van dingen afbreken waarvan ik denk dat de meesten er wel voor zijn. Het gebeurt op een sluikse en achterbakse manier. Via omwegen wordt ingegrepen en staan we ernaar te kijken. Ik zal minister Muyters ook ondervragen, maar het zal een nutteloze oefening zijn. Ik zal ze ook doen voor Jeugd, Sport en Media, want daar is hetzelfde aan de hand. Eindelijk wordt er een beetje een evidence based beleid gevoerd. Er is vele keren geklaagd over het gebrek aan wetenschappelijke onderbouw van het beleid in de zachte sectoren. Nu we dat kunnen meten, doen we de boeken toe.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik wil het pleidooi van de heer Caron ondersteunen en kracht bijzetten. In 2002 was er de eerste participatiesurvey, in 2009 de tweede en nu de derde. Als dit nu stopt, hebben we een dikke tien jaar gemeten om nu te stoppen. Dat is geen goed beleid. Het regeerakkoord staat vol van het belang van beleidsrelevant onderzoek. Het is inderdaad een verantwoordelijkheid van de hele Vlaamse Regering. U zegt altijd dat u uw best zult doen. VIAA is net hetzelfde verhaal. Dat is een fantastisch project dat is gestart en waarvan u het belang inziet. U probeert het voor een deel op uw middelen te nemen.
Als een minister van Innovatie echter niet wil zien hoe belangrijk ook dat wetenschappelijk onderzoek is voor innovatie, dan hebben we een probleem, dan gaan we in Vlaanderen gewoon heel sterk achteruit.
De heer Meremans heeft het woord.
Divide et impera. Minister, eigenlijk zegt de oppositie dat u een brave jongen bent, maar dat het minister Muyters is die de stouterik is. Dat is zo’n beetje de teneur die ik hier hoor. (Opmerkingen van de heer Bart Caron)
Mijnheer Caron, het is altijd leuk om er één minister uit te halen. Minister, ik hoor hier net dezelfde verhalen, dezelfde onheilstijdingen die ik heb gehoord toen het ging over de Strategische Visienota Kunsten. Achteraf zei men dan dat het moeilijk is om oppositie te voeren tegen u. Ik geef dat maar mee.
Het voordeel van de oppositie is natuurlijk dat ze allerlei tijdingen de wereld in kan sturen, maar daar geen verantwoordelijkheid voor hoeft te dragen. Het is natuurlijk eenvoudig te zeggen dat dit en dat meer moet gebeuren, maar de rekening moet ook kloppen. Mijnheer Caron, dat heb ik hier al honderd keer gezegd. (Opmerkingen van de heer Bart Caron)
In de aanloop naar de verkiezingen heb ik u in allerlei lokalen de miljoenen horen verdelen. Tot daar aan toe. Als er budgettaire krapte is, dan moet je keuzes maken: daar ben ik van overtuigd. De minister zegt dat hij probeert te zien wat hij kan doen. Hij heeft duidelijk gewezen op de continuering van het onderzoek, dat ook wel belangrijk is, maar natuurlijk kun je wat er niet is, er ook niet zomaar bij fantaseren.
Ik vind het ook een beetje flauw wat de oppositie probeert te zeggen. U bent een toffe minister, zeggen ze, en dat is de slechte. De regering is echter één en beslist bij mijn weten nog altijd collegiaal. We zullen proberen de middelen efficiënt te gebruiken. Het lijkt me ook evident dat dit gevolgen zal hebben. Ik ga echter niet meedoen met de wolven die voor de zoveelste keer in het bos staan te huilen. In deze budgettair krappe tijden lijkt dat me toch al te gemakkelijk.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik denk dat de oppositie, zelfs al moet ze haar rol spelen, net iets te verregaande conclusies trekt. Wanneer ik haar hoor, dan lijkt het alsof het multidisciplinair longitudinaal onderzoek ten dode is opgeschreven. Dat is in mijn ogen niet zo. Ik denk dat we ook in dit parlement alles volgens de regels van de kunst moeten doen. Het is nuttig en zelfs noodzakelijk, zoals u hebt aangegeven, om daarover een politiek, maar ook inhoudelijk debat met minister Muyters te hebben. We zullen daarover ook verder overleggen in de regering, om ervoor te zorgen dat we zelfs in budgettaire moeilijke omstandigheden toch nog altijd kunnen onderzoeken wat we willen en moeten onderzoeken. Mevrouw Segers, ik ben het immers met u eens als u zegt dat de kennis die we de voorbije jaren of zelfs langer hebben opgebouwd met betrekking tot participatieonderzoek, moeten kunnen voortzetten, zelfs al zouden er gewijzigde omstandigheden zijn. Ik zou er met andere woorden toch niet van uitgaan dat het op dit ogenblik zwart-wit is. Mijn antwoord was trouwens ook zo niet. Zoek dus de grijze zone in de regering. Misschien kunt u dan constructief meewerken, met de goede inhoudelijke argumenten die u had en hebt, om mee bijkomende oplossingen te realiseren. Ik zal echter zeker mijn verantwoordelijkheid nemen. In eerste instantie ligt dit bij de regering. Dit lijkt me echter een debat dat je ook moet voeren in de andere commissie, niet vanuit het pingpongspel van ‘ondervraag eens een andere minister’, maar om inderdaad te bekijken hoe we dat beleidsondersteunend onderzoek, als we dat dan toch multidisciplinair en beleidsveldoverschrijdend willen hebben, precies verder blijven invullen.
De heer Caron heeft het woord.
Ik zal niet de goede en de slechte zoeken. Ik voel me de ‘ugly’. (Opmerkingen van de heer Marius Meremans)
For a few dollars more. (Gelach)
Met die melancholische muziek van Ennio Morricone daarachter. Maar dat geheel terzijde.
Mijnheer Meremans, het gaat hier niet over een discussie over budgettair krappe tijden. Het gaat over een discussie over een bestaand budget dat wordt geheroriënteerd, of dat een minister anders wil gebruiken, waarmee hij het principe van het transversaal, multidisciplinair onderzoek in de diverse beleidsdomeinen fnuikt en het begrip ‘innovatie’ afperkt tot zijn bevoegdheidsdomein. Ik zal het hem zelf vragen, maar ik zeg dat te uwen behoeve.
Mijnheer Meremans, indertijd is ervoor gekozen om dat op die manier te groeperen. Als er nu voor zou worden gekozen om het te ‘degroeperen’ en het terug te brengen naar de diverse domeinen, mij goed, maar dan moet men ook de budgetten opnieuw eerlijk verdelen en die niet wegroven van die beleidsdomeinen. Laat me dat duidelijk zeggen. Ik ben geen pessimist, maar ik zie gewoon wat ik zie. Minister Gatz moet binnen zijn budget morgen gewoon andere mensen pijn doen om onderzoeksbudgetten te vinden. Als u dat oké vindt, dan stel ik vast dat u het politieke lot van minister Muyters hoger inschat dan het belang van het onderzoek met betrekking tot cultuurbeleid. Dat is duidelijk. Dat is een keuze zoals een andere.
De vraag om uitleg is afgehandeld.